Πορνος

Πορνος betekent (zie de uitleg hier) „levendvleesverkoper”, prostitué, veile man, hoereerder. Het gaat dus niet om hoerenlopers, maar om mannen die hun lichaam uitbaten, of mogelijk om souteneurs, pooiers. Door de aard van het Grieks kan dit woord in het meervoud ook gebruikt worden om mannen en vrouwen samen aan te duiden.

1 Korinthiërs 5:9-11
Ik schreef u reeds in mijn brief, dat gij niet moest omgaan met hoereerders; niet met de hoereerders uit deze wereld in het algemeen of met de geldgierigen en oplichters of afgodendienaars, want dan zou men wel uit de wereld moeten gaan. Nu evenwel schrijf ik u, dat gij niet moet omgaan met iemand, die, al heet hij een broeder, een hoereerder, geldgierige, afgodendienaar, lasteraar, dronkaard, of oplichter is; met zo iemand moet gij zelfs niet samen eten.
1 Korinthiërs 6:10
Dwaalt niet! Hoereerders, afgodendienaars, overspelers, schandjongens, knapenschenders, dieven, geldgierigen, dronkaards, lasteraars of oplichters zullen het Koninkrijk Gods niet beërven.
Efeziërs 5:5
Want hiervan moet gij doordrongen zijn, dat in geen geval een hoereerder, onreine of geldgierige, dat is een afgodendienaar, erfdeel heeft in het Koninkrijk van Christus en God.
(Dit vers toont duidelijk het verband tussen letterlijk en figuurlijk gebruik: een hoereerder vindt geld belangrijker dan reinheid, en aanbidt dus de Mammon.)
1 Timotheüs 1:10a
hoereerders, knapenschenders, zielverkopers, leugenaars, meinedigen,
Hebreeën 12:16a
Laat niemand een hoereerder zijn,
Hebreeën 13:4z
want hoereerders en echtbrekers zal God oordelen.
Openbaring 21:8a
Maar de lafhartigen, de ongelovigen, de verfoeilijken, de moordenaars, de hoereerders, de tovenaars, de afgodendienaars, en alle leugenaars;
Openbaring 22:15
Buiten zijn de honden en de tovenaars, de hoereerders, de moordenaars, de afgodendienaars en ieder, die de leugen liefheeft en doet.