God kan zondaars verstokken

Als mensen bewust tegen Gods Wet kiezen kan Hij ervoor kiezen hen in dat gedrag te verstokken: ze hebben dan de gelegenheid gehad zich te bekeren, en deze niet aangegrepen.

Ezechiël 20:23-25
Nochtans zwoer Ik in de woestijn, dat Ik hen zou verstrooien onder de volken en verspreiden over de landen, omdat zij mijn verordeningen niet opvolgden, mijn inzettingen verwierpen, mijn sabbatten ontheiligden en omdat hun ogen gevestigd waren op de afgoden van hun vaderen. Toen gaf Ik hun zelf inzettingen die niet goed waren, en verordeningen waardoor zij niet zouden leven.
Romeinen 1:21-32
Immers, hoewel zij God kenden, hebben zij Hem niet als God verheerlijkt of gedankt, maar hun overleggingen zijn op niets uitgelopen, en het is duister geworden in hun onverstandig hart. Bewerende wijs te zijn, zijn zij dwaas geworden, en zij hebben de majesteit van de onvergankelijke God vervangen door hetgeen gelijkt op het beeld van een vergankelijk mens, van vogels, van viervoetige en van kruipende dieren. Daarom heeft God hen in hun hartstochten overgegeven aan onreinheid, zodat bij hen het lichaam onteerd wordt. Zij immers hadden de waarheid Gods vervangen door de leugen en het schepsel vereerd en gediend boven de Schepper, die te prijzen is tot in eeuwigheid. Amen. Daarom heeft God hen overgegeven aan schandelijke lusten, want hun vrouwen hebben de natuurlijke omgang vervangen door de tegennatuurlijke. Eveneens hebben de mannen de natuurlijke omgang met de vrouw opgegeven, en zijn in wellust voor elkander ontbrand, als mannen met mannen schandelijkheid bedrijvende en daardoor het welverdiende loon voor hun afdwaling in zichzelf ontvangende. En daar zij het verwerpelijk achtten God te erkennen, heeft God hen overgegeven aan een verwerpelijk denken om te doen wat niet betaamt: vervuld van allerlei onrechtvaardigheid, boosheid, hebzucht en slechtheid, vol nijd, moord, twist, list en kwaadaardigheid; oorblazers, lasteraars, haters van God, verwatenen, overmoedigen, grootsprekers, vindingrijk in het kwaad, hun ouders ongehoorzaam; onverstandig, onbestendig, zonder hart of barmhartigheid. Immers, hoewel zij de rechtseis van God kenden, namelijk, dat zij, die zulke dingen bedrijven, de dood verdienen, doen zij ze niet alleen zelf, maar schenken ook nog hun bijval aan wie ze bedrijven.
2 Thessalonicenzen 2:9-12
Daarentegen is diens komst naar de werking des satans met allerlei krachten tekenen en bedrieglijke wonderen, en met allerlei verlokkende ongerechtigheid, voor hen, die verloren gaan, omdat zij de liefde tot de waarheid niet aanvaard hebben, waardoor zij hadden kunnen behouden worden. En daarom zendt God hun een dwaling, die bewerkt, dat zij de leugen geloven, opdat allen worden geoordeeld, die de waarheid niet geloofd hebben, doch een welgevallen hebben gehad in de ongerechtigheid.

In het bijzonder begint het sluiten van de oren en het verharden van het hart bij de mens, zoals in de volgende voorbeelden.

2 Koningen 17:13-18
2 Kronieken 24:19 en volgende
Jeremia 25:3-8
Jeremia 35:15
Jeremia 44:4-6
Zacharia 7:11-12
Maar zij weigerden te luisteren, zetten hun schouder er dwars tegenin en stopten hun oren toe om niet te horen; hun hart maakten zij als diamant, om niet te horen naar de onderwijzing en de woorden die de Here der heerscharen door zijn Geest, door de dienst van de vroegere profeten, had doen overbrengen. Daarop kwam er een grote toorn van de Here der heerscharen.
Zie ook
2 Kronieken 33:10-11, waar nog geen totale verharding heeft plaatsgevonden.
Jeremia 1:17z, waar oorzaak en gevolg in een andere context duidelijk worden aangegeven.

Het principe wordt goed samengevat in de volgende spreuk.

Spreuken 29:1
Wie zijn nek verhardt ondanks herhaalde vermaning, wordt opeens onherstelbaar gebroken.

Verdere voorbeelden: 1 Samuël 2:25z, 2 Kronieken 25:16, 2 Kronieken 36:12-16. Zie ook de conclusie in Nehemia 9:33.

In deze context kan God een dwaalgeest sturen.

In dit licht valt ook de vernietiging der Kanaänitische volkeren te zien: ze hadden de tijd gehad zich te bekeren (Genesis 15:16), maar omdat ze dat weigerden deed God hun kiezen voor de confrontatie met Jozua in plaats van de vlucht (Jozua 11:20).

((Te doen.))

De mens verhardt zelf
Deuteronomium 10:16, 2 Kronieken 30:8, Nehemia 9:16-17, Nehemia 9:29, Job 9:4, Psalmen 95:8, Spreuken 28:14, Jeremia 7:26, Jeremia 17:23, Jeremia 19:15, Marcus 3:5, Marcus 6:52, Marcus 8:17, Hebreeën 3:8, Hebreeën 3:15, Hebreeën 4:7
God verhardt
Johannes 12:40, Romeinen 9:18, Romeinen 11:7, Romeinen 11:25
Onduidelijk
Handelingen 19:9, 2 Korinthiërs 3:14, Efeziërs 4:18, Hebreeën 3:13 (verharding hangt van ons af).