Gods wil laat ruimte voor keuzen van de mens

Als die ruimte er niet is, lijkt het weinig zinvol te bidden dat Gods wil geschiede, want dat gebeurt dan per definitie al altijd. Vergelijk ook Handelingen 21:14.

Mattheüs 6:10
uw Koninkrijk kome; uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op de aarde
Mattheüs 26:42
Wederom, ten tweeden male, ging Hij heen en bad, zeggende: Mijn Vader, indien deze beker niet kan voorbijgaan, tenzij dan dat Ik die drinke, uw wil geschiede!
Lukas 22:42
deze woorden: Vader, indien Gij wilt, neem deze beker van Mij weg; doch niet mijn wil, maar de uwe geschiede!
Zie ook: Johannes 6:38

Deze keuzevrijheid blijkt echter wel degelijk te bestaan:

Psalmen 81:9-12
Hoor mijn volk, Ik wil u vermanen, o Israël, of gij naar Mij hoordet! Geen vreemde god zal onder u zijn, gij zult u niet nederbuigen voor een uitlandse god. Ik, de Here, ben uw God, die u opvoerde uit het land Egypte; doe uw mond wijd open en Ik zal hem vullen. Maar mijn volk luisterde niet naar mijn stem, Israël was onwillig tegen Mij.
Ezechiël 3:27a
Maar als Ik tot u spreken zal, dan zal Ik uw mond openen, en gij zult tot hen zeggen: Zo zegt de Here Here. Wie horen wil, hore. En wie het nalaten wil, late het na.
Ezechiël 24:13a
Om uw ontuchtige onreinheid, omdat Ik u heb willen reinigen, maar gij u niet reinigen liet,
Mattheüs 23:37
Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt, en stenigt, wie tot u gezonden zijn, hoe dikwijls heb Ik uw kinderen willen vergaderen, gelijk een hen haar kuikens onder haar vleugels vergadert, en gij hebt niet gewild.
Zie ook
Jesaja 45:19, Jeremia 51:9
En algemener: Marcus 7:24

In voorgaand vers is duidelijk dat de wil van de mens geprevaleerd heeft over de wil van God. Dat is een algemeen verschijnsel in de Bijbel.

Ook overigens is het duidelijk dat mensen vaak dingen doen die niet naar Gods wil zijn:

Mattheüs 7:21
Niet een ieder, die tot Mij zegt: Here, Here, zal het Koninkrijk der hemelen binnengaan, maar wie doet de wil mijns Vaders, die in de hemelen is
Mattheüs 12:50
Want al wie doet de wil mijns Vaders, die in de hemelen is, die is mijn broeder en zuster en moeder.
Marcus 3:35
Al wie de wil Gods doet, die is mijn broeder en zuster en moeder.
Hebreeën 10:36
Want gij hebt volharding nodig, om, de wil van Gods doende, te verkrijgen hetgeen beloofd is.

Sterker nog, zonder Gods genade doet geen mens Zijn wil:

Hebreeën 13:20-21
De God nu des vredes, die onze Here Jezus, de grote herder der schapen door het bloed van een eeuwig verbond heeft teruggebracht uit de doden, bevestige u in alle goed, om zijn wil te doen, terwijl Hij aan ons doe, wat in zijn ogen welbehagelijk is door Jezus Christus. Hem zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen.
1 Petrus 4:1-3
Daar Christus dan naar het vlees geleden heeft, moet ook gij u wapenen met dezelfde gedachte, dat, wie naar het vlees geleden heeft, onttrokken is aan de zonde, om niet meer naar de begeerten van mensen, maar naar de wil van God de tijd die nog rest in het vlees, te leven. Want er is tijd genoeg voorbijgegaan met het volbrengen van de wil der heidenen, toen gij wandeldet in allerlei losbandigheid, begeerten, dronkenschap, brassen, drinken en onzedelijke afgoderij.

Zo is ook het kwaad dat ons overkomt niet altijd naar Gods wil:

Zacharia 1:14-15
Vervolgens zeide tot mij de engel die met mij sprak: Predik: zo zegt de Here der heerscharen: Ik ben voor Jeruzalem en voor Sion in grote ijver ontbrand, maar Ik ben zeer toornig op de overmoedige volken, die, terwijl Ik maar een weinig vertoornd was, meehielpen ten kwade.
Zie ook
Jesaja 10:5-7 en Jesaja 47:6, waar God wellicht dezelfde gedachte tot uitdrukking brengt.