Van God uit gezien kiest Hij ons

Mattheüs 22:14
Want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren.
Handelingen 13:48
Toen nu de heidenen dit hoorden, verblijdden zij zich en verheerlijkten het woord des Heren; en allen, die bestemd waren ten eeuwige leven, kwamen tot geloof;
Romeinen 8:29-30
Want die Hij tevoren (1) gekend heeft, heeft Hij ook tevoren (2) bestemd tot gelijkvormigheid aan het beeld zijns Zoons, opdat Hij de eerstgeborene zou zijn onder vele broederen; en die Hij tevoren (2) bestemd heeft, dezen heeft Hij ook (3) geroepen; en die Hij (3) geroepen heeft, dezen heeft Hij ook (4) gerechtvaardigd; en die Hij (4) gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij ook (5) verheerlijkt.
Romeinen 9:11-13
Want toen de kinderen nog niet geboren waren en goed noch kwaad hadden gedaan (opdat het verkiezend voornemen Gods zou blijven, niet op grond van werken, maar op grond daarvan, dat Hij riep), werd tot haar gezegd: De oudste zal de jongste dienstbaar zijn, gelijk geschreven staat: Jakob heb Ik liefgehad, maar Esau heb Ik gehaat.
Romeinen 9:16
Het hangt dus niet daarvan af, of iemand wil, dan wel of iemand loopt, maar van God, die Zich ontfermt.
Romeinen 9:18
Hij ontfermt Zich dus over wie Hij wil en Hij verhardt wie Hij wil.
1 Korinthiërs 1:27-29
Integendeel, wat voor de wereld dwaas is, heeft God uitverkoren om de wijzen te beschamen, en wat voor de wereld zwak is, heeft God uitverkoren om wat sterk is te beschamen; en wat voor de wereld onaanzienlijk en veracht is, heeft God uitverkoren, dat, wat niets is, om aan hetgeen wel iets is, zijn kracht te ontnemen, opdat geen vlees zou roemen voor God.
Efeziërs 1:4-5
Hij heeft ons immers in Hem uitverkoren voor de grondlegging der wereld, opdat wij heilig en onberispelijk zouden zijn voor zijn aangezicht. In liefde heeft Hij ons tevoren ertoe bestemd als zonen van Hem te worden aangenomen door Jezus Christus, naar het welbehagen van zijn wil,
2 Timotheüs 1:8-9
Schaam u dus niet voor het getuigenis van onze Here of voor mij, zijn gevangene, maar wees mede bereid voor het evangelie te lijden in de kracht van God, die ons behouden heeft en geroepen met een heilige roeping, niet naar onze werken, maar naar zijn eigen voornemen en de genade, die ons in Christus Jezus gegeven is voor eeuwige tijden,
1 Petrus 2:7-9
U dan, die gelooft, geldt dit kostbare, maar voor de ongelovigen geldt: De steen, die de bouwlieden afgekeurd hadden, die is geworden tot een hoeksteen en een steen des aanstoots en een rots der ergernis, voor hen, die zich daaraan, in hun ongehoorzaamheid aan het woord, stoten, waartoe zij ook bestemd zijn. Gij echter zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, een volk (Gode) ten eigendom, om de grote daden te verkondigen van Hem, die u uit de duisternis geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht:
Openbaring 17:8
Het beest, dat gij zaagt, was en is niet, en het zal opkomen uit de afgrond en het vaart ten verderve; en zij, die op de aarde wonen, wier naam niet geschreven is in het boek des levens van de grondlegging der wereld af, zullen zich verbazen, als zij zien, dat het beest was en niet is en er toch zal zijn.

Bij het beschouwen van verzen met betrekking tot deze geloofswaarheid is het echter gemakkelijk op grond van woordkeuze te menen dat bepaalde verzen over predestinatie spreken die dat niet doen. Een paar bekende valkuilen laat ik hier de revue passeren.

Veel verzen gaan over degenen die door God apart zijn gezet. Hieraan ten grondslag ligt een beeld zoals we bijvoorbeeld bij aren lezen zien: telkens een exemplaar oppakken (= uitverkiezen) en opzij (= heilig) leggen. In de volgende verzen betekent het woord „uitverkoren” dan ook ongeveer hetzelfde als „heilig”, zonder iets te impliceren over de gronden waarop die uitverkiezing plaats heeft gevonden:

Mattheüs 24:22
En indien die dagen niet ingekort werden, zou geen vlees behouden worden; doch ter wille van de uitverkorenen zullen die dagen worden ingekort.
Mattheüs 24:31
En Hij zal zijn engelen uitzenden met luid bazuingeschal en zij zullen zijn uitverkorenen verzamelen uit de vier windstreken, van het ene uiterste der hemelen tot het andere.
Romeinen 8:33
Wie zal uitverkorenen Gods beschuldigen? God is het, die rechtvaardigt;

Ook moeten we nauwkeurig tijdelijke en eeuwige toestanden onderscheiden. We weten dat God niet onrechtvaardig oordeelt, en dus weten we dat het volgende vers niet over het eeuwige oordeel spreekt, maar eerder langs de lijnen van Mattheüs 26:52.

2 Petrus 2:12-13a
Zij daarentegen, als redeloze wezens, van nature voortgebracht om gevangen en verdelgd te worden, lasteren datgene, waarvan zij geen verstand hebben, en zullen in hun verdelging ook verdelgd worden, onrecht ontmoetende tot loon voor hun onrecht.