Wetenschap en het onherhaalbare — een sprookje

Het gebeurde tijdens de toespraak van de decaan voor de gehele natuurwetenschappelijke staf, dat die voetbal door de ruit kwam. De pedel, die de toespraak op video zette, draaide zich verschrikt om, en nam zo het stuiteren van de bal op. Ik sprong naar het raam, en keek naar buiten — niets te zien natuurlijk. „Hij is weggedoken!”, merkte ik op. „Wie?” vroeg de decaan. „Nou, die straatjongen die die bal heeft geschopt!” „Hoe kom je erbij dat er een straatjongen zou zijn geweest?”, vroeg de decaan tot mijn verbazing — „Pedel, laat die beelden eens zien!”.

De pedel gehoorzaamde, en de hoogleraar mechanica analyseerde de beelden van de stuiterende bal. „Een elastische coëfficiënt van 0,8”, meldde hij, en dook in een berekening van het effect van de luchtweerstand. „We zitten hier zes meter boven het wegdek, dus‥”. Zijn stem verviel tot wat gemompel van formules, en even later wees hij de plek op de grond buiten aan vanwaar de bal opgestuiterd moest zijn. „En om zo hoog op te stuiteren moet hij neergekomen zijn met een kracht‥” En even later had hij de plek waar de bal een stuitering eerder geweest moest zijn — en zo ging het door. Aan de hand van een kaart van de stad bepaalde hij alle plekken waar de bal de grond geraakt moest hebben.

„Wacht even”, riep de materiaalkundige enthousiast, „deze bal is van een rubbersoort met een behoorlijke frictiecoëfficiënt — dat betekent dat hij bij al die stuiteringen gesleten moet zijn. Hoe verder we teruggaan in de tijd, des te dikker was hij dus. Even rekenen‥”

„En vergeet de warmte ontstaan door de wrijving in de dampkring niet”, vulde de ruimtevaartkundige aan. We zagen hier de laatste paar stuiteringen, die waren niet zo hoog, maar als we een paar dagen terugrekenen praten we over en baan hoog door de stratosfeer!” Het enthousiasme was nu algemeen. De chemicus was aan het uitknobelen van wat voor materiaal de bal oorspronkelijk geweest had moeten zijn om bij verhitting in de dampkring omgezet te zijn tot deze rubberachtige substantie, de astronoom was aan het bepalen uit welke richting de bal de aarde benaderd had‥

In mijn verbijstering riep ik uit: „Kom nou, mensen, die bal is toch gewoon door een kwajongen door de ruit getrapt?”

De anderen vielen stil, en keken me wantrouwend aan. „Zeg eens”, verwoordde de decaan aller gedachten, „hebben we hier een cryptocreationist in ons midden? Heeft iemand soms een voetballende jongen gezien? In je privéleven mag je geloven in ieder sprookje dat je maar wilt, maar hier wordt wetenschap bedreven, mijnheer!”

„Ja maar‥ Die jongen is natuurlijk meteen weggedoken.”

„Kijk eens aan”, klonk het sarcastisch. „Hoe handig, een hypothetische straatjongen die zich niet laat waarnemen.”

Ik gaf het op en ging naar huis.