De positie van de vrouw in het Nieuwe Verbond

Jezus gedroeg zich opvallend pro-vrouw.

Mattheüs 13:34, Mattheüs 25:1-13, Lukas 15:8-9, Lukas 18:1-8
Jezus liet vaak vrouwen optreden in zijn gelijkenissen. In de gelijkenis van de verloren penning wordt God bij een vrouw vergeleken (en Jezus vergelijkt zichzelf bij een hen, een kip, in Mattheüs 23:37, Lukas 13:34).
Mattheüs 24:40-41
Vrouwen hebben hun plaats in voorbeelden.
Mattheüs 15:28
Jezus complimenteert een vrouw (en een man — Mattheüs 8:10, Lukas 7:9) om haar geloof. Vergelijk ook Mattheüs 9:29, Marcus 5:34, Marcus 7:29, Lukas 7:50, Lukas 18:42 en Johannes 4:50.
Mattheüs 26:6-13, Lukas 7:36-50, Marcus 12:41-44
Jezus prijst waar het uitkomt de vrouw ten koste van de man.
Mattheüs 27:55, Lukas 8:1-3, Marcus 15:40-41
Tegen de rabbijnse leer in trok Jezus rond in gemengd gezelschap. Hij stelde zich afhankelijk op van vrouwen, en accepteerde dat zij Zijn patroons waren.

Vrouwen waren belangrijke getuigen (en evangelisten).

Mattheüs 27:19
Pilatus' vrouw getuigde tegen haar man.
Lukas 2:36-38
Terwijl Simeon tegen de ouders spreekt, is Anna degene die tot het grote publiek over Jezus spreekt.
Lukas 24:9-11
De eerste getuigen van de opstanding spreken niet alleen tot de discipelen, maar tot allen!
Johannes 4:28-30
De Samaritaanse vrouw getuigt tegen haar stadsgenoten (en met succes: Johannes 4:39)!

Jezus weigert de vrouw in de traditionele rol te duwen.

Mattheüs 10:34
Vrouwen worden geacht evenzeer te staan voor hun geloof als mannen, en met dezelfde consequenties.
Lukas 11:27-28
Jezus stelt dat niet de moederrol, maar het omgaan met Gods Woord belangrijk zijn.
Marcus 10:12
Jezus gaat ervan uit dat ook een vrouw een echtscheiding kon initiëren — en even schuldig is als ze daarna hertrouwt.
(Ook Paulus erkent dat een vrouw kan echtscheiden: 1 Korinthiërs 7:13.)
Johannes 4:7-26
Jezus gaat om met de Samaritaanse vrouw (onrein alsof ze altijd menstrueerde, volgens de Talmoed Niddah 4:1) zoals Hij met een man om zou zijn gegaan; zie ook de verbazing van zijn discipelen in Johannes 4:27. Evenzo is Jezus in Johannes 11:33 even boos op Maria als op de Joden in Johannes 4:38.

Vrouwen mogen profeteren, en doen dat ook.

Handelingen 2:17-18
En het zal zijn in de laatste dagen, zegt God, dat Ik zal uitstorten van mijn Geest op alle vlees; en uw zonen en uw dochters zullen profeteren, en uw jongelingen zullen gezichten zien, en uw ouderen zullen dromen dromen: ja, zelfs op mijn dienstknechten en mijn dienstmaagden zal Ik in die dagen van mijn Geest uitstorten en zij zullen profeteren.
Handelingen 21:9
Deze had vier ongehuwde dochters, die profetessen waren.
1 Korinthiërs 11:5
Maar iedere vrouw, die blootshoofds bidt of profeteert, doet haar hoofd schande aan, want zij staat gelijk met ene, die kaalgeschoren is.

Ook geven vrouwen onderwijs.

Handelingen 18:26z
En toen Priscilla en Aquila hem hoorden, namen zij hem tot zich en legden hem de weg Gods nauwkeuriger uit.
Romeinen 16:3
Groet Prisca en Aquila, mijn medearbeiders in Christus Jezus,
Titus 2:3
Oude vrouwen eveneens, priesterlijk in haar optreden, niet kwaadsprekend, niet verslaafd aan veel wijn, in het goede onderrichtende,

Vrouwen worden als individu behandeld.

Handelingen 5:8-10
Saffira krijgt een eigen proces, onafhanhelijk van Ananias. Zij kan zich ook niet verschuilen achter de gehoorzaamheid aan haar man, maar is persoonlijk verantwoordelijk.

Mannelijke en vrouwelijke prostitués worden gelijk behandeld, zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament. Een voorbeeld: de tijdelijke wet in Leviticus 19:29 noemt slechts vrouwen, maar de definitieve in Deuteronomium 23:17 noemt beide. Dit laatste vers heeft qedesjah (Genesis 38:21-22, Hosea 4:14) en qadesj (1 Koningen 14:24, 1 Koningen 15:12, 1 Koningen 22:46, 2 Koningen 23:7, Job 36:14), letterlijk heilig — het gaat hier namelijk om tempelprostitutie.

God vergelijkt zichzelf bij een vrouw in het Oude Testament: In Jesaja 66:13 als moeder, als de Israël verwekkende (mannelijk) en barende (vrouwelijk) tegelijk in Deuteronomium 32:18, als een verstoten echtgenote in Maleachi 2:13-16. In Job 38:8, Job 38:29 wordt gesproken van Gods baarmoeder.