Commentaar op de brieven van Petrus

Mogelijkerwijs vormen de brieven van Petrus een serie: in de eerste brief geeft hij geboden als „Weest heilig” (1 Petrus 1:15-16) en „Hebt lief” (1 Petrus 1:22-23), en in de tweede — als hadde hij een antwoordbrief ontvangen met de vraag „Maar hoe dan?” — beschrijft hij het pad naar deze deugden (2 Petrus 1:5-8).

1 Petrus 3:7
Vat: Het Griekse σκευος betekent naast vat meer algemeen gebruiksvoorwerp, stuk huisraad. Overdrachtelijk wordt het voor mensen (Romeinen 9:21-23, 1 Korinthiërs 4:7, 2 Timotheüs 2:20-21, Openbaring 2:27), zowel mannen (Handelingen 9:15) als vrouwen (1 Thessalonicenzen 4:4?) gebruikt om zwakheid, en reine of onreine status, aan te geven. Hier is het onduidelijk of Petrus de man danwel de vrouw bedoelt.
2 Petrus 3:10
De beste tekstgetuigen hebben „en de aarde en de werken daarin zullen gevonden worden” — dus, met een beeldspraak, doordat het kaf verbrandt zal de kern gevonden worden. Deze lezing heeft talloze verschillende tegenlezingen veroorzaakt: „niet meer gevonden worden”, „vernietigd, verbroken gevonden worden”, „verdwijnen”, „verbrand worden”, terwijl sommige getuigen de passage weglaten. Oppervlakkig gelezen is de tekst van de beste getuigen problematisch, omdat er een nieuwe hemel en aarde verwacht worden, en de oude dus moeten verdwijnen. Dit verklaart de vele „verbeter”pogingen.
De voor veel vertalingen gekozen variant, „niet meer gevonden worden”, haakt aan bij de gedachte in Openbaring 18:21 (en Psalmen van Salomo 13:11).