Er moet geen misbruik van de Christelijke vrijheid gemaakt worden

Onze vrijheid mag niet tot bandeloosheid worden.

Efeziërs 5:18
En bedrinkt u niet aan wijn, waarin bandeloosheid is, maar wordt vervuld met de Geest,

Daarom moet ons eigen geweten ons leiden:

Romeinen 14:5-6
Deze immers stelt de ene dag boven de andere, gene stelt ze alle gelijk. Ieder zij voor zijn eigen besef ten volle overtuigd. Wie aan een bepaalde dag hecht, doet het om de Here, en wie eet, doet het om de Here, want hij dankt God; en wie niet eet, laat het na om de Here en ook hij dankt God.
Romeinen 14:14
Ik weet en ben overtuigd in de Here Jezus, dat niets uit zichzelf onrein is alleen voor hem, die iets onrein acht, is het onrein.
Romeinen 14:22-23
Houd gij het geloof, dat gij hebt bij uzelf voor het aangezicht Gods. Zalig is hij, die zich geen verwijten maakt bij hetgeen hij goed acht. Maar wie twijfelt, wanneer hij eet, is veroordeeld, omdat hij het niet uit geloof doet. En al wat niet uit geloof is, is zonde.
1 Korinthiërs 11:27-29
Wie dus op onwaardige wijze het brood eet of de beker des Heren drinkt, zal zich bezondigen aan het lichaam en bloed des Heren. Maar ieder beproeve zichzelf en ete dan van het brood en drinke uit de beker. Want wie eet en drinkt, eet en drinkt tot zijn eigen oordeel, als hij het lichaam niet onderscheidt.

We moeten dus niet elkaar beoordelen!

1 Korinthiërs 10:29z-30
Want waartoe zou mijn vrijheid beoordeeld worden door eens anders geweten? Indien ik onder dankzegging van iets gebruik maak, hoe kan men kwaad van mij spreken over iets, waarvoor ik dankzeg?

Met de Wet heeft Jezus ons die tot slaaf makende „kennis van goed en kwaad” weer ontnomen.

Hebreeën 9:13-14
Want als (reeds) het bloed van bokken en stieren en de besprenging met de as der vaars hen, die verontreinigd zijn, heiligt, zodat zij naar het vlees gereinigd worden, hoeveel te meer zal het bloed van Christus, die door de eeuwige Geest Zichzelf als een smetteloos offer aan God gebracht heeft, ons bewustzijn reinigen van dode werken, om de levende God te dienen?
Hebreeën 10:22
laten wij toetreden met een waarachtig hart, in volle verzekerdheid des geloofs, met een hart, dat door besprenging gezuiverd is van besef van kwaad, en met een lichaam, dat gewassen is met zuiver water.
Zie ook
Hebreeën 11:6.

Dat leidt tot een duidelijke leefregel.