Κυριος

Vormen: 2959 Κυρια (eigennaam); 2960 κυριακος; 2961 κυριευω = heer zijn; 2962 κυριος = heer; 2963 κυριοτης; 2964 κυροω = bekrachtigen, geldig maken. Alleen „κυριος” is hier verzameld.

Etymologie: het is het bijvoeglijk naamwoord bij κυρος = kracht of macht die zich doet gelden.

Het is de gewone vertaling van JHWH.

Nog ongesorteerd.

Mattheüs 1:22
Dit alles is geschied, opdat vervuld zou worden hetgeen de Here door de profeet gesproken heeft, toen hij zeide:
Mattheüs 2:15
en daar bleef hij tot de dood van Herodes, opdat vervuld zou worden hetgeen de Here door de profeet gesproken heeft, toen hij zeide: Uit Egypte heb Ik mijn Zoon geroepen.
Mattheüs 3:3
Hij toch is het, van wie door de profeet Jesaja gesproken werd, toen hij zeide: De stem van een, die roept in de woestijn: Bereidt de weg des Heren, maakt recht zijn paden.
Mattheüs 4:7
Jezus zeide tot hem: Er staat ook geschreven: Gij zult de Here, uw God, niet verzoeken.
Mattheüs 4:10
Toen zeide Jezus tot hem: Ga weg, satan! Er staat immers geschreven: De Here, uw God, zult gij aanbidden en Hem alleen dienen.
Mattheüs 5:33
Wederom hebt gij gehoord, dat tot de ouden gezegd is: Gij zult uw eed niet breken, doch aan de Here uw eden gestand doen.
Mattheüs 6:24
Niemand kan twee heren dienen, want hij zal of de ene haten en de andere liefhebben, of zich aan de ene hechten en de andere minachten; gij kunt niet God dienen en Mammon.
Mattheüs 7:21-22
Niet een ieder, die tot Mij zegt: Here, Here, zal het Koninkrijk der hemelen binnengaan, maar wie doet de wil mijns Vaders, die in de hemelen is. Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: Here, Here, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd en in uw naam boze geesten uitgedreven en in uw naam vele krachten gedaan?
Mattheüs 8:2
En zie, een melaatse kwam tot Hem en viel voor Hem neder, zeggende: Here, indien Gij wilt, kunt Gij mij reinigen.
Mattheüs 8:6
en zeide: Here, mijn knecht ligt thuis, verlamd, met hevige pijn.
Mattheüs 8:8
Doch de hoofdman antwoordde en zeide: Here, ik ben niet waard, dat Gij onder mijn dak komt, maar spreek slechts een woord en mijn knecht zal herstellen.
Mattheüs 8:21
Een ander echter, een van zijn discipelen, zeide tot Hem: Here, sta mij toe eerst heen te gaan en mijn vader te begraven.
Mattheüs 8:25
En zij kwamen en maakten Hem wakker en zeiden: Here, help ons, wij vergaan!
Mattheüs 9:28
En toen Hij het huis was binnengegaan, kwamen de blinden tot Hem, en Jezus zeide tot hen: Gelooft gij, dat Ik dit doen kan? Zij zeiden tot Hem: Ja, Here.
Mattheüs 9:38
Bidt daarom de Heer van de oogst, dat Hij arbeiders uitzende in zijn oogst.
Mattheüs 10:24-25
Een discipel staat niet boven zijn meester, of een slaaf boven zijn heer. Het is genoeg voor de discipel te worden als zijn meester, en voor de slaaf als zijn heer. Indien men aan de heer des huizes de naam Beëlzebul heeft gegeven, hoeveel te meer aan zijn huisgenoten!
Mattheüs 11:25
Te dien tijde hief Jezus aan en zeide: Ik dank U, Vader, Heer des hemels en der aarde, dat Gij deze dingen voor wijzen en verstandigen verborgen hebt, doch aan kinderkens geopenbaard.
Mattheüs 12:8
Want de Zoon des mensen is heer over de sabbat.
Mattheüs 13:27
Daarna kwamen de slaven van de eigenaar en zeiden tot hem: Heer, hebt gij niet goed zaad in uw akker gezaaid? Hoe komt hij dan aan onkruid?
Mattheüs 13:51
Hebt gij dit alles verstaan? Zij zeiden tot Hem: Ja.
Mattheüs 14:28
Petrus antwoordde Hem en zeide: Here, als Gij het zijt, beveel mij dan tot U te komen over het water.
Mattheüs 14:30
Maar toen hij zag op de wind, werd hij bevreesd en begon te zinken en hij schreeuwde: Here, red mij!
Mattheüs 15:22
En zie, een Kananese vrouw uit dat gebied kwam en riep: Heb medelijden met mij, Here, Zoon van David, mijn dochter is deerlijk bezeten.
Mattheüs 15:25
Maar zij kwam en viel voor Hem neer en zeide: Here, help mij!
Mattheüs 15:27
Maar zij zeide: Zeker, Here ook de honden eten immers van de kruimels, die van de tafel van hun meesters vallen.
Mattheüs 16:22
En Petrus nam Hem terzijde en begon Hem te bestraffen, zeggende: Dat verhoede God, Here, dat zal U geenszins overkomen!
Mattheüs 17:4
Petrus antwoordde en zeide tot Jezus: Here, het is goed, dat wij hier zijn; indien Gij het wilt, zal ik hier drie tenten opslaan, voor U een, en voor Mozes een, en voor Elia een.
Mattheüs 17:15
Here, heb medelijden met mijn zoon, want hij is maanziek en hij is er slecht aan toe; want dikwijls valt hij in het vuur en dikwijls in het water.
Mattheüs 18:21
Toen kwam Petrus bij Hem en zeide: Here, hoeveel maal zal mijn broeder tegen mij zondigen en moet ik hem vergeven? Tot zevenmaal toe?
Mattheüs 18:25-27
Omdat hij niet bij machte was te betalen, beval zijn heer hem te verkopen, met zijn vrouw en kinderen en al wat hij bezat, opdat er betaald kon worden. De slaaf wierp zich neder als smekeling en zeide: Heb geduld met mij en ik zal u alles betalen. De heer van die slaaf kreeg medelijden met hem en hij liet hem vrij en schold hem de schuld kwijt.
Mattheüs 18:31
Toen nu zijn medeslaven zagen, wat er gebeurd was, werden zij zeer verdrietig en gingen hun heer al wat er gebeurd was, mededelen.
Mattheüs 18:32
Toen ontbood zijn heer hem en zeide tot hem: Slechte slaaf, al die schuld heb ik u kwijtgescholden, daar gij het mij dringend hadt gevraagd.
Mattheüs 18:34
En zijn meester werd toornig en gaf hem in handen van de folteraars, totdat hij hem al het verschuldigde zou betaald hebben.
Mattheüs 20:8
Toen de avond viel, zeide de heer van de wijngaard tot zijn opzichter: Roep de arbeiders en betaal het loon uit, te beginnen bij de laatsten, tot de eersten.
Mattheüs 20:30
En zie, twee blinden, die aan de weg zaten, riepen, toen zij hoorden, dat Jezus voorbijging, zeggende: Here, heb medelijden met ons, Zoon van David!
Mattheüs 20:31
En de schare bestrafte hen, dat zij zwijgen zouden. Maar zij riepen te meer zeggende: Here, heb medelijden met ons, Zoon van David!
Mattheüs 20:33
Zij zeiden tot Hem: Here, dat onze ogen geopend worden.
Mattheüs 21:3
En indien iemand u iets erover mocht zeggen, zegt dan: de Here heeft ze nodig. Hij zal ze terstond terug zenden.
Mattheüs 21:9
En de scharen, die voor Hem uit gingen en die volgden, riepen, zeggende: Hosanna de Zoon van David, gezegend Hij, die komt in de naam des Heren; Hosanna in de hoogste hemelen!
Mattheüs 21:30
Hij ging naar de tweede en sprak evenzo. En deze antwoordde en zeide: Ik wil niet, maar later kreeg hij berouw en ging toch.
Mattheüs 21:40
Wanneer nu de heer van de wijngaard komt, wat zal hij met die pachters doen?
Mattheüs 21:42
Jezus zeide tot hen: Hebt gij nooit gelezen in de Schriften: De steen, die de bouwlieden afgekeurd hadden, deze is tot een hoeksteen geworden; van de Here is dit geschied, en het is wonderlijk in onze ogen?
Mattheüs 22:37
Hij zeide tot hem: Gij zult de Here, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand.
Mattheüs 22:43-45
Hij zeide tot hen: Hoe kan David Hem dan door de Geest zijn Here noemen, als hij zegt: De Here heeft gezegd tot mijn Here: Zet U aan mijn rechterhand, totdat Ik uw vijanden onder uw voeten gelegd heb. Indien David Hem dus Here noemt, hoe kan Hij dan zijn zoon zijn?
Mattheüs 23:39
Want Ik zeg u, gij zult Mij van nu aan niet meer zien, totdat gij zegt: Gezegend Hij, die komt in de naam des Heren!
Mattheüs 24:42
Waakt dan, want gij weet niet, op welke dag uw Here komt.
Mattheüs 24:45-46
Wie is dan de trouwe en verstandige slaaf, die de heer over zijn dienstvolk gesteld heeft om hun op tijd hun voedsel te geven? Zalig die slaaf, die zijn heer bij zijn komst zo bezig zal vinden.
Mattheüs 24:48
Maar als die slaaf slecht was, en in zijn hart zou zeggen: (24-49a) Mijn heer blijft uit,
Mattheüs 24:50
dan zal de heer van die slaaf komen op een dag, dat hij het niet verwacht, en op een uur, dat hij het niet weet,
Mattheüs 25:11
Later kwamen ook de andere maagden en zeiden: Heer, heer, doe ons open!
Mattheüs 25:18-24
Maar hij, die het ene talent ontvangen had, ging heen en groef een gat in de grond en verborg het geld van zijn heer. En na lange tijd kwam de heer van die slaven en hield afrekening met hen. En die de vijf talenten ontvangen had, trad toe en bracht nog vijf talenten bovendien, zeggende: Heer, vijf talenten hebt gij mij toevertrouwd: zie, ik heb er vijf talenten bij verdiend. Zijn heer zeide tot hem. Wel gedaan, gij goede en getrouwe slaaf, over weinig zijt gij getrouw geweest, over veel zal ik u stellen; ga in tot het feest van uw heer. Die met de twee talenten trad ook toe en zeide: Heer, twee talenten hebt gij mij toevertrouwd; zie, ik heb er twee talenten bij verdiend. Zijn heer zeide tot hem: Wel gedaan, gij goede en getrouwe slaaf, over weinig zijt gij getrouw geweest, over veel zal ik u stellen; ga in tot het feest van uw heer. Nu kwam ook hij, die het ene talent ontvangen had, en zeide: Heer, ik wist van u, dat gij een hard mens zijt, die maait, waar gij niet gezaaid hebt, en die bijeenbrengt van plaatsen, waar gij niet hebt uitgestrooid.
Mattheüs 25:26
En zijn heer antwoordde en zeide tot hem: Gij slechte en luie slaaf, wist gij, dat ik maai, waar ik niet gezaaid heb en bijeenbreng van plaatsen, waar ik niet heb uitgestrooid?
Mattheüs 25:37
Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden, zeggende: Here, wanneer hebben wij U hongerig gezien en hebben wij U gevoed, of dorstig en hebben wij U te drinken gegeven?
Mattheüs 25:44
Dan zullen ook zij Hem antwoorden en zeggen: Here, wanneer hebben wij U hongerig gezien, of dorstig, of als vreemdeling, of naakt of ziek, of in de gevangenis, en hebben wij U niet gediend?
Mattheüs 26:22
En zeer bedroefd, begonnen zij, een voor een, tot Hem te zeggen: Ik ben het toch niet, Here?
Mattheüs 27:10
en gaven die voor het land van de pottenbakker, gelijk de Here mij had opgedragen.
Mattheüs 27:63
en zij zeiden: Heer, wij hebben ons herinnerd, dat die verleider bij zijn leven gezegd heeft: Na drie dagen word Ik opgewekt.
Mattheüs 28:6
Hij is hier niet, want Hij is opgewekt, gelijk Hij gezegd heeft; komt, ziet de plaats, waar Hij gelegen heeft.
Marcus 1:3
de stem van een, die roept in de woestijn: Bereidt de weg des Heren, maakt recht zijn paden,
Marcus 2:28
Alzo is de Zoon des mensen heer ook over de sabbat.
Marcus 5:19
Doch Hij stond het hem niet toe, maar Hij zeide tot hem: Ga naar uw huis tot de uwen en bericht hun al wat de Here in zijn ontferming u gedaan heeft.
Marcus 7:28
Doch zij antwoordde en zeide tot Hem: Zeker, Here, de honden eten immers ook onder de tafel van de kruimels der kinderen.
Marcus 9:24
Terstond riep de vader van de knaap uit en zeide: Ik geloof, kom mijn ongeloof te hulp!
Marcus 11:3
En indien iemand tot u zegt: Wat doet gij daar? zegt dan: De Here heeft het nodig en terstond zendt Hij het weder hierheen.
Marcus 11:9
En die voorgingen en die volgden riepen: Hosanna! Gezegend Hij, die komt in de naam des Heren;
Marcus 12:9
Wat zal de heer van de wijngaard doen? Hij zal komen en de pachters ombrengen en de wijngaard aan anderen geven.
Marcus 12:11
van de Here is dit geschied, en het is wonderlijk in onze ogen.
Marcus 12:29
Jezus antwoordde: (12-30a) Het eerste is: Hoor, Israël, de Here, onze God, de Here is een,
Marcus 12:30
(12-30b) en gij zult de Here, uw God, liefhebben uit geheel uw hart en uit geheel uw ziel en uit geheel uw verstand en uit geheel uw kracht.
Marcus 12:36-37
David zelf heeft door de Heilige Geest gezegd: De Here heeft gezegd tot mijn Here: Zet U aan mijn rechterhand, totdat Ik uw vijanden onder uw voeten gelegd heb. David zelf noemt Hem Here, en hoe kan Hij dan zijn zoon zijn? En het merendeel van de schare hoorde Hem gaarne.
Marcus 13:20
En indien de Here die dagen niet had ingekort, zou geen vlees behouden worden, doch ter wille van de uitverkorenen, die Hij heeft uitverkoren, heeft Hij die dagen ingekort.
Marcus 13:35
Waakt dan, want gij weet niet, wanneer de heer des huizes komen zal, laat in de avond of te middernacht, bij het hanegekraai of des morgens vroeg,
Marcus 16:19
De Here Jezus dan werd, nadat Hij tot hen gesproken had, opgenomen in de hemel en heeft Zich gezet aan de rechterhand Gods.
Marcus 16:20
Doch zij gingen heen en predikten overal, terwijl de Here medewerkte en het woord bevestigde door de tekenen, die erop volgden.
Lukas 1:6
Zij waren beiden rechtvaardig voor God en leefden naar alle geboden en eisen des Heren, onberispelijk.
Lukas 1:9
dat hij door het lot werd aangewezen, volgens de regel van de priesterdienst, om de tempel des Heren binnen te gaan en het reukoffer te brengen.
Lukas 1:15-17
Want hij zal groot zijn voor de Here en wijn en sterke drank zal hij niet drinken en met de Heilige Geest zal hij vervuld worden, reeds van de schoot zijner moeder aan, en velen der kinderen Israëls zal hij bekeren tot de Here, hun God. En hij zal voor zijn aangezicht uitgaan in de geest en de kracht van Elia, om de harten der vaderen te keren tot de kinderen en de ongehoorzamen tot de gezindheid der rechtvaardigen, ten einde voor de Here een weltoegerust volk te bereiden.
Lukas 1:25
Aldus heeft de Here aan mij gedaan in de dagen, waarin Hij op mij nederzag om mijn smaad onder de mensen weg te nemen.
Lukas 1:28
En toen hij bij haar binnengekomen was, zeide hij: Wees gegroet, gij begenadigde, de Here is met u.
Lukas 1:32
Deze zal groot zijn en Zoon des Allerhoogsten genoemd worden, en de Here God zal Hem de troon van zijn vader David geven,
Lukas 1:38
En Maria zeide: Zie, de dienstmaagd des Heren; mij geschiede naar uw woord. En de engel ging van haar heen.
Lukas 1:43
En waaraan heb ik dit te danken, dat de moeder mijns Heren tot mij komt?
Lukas 1:45
En zalig is zij, die geloofd heeft, want wat vanwege de Here tot haar gezegd is, zal volbracht worden.
Lukas 1:46
En Maria zeide: Mijn ziel maakt groot de Here,
Lukas 1:58
En haar buren en nabestaanden hoorden, dat de Here zijn barmhartigheid aan haar had grootgemaakt, en zij verheugden zich met haar.
Lukas 1:66
En allen die het hoorden, namen het ter harte en zeiden: Wat zal er van dit kind worden? Want de hand des Heren was met hem.
Lukas 1:68
Geloofd zij de Here, de God van Israël, want Hij heeft omgezien naar zijn volk en heeft het verlossing gebracht,
Lukas 1:76
En gij, kind, zult een profeet des Allerhoogsten heten; want gij zult uitgaan voor het aangezicht des Heren, om zijn wegen te bereiden,
Lukas 2:11
U is heden de Heiland geboren, namelijk Christus, de Here, in de stad van David.
Lukas 2:15
En het geschiedde, toen de engelen van hen heengevaren waren naar de hemel, dat de herders tot elkander spraken: Laten wij dan naar Betlehem gaan om te zien hetgeen geschied is en ons door de Here is bekendgemaakt.
Lukas 2:22-24
En toen de dagen hunner reiniging naar de wet van Mozes vervuld waren, brachten zij Hem naar Jeruzalem om Hem de Here voor te stellen, gelijk geschreven staat in de wet des Heren: Al het eerstgeborene van het mannelijke geslacht zal heilig heten voor de Here, en om een offer te brengen overeenkomstig hetgeen in de wet des Heren gezegd is, een paar tortelduiven of twee jonge duiven.
Lukas 2:26
En hem was door de Heilige Geest een godsspraak gegeven, dat hij de dood niet zou zien, eer hij de Christus des Heren gezien had.
Lukas 2:38
En zij kwam op datzelfde ogenblik daarbij staan, en zij loofde mede God en sprak over Hem tot allen, die voor Jeruzalem verlossing verwachtten.
Lukas 2:39
En toen zij alles volbracht hadden, wat volgens de wet des Heren te doen was, keerden zij terug naar Galilea, naar hun stad Nazaret.
Lukas 3:4
gelijk geschreven staat in het boek der woorden van de profeet Jesaja: De stem van een, die roept in de woestijn: Bereidt de weg des Heren, maakt recht zijn paden.
Lukas 4:8
En Jezus antwoordde en zeide tot hem: Er staat geschreven: Gij zult de Here uw God, aanbidden en Hem alleen dienen.
Lukas 4:12
En Jezus antwoordde en zeide tot hem: Er is gezegd: Gij zult de Here, uw God, niet verzoeken.
Lukas 4:18-19
De Geest des Heren is op Mij, daarom, dat Hij Mij gezalfd heeft, om aan armen het evangelie te brengen; en Hij heeft Mij gezonden om aan gevangenen loslating te verkondigen en aan blinden het gezicht, om verbrokenen heen te zenden in vrijheid, om te verkondigen het aangename jaar des Heren.
Lukas 5:8
Toen Simon Petrus dit zag, viel hij neder aan de knieen van Jezus en zeide: Ga uit van mij, want ik ben een zondig mens, Here.
Lukas 5:12
En het geschiedde, toen Hij in een van de steden was, zie, daar was een man vol melaatsheid. Toen hij Jezus zag, wierp hij zich op zijn aangezicht en smeekte Hem, zeggende: Here, indien Gij wilt, kunt Gij mij reinigen.
Lukas 5:17
En het geschiedde op een dier dagen, terwijl Hij bezig was te leren, dat er ook Farizeeën en wetgeleerden zaten, die gekomen waren uit alle dorpen van Galilea en Judea en uit Jeruzalem. En er was kracht des Heren, zodat Hij kon genezen.
Lukas 6:5
En Hij zeide tot hen: De Zoon des mensen is heer over de sabbat.
Lukas 6:46
Wat noemt gij Mij Here, Here, en doet niet wat Ik zeg?
Lukas 7:6
En Jezus ging met hen mede. Toen Hij niet ver meer van het huis was, zond de hoofdman vrienden om tot Hem te zeggen: Here, doe geen moeite, want ik ben niet waard, dat Gij onder mijn dak komt;
Lukas 7:13
En toen de Here haar zag, werd Hij met ontferming over haar bewogen en Hij zeide tot haar: Ween niet.
Lukas 7:31
Waarmede zal Ik dan de mensen van dit geslacht vergelijken en waaraan zijn zij gelijk?
Lukas 9:54
Toen de discipelen Jakobus en Johannes dit bemerkten, zeiden zij: Here, wilt Gij, dat wij zeggen, dat vuur van de hemel zal nederdalen om hen te verteren?
Lukas 9:57
En toen zij op weg waren, zeide iemand tot Hem: Ik zal U volgen, waar Gij ook heengaat.
Lukas 9:59
En Hij zeide tot een ander: Volg Mij. Maar deze zeide: Sta mij toe eerst heen te gaan en mijn vader te begraven.
Lukas 9:61
En weer een ander zeide: Ik zal U volgen, Here, maar laat mij eerst afscheid nemen van mijn huisgenoten.
Lukas 10:1
Daarna wees de Here nog tweeënzeventig aan en Hij zond hen twee aan twee voor Zich uit naar alle steden en plaatsen, waar Hij zelf komen zou.
Lukas 10:2
En Hij zeide tot hen: De oogst is wel groot, maar arbeiders zijn er weinig. Bidt daarom de Heer van de oogst, dat Hij arbeiders uitzende in zijn oogst.
Lukas 10:17
En de [tweeën]zeventig zijn teruggekeerd met blijdschap en zeiden: Here, ook de boze geesten onderwerpen zich aan ons in uw naam.
Lukas 10:21
Terzelfder tijd verblijdde Hij Zich door de Heilige Geest en zeide: Ik dank U, Vader, Heer des hemels en der aarde, dat Gij deze dingen voor wijzen en verstandigen verborgen hebt, doch aan kinderkens geopenbaard. Ja, Vader, want zo is het een welbehagen geweest voor U.
Lukas 10:27
Hij antwoordde en zeide: Gij zult de Here, uw God, liefhebben uit geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw kracht en met geheel uw verstand, en uw naaste als uzelf.
Lukas 10:40
Marta echter werd in beslag genomen door het vele bedienen. En zij ging bij Hem staan en zeide: Here, trekt Gij het U niet aan, dat mijn zuster mij alleen laat dienen? Zeg haar dan, dat zij mij komt helpen.
Lukas 11:1
En het geschiedde, terwijl Hij ergens in gebed was, dat een van zijn discipelen, toen Hij ophield, tot Hem zeide: Here, leer ons bidden, zoals ook Johannes zijn discipelen geleerd heeft.
Lukas 11:39
Maar de Here zeide tot hem: En gij dan, gij Farizeeën, de buitenzijde van de beker en de schotel reinigt gij, maar van binnen zijt gij vol roof en slechtheid.
Lukas 12:36-37
En gij, weest gelijk aan mensen, die op hun heer wachten, wanneer hij van de bruiloft wederkeert, om hem, als hij komt en klopt, terstond te kunnen opendoen. Zalig die slaven, die de heer bij zijn komst wakende zal aantreffen. Voorwaar, Ik zeg u, hij zal zich omgorden en hen aan tafel nodigen, en bij hen komen om hen te bedienen.
Lukas 12:41-43
En Petrus zeide: Heer, zegt Gij met het oog op ons deze gelijkenis, of ook met het oog op allen? En de Here zeide: Wie is dan de trouwe, de verstandige rentmeester, die de heer over zijn bedienden zal stellen om hun op tijd hun deel te geven? Zalig die slaaf, die zijn heer bij zijn komst zo bezig zal vinden.
(Twee gebruiksvormen van ‚heer’.)
Lukas 12:45-47
Maar als die slaaf in zijn hart zou zeggen: Mijn heer blijft lang uit, en hij zou beginnen de slaven en slavinnen te slaan, en te eten, en te drinken en dronken te zijn, dan zal de heer van die slaaf komen op een dag, dat hij het niet verwacht en op een uur, dat hij niet weet, en hij zal hem folteren en hem in het lot der trouwelozen doen delen. Die slaaf nu, die de wil van zijn heer kende en geen toebereidselen getroffen heeft, of niet gedaan heeft naar de wil van zijn heer, zal vele slagen ontvangen.
Lukas 13:8
Hij antwoordde en zeide tot hem: Heer, laat hem nog dit jaar staan, ik zal er eerst nog eens omheen graven en er mest bij brengen,
Lukas 13:15
Maar de Here antwoordde hem en zeide: Huichelaars, maakt ieder van u niet op de sabbat zijn os of zijn ezel van de kribbe los en leidt hem weg om hem te laten drinken?
Lukas 13:23
En iemand zeide tot Hem: Here, zijn het weinigen, die behouden worden? Hij zeide tot hen:
(In sommige vertalingen vormen de laatste vier woorden Lukas 13:24a.)
Lukas 13:25
Van het ogenblik af, dat de heer des huizes is opgestaan en de deur gesloten heeft, zult gij beginnen buiten te staan en aan de deur te kloppen zeggende: Here,
doe ons open, en Hij zal antwoorden en tot u zeggen: Ik weet niet, vanwaar gij zijt.
Lukas 13:35
Zie, uw huis wordt aan u overgelaten. Maar Ik zeg u, gij zult Mij niet meer zien tot het ogenblik komt, dat gij zegt: Gezegend Hij, die komt in de naam des Heren!
Lukas 14:21-23
En de slaaf kwam terug en berichtte zijn heer deze dingen. Toen werd de heer des huizes toornig en zeide tot zijn slaaf: Ga aanstonds de straten en stegen der stad in en breng de bedelaars en misvormden en blinden en lammen hier. En de slaaf zeide: Heer, wat gij hebt opgedragen, is geschied en nog is er plaats. En de heer zeide tot de slaaf: Ga de wegen en de paden op en dwing hen binnen te komen, want mijn huis moet vol worden.
Lukas 16:3
De rentmeester zeide bij zichzelf: Wat moet ik doen? Want mijn heer ontneemt mij mijn rentmeesterschap. Spitten kan ik niet, voor bedelen schaam ik mij.
Lukas 16:5
En hij ontbood de schuldenaars van zijn heer een voor een bij zich. Hij zeide tot de eerste: Hoeveel zijt gij mijn heer schuldig?
Lukas 16:8
En de heer prees de onrechtvaardige rentmeester, dat hij met overleg gehandeld had, want de kinderen dezer wereld gaan ten aanzien van hun geslacht met veel meer overleg te werk dan de kinderen des lichts.
Lukas 16:13
Geen slaaf kan twee heren dienen, want hij zal of de ene haten en de andere liefhebben, of zich aan de ene hechten en de andere minachten; gij kunt niet God dienen en Mammon.
Lukas 17:5-6
En de apostelen zeiden tot de Here: Geef ons meer geloof. De Here zeide: Indien gij een geloof hadt als een mosterdzaad, gij zoudt tot deze moerbeiboom zeggen: Word ontworteld en in de zee geplant, en hij zou u gehoorzamen.
Lukas 17:37
En zij antwoordden en zeiden tot Hem: Waar, Here? Hij zeide tot hen: Waar het lichaam is, daar zullen ook de gieren zich verzamelen.
Lukas 18:6
En de Here zeide: Hoort, wat de onrechtvaardige rechter zegt.
Lukas 18:41
(18-41b) Wat wilt gij, dat Ik u doen zal? Hij zeide: Here, dat ik ziende worde!
Lukas 19:8
Maar Zacheus ging staan en zeide tot de Here: Zie, de helft van mijn bezit, Here, geef ik de armen, en indien ik iemand iets heb afgeperst, vergoed ik het viervoudig.
Lukas 19:16
En de eerste verscheen en zeide: Heer, uw pond heeft tien ponden winst gemaakt.
Lukas 19:18
De tweede kwam en zeide: Uw pond, heer, heeft vijf ponden opgebracht.
Lukas 19:20
En de volgende kwam en zeide: Heer, hier is uw pond, dat ik in een doek weggeborgen en bewaard heb.
Lukas 19:25
En zij zeiden tot hem: Heer, hij heeft al tien ponden.
Lukas 19:31
En indien iemand u vraagt: Waarom maakt gij het los? zegt dan: De Here heeft het nodig.
Lukas 19:33
Toen zij het veulen losmaakten, zeiden de eigenaars tot hen: Waarom maakt gij het veulen los?
Lukas 19:34
En zij zeiden: De Here heeft het nodig.
Lukas 19:38
en zij zeiden: Gezegend Hij, die komt, de Koning, in de naam des Heren; in de hemel vrede en ere in de hoogste hemelen.
Lukas 20:13
Toen zeide de heer van de wijngaard: Wat moet ik doen? Ik zal mijn geliefde zoon zenden; die zullen zij wel ontzien.
Lukas 20:15
En zij wierpen hem buiten de wijngaard en doodden hem. Wat zal dan de heer van de wijngaard met hen doen?
Lukas 20:37
Maar dat de doden opgewekt worden, heeft ook Mozes bij de braamstruik aangeduid, waar hij de Here noemt de God van Abraham en de God van Isaak en de God van Jakob.
Lukas 20:42
Want David zelf zegt in het boek der Psalmen: De Here heeft gezegd tot mijn Here: Zet U aan mijn rechterhand,
Lukas 20:44
David noemt Hem dus Here; hoe kan Hij dan zijn zoon zijn?
Lukas 22:31
Simon, Simon, zie, de satan heeft verlangd ulieden te ziften als de tarwe,
Lukas 22:33
Hij zeide tot Hem: Here, met U ben ik bereid ook gevangenis en dood in te gaan!
Lukas 22:38
Zij zeiden: Here, zie, hier zijn twee zwaarden! Hij zeide tot hen: Het is voldoende.
Lukas 22:49
Toen zij, die bij Hem waren, zagen wat er ging gebeuren, zeiden zij, Here, willen wij met het zwaard erop slaan?
Lukas 22:61
En de Here keerde Zich om en zag Petrus aan. En Petrus herinnerde zich het woord des Heren, hoe Hij tot hem gezegd had: Eer de haan heden kraait, zult gij Mij driemaal verloochenen.
Lukas 23:42
En hij zeide: Jezus, gedenk mijner, wanneer Gij in uw Koninkrijk komt.
Lukas 24:3
en toen zij er ingegaan waren, vonden zij het lichaam van de Here Jezus niet.
Lukas 24:34
en dezen zeiden: De Here is waarlijk opgewekt en is aan Simon verschenen.
Johannes 1:23
Hij zeide: Ik ben de stem van een die roept in de woestijn: Maakt recht de weg des Heren, gelijk de profeet Jesaja gesproken heeft.
Johannes 4:1
Toen nu de Here vernam, dat de Farizeeën gehoord hadden, dat Jezus meer discipelen maakte en doopte dan Johannes,
Johannes 4:11
Zij zeide tot Hem: Here, Gij hebt geen emmer en de put is diep; hoe komt Gij dan aan het levende water?
Johannes 4:15
De vrouw zeide tot Hem: Here, geef mij dit water, opdat ik geen dorst heb en niet hierheen behoef te gaan om te putten.
Johannes 4:19
De vrouw zeide tot Hem: Here, ik zie, dat Gij een profeet zijt.
Johannes 4:49
De hoveling zeide tot Hem: Heer, kom af, eer mijn kind sterft.
Johannes 5:7
De zieke antwoordde Hem: Here, ik heb geen mens om mij, zodra er beweging komt in het water, in het bad te werpen; en terwijl ik onderweg ben, daalt een ander voor mij af.
Johannes 6:23
Doch er kwamen andere scheepjes uit Tiberias bij de plaats, waar zij het brood gegeten hadden, nadat de Here gedankt had.
Johannes 6:34
Zij zeiden dan tot Hem: Here, geef ons altijd dit brood.
Johannes 6:68
Simon Petrus antwoordde Hem: Here, tot wie zullen wij heengaan? Gij hebt woorden van eeuwig leven;
Johannes 8:11
En zij zeide: Niemand, Here. En Jezus zeide: Ook Ik veroordeel u niet. Ga heen, zondig van nu af niet meer!
Johannes 9:36
Hij antwoordde en zeide: En wie is Hij, Here, dat ik in Hem moge geloven?
Johannes 9:38
Hij zeide: Ik geloof, Here, en hij wierp zich voor Hem neder.
Johannes 11:2
Maria was het, die de Here gezalfd had met mirre en zijn voeten met haar haren had afgedroogd. En haar broeder Lazarus was ziek.
Johannes 11:3
De zusters dan zonden Hem bericht: Here, zie, die Gij liefhebt, is ziek.
Johannes 11:12
De discipelen zeiden dan tot Hem: Here, als hij slaapt, zal hij herstellen.
Johannes 11:21
Marta dan zeide tot Jezus: Here, indien gij hier geweest waart, zou mijn broeder niet gestorven zijn.
Johannes 11:27
Zij zeide tot Hem: Ja, Here, ik heb geloofd, dat Gij zijt de Christus, de Zoon van God, die in de wereld komen zou.
Johannes 11:32
Toen Maria dan kwam, waar Jezus was en Hem zag, viel zij Hem te voet en zeide tot Hem: Here, indien Gij hier geweest waart, zou mijn broeder niet gestorven zijn.
Johannes 11:34
en Hij zeide: Waar hebt gij hem gelegd? Zij zeiden tot Hem: Here, kom en zie.
Johannes 11:39
Jezus zeide: Neemt de steen weg! Marta, de zuster van de gestorvene, zeide tot Hem: Here, er is reeds een lijklucht, want het is al de vierde dag.
Johannes 12:13
namen zij palmtakken, gingen uit Hem tegemoet, en riepen: Hosanna, gezegend Hij, die komt in de naam des Heren! en: De koning van Israël!
Johannes 12:21
dezen dan gingen tot Filippus, die van Betsaida in Galilea was, en vroegen hem en zeiden: Heer, wij zouden Jezus wel willen zien.
Johannes 12:38
opdat het woord van de profeet Jesaja vervuld werd, dat hij sprak: Here, wie heeft geloofd, wat hij van ons hoorde? En aan wie is de arm des Heren geopenbaard?
Johannes 13:6
Hij kwam dan bij Simon Petrus. Deze zeide tot Hem: Here, wilt Gij mij de voeten wassen?
Johannes 13:9
Simon Petrus zeide tot Hem: Here, niet alleen mijn voeten, maar ook de handen en het hoofd!
Johannes 13:13-14
Gij noemt Mij Meester en Here, en gij zegt dat terecht, want Ik ben het. Indien nu Ik, uw Here en Meester, u de voeten gewassen heb, behoort ook gij elkander de voeten te wassen;
Johannes 13:16
Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, een slaaf staat niet boven zijn heer, noch een gezant boven zijn zender.
Johannes 13:25
Deze, aanstonds zich aan de borst van Jezus werpende, zeide tot Hem: Here, wie is het?
Johannes 13:36-37
Simon Petrus zeide tot Hem: Here, waar gaat Gij heen? Jezus antwoordde: Waar Ik heenga, kunt gij Mij nu niet volgen, maar gij zult later volgen. Petrus zeide tot Hem: Here, waarom kan ik U thans niet volgen? Ik zal mijn leven voor U inzetten!
Johannes 14:5
Tomas zeide tot Hem: Here, wij weten niet, waar Gij heengaat; hoe weten wij dan de weg?
Johannes 14:8
Filippus zeide tot Hem: Here, toon ons de Vader en het is ons genoeg.
Johannes 14:22
Judas, niet Iskariot, zeide tot Hem: Here, en hoe komt het, dat Gij Uzelf aan ons zult openbaren en niet aan de wereld?
Johannes 15:15
Ik noem u niet meer slaven, want de slaaf weet niet, wat zijn heer doet; maar u heb Ik vrienden genoemd, omdat Ik alles, wat Ik van mijn Vader gehoord heb, u heb bekend gemaakt.
Johannes 15:20
Gedenkt het woord, dat Ik tot u gesproken heb: Een slaaf staat niet boven zijn heer. Indien zij Mij vervolgd hebben, zij zullen ook u vervolgen; indien zij mijn woord bewaard hebben, zij zullen ook het uwe bewaren.
Johannes 20:2
Ijlings kwam zij dan bij Simon Petrus en bij de andere discipel, dien Jezus liefhad, en zeide tot hen: Zij hebben de Here weggenomen uit het graf en wij weten niet, waar zij Hem hebben neergelegd.
Johannes 20:13
En zij zeiden tot haar: Vrouw, waarom weent gij? Zij zeide tot hen: Om dat zij mijn Here weggenomen hebben en ik weet niet, waar zij Hem neergelegd hebben.
Johannes 20:15
Jezus zeide tot haar: Vrouw, waarom weent gij? Wie zoekt gij? Zij meende, dat het de hovenier was, en zeide tot Hem: Heer, als gij Hem weggedragen hebt, zeg mij dan, waar gij Hem hebt neergelegd en ik zal Hem wegnemen.
Johannes 20:18
Maria van Magdala ging heen en boodschapte de discipelen, dat zij de Here had gezien en dat Hij haar dit gezegd had.
Johannes 20:20
En na dit gezegd te hebben toonde Hij hun zijn handen en zijn zijde. De discipelen dan waren verblijd, toen zij de Here zagen.
Johannes 20:25
De andere discipelen dan zeiden tot hem: Wij hebben de Here gezien! Maar hij zeide tot hen: Indien ik in zijn handen niet zie het teken der nagels en mijn vinger niet steek in de plaats der nagels en mijn hand niet steek in zijn zijde, zal ik geenszins geloven.
Johannes 20:28
Tomas antwoordde en zeide tot Hem: Mijn Here en mijn God!
Johannes 21:7
Die discipel dan, dien Jezus liefhad, zeide tot Petrus: Het is de Here. Simon Petrus dan, toen hij hoorde, dat het de Here was, sloeg zijn opperkleed om, want hij was ongekleed, en wierp zich in zee;
Johannes 21:12
Jezus zeide tot hen: Komt en houdt de maaltijd. Niemand van de discipelen durfde Hem de vraag stellen: Wie zijt Gij? Want zij wisten, dat het de Here was.
Johannes 21:15-17
Toen zij dan de maaltijd gehouden hadden, zeide Jezus tot Simon Petrus: Simon, zoon van Johannes, hebt gij Mij waarlijk lief, meer dan dezen? Hij zeide tot Hem: Ja Here, Gij weet, dat ik U liefheb. Hij zeide tot hem: Weid mijn lammeren. Hij zeide ten tweeden male weder tot hem: Simon, zoon van Johannes, hebt gij Mij waarlijk lief? En hij zeide tot Hem: Ja Here, Gij weet het, dat ik U liefheb. Hij zeide tot hem: Hoed mijn schapen. Hij zeide ten derden male tot hem: Simon, zoon van Johannes, hebt gij Mij lief? Petrus werd bedroefd, dat Hij voor de derde maal tot hem zeide: Hebt gij Mij lief? En hij zeide tot Hem: Here, Gij weet alles, Gij weet, dat ik U liefheb. Jezus zeide tot hem: Weid mijn schapen.
Johannes 21:20
En Petrus, zich omwendende, zag de discipel volgen, dien Jezus liefhad, die zich bij de maaltijd aan zijn borst geworpen had en gezegd had: Here, wie is het die U verraadt?
Johannes 21:21
Toen hij deze zag, zeide Petrus tot Jezus: Here, maar wat zal met deze gebeuren?
Handelingen 1:6
Zij dan, die daar bijeengekomen waren, vroegen Hem en zeiden: Here, herstelt Gij in deze tijd het koningschap voor Israël?
Handelingen 1:21
Er moet dan van de mannen, die zich bij ons hebben aangesloten in al de tijd, dat de Here Jezus bij ons ingegaan en uitgegaan is,
Handelingen 1:24
En zij baden en zeiden: Wijs Gij, Here, die aller harten kent, die ene aan, die Gij van deze twee hebt uitgekozen,
Handelingen 2:20
De zon zal veranderen in duisternis en de maan in bloed, voordat de grote en doorluchtige dag des Heren komt.
Handelingen 2:21
En het zal zijn, dat al wie de naam des Heren aanroept, behouden zal worden.
Handelingen 2:25
Want David zegt van Hem: Ik zag de Here te allen tijde voor mij; want Hij is aan mijn rechterhand, opdat ik niet wankelen zou.
Handelingen 2:34
Want David is niet opgevaren naar de hemelen, maar hij zegt zelf: De Here heeft gezegd tot mijn Here: Zet U aan mijn rechterhand,
Handelingen 2:36
Dus moet ook het ganse huis Israëls zeker weten, dat God Hem en tot Here en tot Christus gemaakt heeft, deze Jezus, die gij gekruisigd hebt.
Handelingen 2:39
Want voor u is de belofte en voor uw kinderen en voor allen, die verre zijn, zovelen als de Here, onze God, ertoe roepen zal.
Handelingen 2:47
en zij loofden God en stonden in de gunst bij het gehele volk. En de Here voegde dagelijks toe aan de kring, die behouden werden.
Handelingen 3:19
Komt dan tot berouw en bekering, opdat uw zonden uitgedelgd worden, opdat er tijden van verademing mogen komen van het aangezicht des Heren,
Handelingen 3:22
Mozes toch heeft gezegd: De Here God zal u een profeet doen opstaan uit uw broeders, gelijk mij: naar hem zult gij horen in alles wat hij tot u spreken zal;
Handelingen 4:26
De koningen der aarde hebben zich opgesteld en de oversten zijn tezamen vergaderd tegen de Here en tegen zijn Gezalfde.
Handelingen 4:29
En nu, Here, let op hun dreigingen en geef uw dienstknechten met alle vrijmoedigheid uw woord te spreken,
Handelingen 4:33
En met grote kracht gaven de apostelen hun getuigenis van de opstanding des Heren Jezus, en er was grote genade over hen allen.
Handelingen 5:9
En Petrus zeide tot haar: Hoe hebt gij kunnen overeenkomen om de Geest des Heren te verzoeken? Zie, de voeten van hen, die uw man hebben begraven, zijn aan de deur en zij zullen ook u uitdragen.
Handelingen 5:14
En des te meer werden er toegevoegd, die de Here geloofden, tal van mannen zowel als vrouwen,
Handelingen 7:30
En toen er veertig jaren voorbijgegaan waren, verscheen hem in de woestijn van de berg Sinai een engel in de vlam van een brandende braamstruik.
Handelingen 7:31
En toen Mozes dit zag, verwonderde hij zich over het gezicht, en toen hij erheen ging om het te onderzoeken, kwam een stem des Heren tot hem:
Handelingen 7:33
En de Here zeide tot hem: Doe uw schoeisel van uw voeten, want de plaats, waar gij staat, is heilige grond.
Handelingen 7:37
Dit is die Mozes, die tot de kinderen Israëls gezegd heeft: Een profeet gelijk mij zal God u uit uw broeders doen opstaan.
Handelingen 7:49
De hemel is Mij ten troon, en de aarde een voetbank mijner voeten. Wat voor huis zult gij Mij bouwen, zegt de Here, of wat is de plaats mijner rust?
Handelingen 7:59
En zij stenigden Stefanus, die de Here aanriep, zeggende: Here Jezus, ontvang mijn geest.
Handelingen 7:60
En op de knieen vallende, riep hij met luider stem: Here, reken hun deze zonde niet toe! En met deze woorden ontsliep hij.
Handelingen 8:16
Want deze was nog over niemand van hen gekomen, maar zij waren alleen gedoopt in de naam van de Here Jezus.
Handelingen 8:24
Doch Simon antwoordde en zeide: Bidt gij voor mij tot de Here, dat mij niets moge overkomen van hetgeen gij gezegd hebt.
Handelingen 8:25
Toen zij dan het woord des Heren betuigd en gesproken hadden, keerden zij terug naar Jeruzalem en verkondigden het evangelie aan vele dorpen der Samaritanen.
Handelingen 8:39
En toen zij uit het water gekomen waren, nam de Geest des Heren Filippus weg en de kamerling zag hem niet meer, want hij ging zijn weg met blijdschap.
Handelingen 9:1
En Saulus, nog dreiging en moord blazende tegen de discipelen des Heren, ging naar de hogepriester,
Handelingen 9:5
En hij zeide: Wie zijt Gij, Here? En Hij zeide: Ik ben Jezus, die gij vervolgt.
Handelingen 9:10-11
Nu was er te Damascus een discipel, genaamd Ananias; en de Here zeide tot hem in een gezicht: Ananias! En hij zeide: Zie, hier ben ik, Here. En de Here zeide tot hem: Sta op en ga naar de straat, die de Rechte heet, en vraag ten huize van Judas naar iemand uit Tarsus, genaamd Saulus, want zie, hij is in gebed
Handelingen 9:13
En Ananias antwoordde: Here, ik heb van velen over deze man gehoord, hoeveel kwaad hij uw heiligen te Jeruzalem aangedaan heeft;
Handelingen 9:15
Maar de Here zeide tot hem: Ga, want deze is Mij een uitverkoren werktuig om mijn naam te brengen voor heidenen en koningen en de kinderen Israëls;
Handelingen 9:17
En Ananias ging heen en kwam in het huis, en hij legde hem de handen op en zeide: Saul, broeder, de Here heeft mij gezonden, Jezus, die u verschenen is op de weg, waarlangs gij gekomen zijt, opdat gij weer zoudt zien en met de Heilige Geest vervuld worden.
Handelingen 9:27
Maar Barnabas trok zich zijner aan en bracht hem bij de apostelen en verhaalde hun, hoe hij onderweg de Here had gezien, en dat deze tot hem gesproken had, en hoe hij te Damascus vrijmoedig was opgetreden in de naam van Jezus.
Handelingen 9:29
en vrijmoedig optreden in de naam des Heren, en hij sprak en redetwistte met de Grieks-sprekende Joden; maar dezen trachtten hem om te brengen.
Handelingen 9:31
De gemeente dan door geheel Judea, Galilea en Samaria had vrede; zij werd opgebouwd en wandelde in de vreze des Heren, en zij nam in aantal toe door de bijstand van de Heilige Geest.
Handelingen 9:35
En alle bewoners van Lydda en Saron zagen hem en bekeerden zich tot de Here.
Handelingen 9:42
En het werd bekend door geheel Joppe en velen kwamen tot geloof in de Here.
Handelingen 10:4
Hij staarde hem aan en werd zeer bevreesd en zeide: Wat is er, heer! En hij zeide tot hem: Uw gebeden en uw aalmoezen zijn voor God in gedachtenis gekomen.
Handelingen 10:14
Maar Petrus zeide: Geenszins, Here, want ik heb nog nooit iets gegeten, dat onheilig of onrein was.
Handelingen 10:36
naar het woord, dat Hij heeft doen brengen aan de kinderen Israëls om vrede te verkondigen door Jezus Christus. Deze is aller Heer.
Handelingen 10:48
En hij beval hen te dopen in de naam van Jezus Christus. Toen verzochten zij hem nog enige dagen te blijven.
Handelingen 11:8
Maar ik zeide: Geenszins, Here, want nog nooit is iets, dat onheilig of onrein was, in mijn mond gekomen.
Handelingen 11:16
En ik herinnerde mij het woord des Heren, hoe Hij zeide: Johannes doopte wel met water, maar gij zult met de Heilige Geest gedoopt worden.
Handelingen 11:17
Indien nu God hun op volkomen gelijke wijze als ons de gave heeft gegeven op het geloof in de Here Jezus Christus, hoe zou ik dan bij machte geweest zijn God tegen te houden?
Handelingen 11:20
Doch er waren onder hen enige Cyprische en Cyreense mannen, die, te Antiochië gekomen, ook tot de Grieken spraken en hun de Here Jezus predikten.
Handelingen 11:21
En de hand des Heren was met hen, en een groot aantal kwam tot het geloof en bekeerde zich tot de Here.
Handelingen 11:23
Toen deze aankwam en de genade Gods zag, verheugde hij zich en wekte allen op om naar het voornemen van hun hart de Here trouw te blijven;
Handelingen 11:24
want hij was een goed man, vol van de Heilige Geest en van geloof. En een brede schare werd de Here toegevoegd.
Handelingen 12:11
En Petrus, tot zichzelf gekomen, zeide: Nu weet ik waarlijk, dat de Here zijn engel uitgezonden heeft en mij gerukt heeft uit de hand van Herodes en uit al wat het volk der Joden verwachtte.
Handelingen 12:17
En hij wenkte met zijn hand, dat zij zwijgen moesten, en verhaalde hun, hoe de Here hem uit de gevangenis had geleid en hij zeide: Bericht dit aan Jakobus en de broeders. En hij vertrok en reisde naar een andere plaats.
Handelingen 13:2
En terwijl zij vastten bij de dienst des Heren, zeide de Heilige Geest: Zondert Mij nu Barnabas en Saulus af voor het werk, waartoe Ik hen geroepen heb.
Handelingen 13:10
Zoon des duivels, vol van allerlei list en streken, vijand van alle gerechtigheid, zult gij niet ophouden de rechte wegen des Heren te verdraaien?
Handelingen 13:11
En nu, zie, de hand des Heren keert zich tegen u, en gij zult een tijd lang blind zijn en de zon niet zien. En terstond viel op hem donkerheid en duisternis, en rondtastende zocht hij iemand om hem bij de hand te leiden.
Handelingen 13:12
Toen de landvoogd zag, wat er gebeurd was, kwam hij tot geloof, zeer getroffen door de leer des Heren.
Handelingen 13:47-49
Want zo heeft ons de Here geboden: Ik heb u gesteld tot een licht der heidenen, opdat gij tot heil zoudt zijn tot aan het uiterste der aarde. Toen nu de heidenen dit hoorden, verblijdden zij zich en verheerlijkten het woord des Heren; en allen, die bestemd waren ten eeuwige leven, kwamen tot geloof; en het woord des Heren verbreidde zich door het gehele land.
Handelingen 14:3
Zij verkeerden daar dan geruime tijd, vrijmoedig sprekende in vertrouwen op de Here, die getuigenis gaf aan het woord zijner genade en tekenen en wonderen door hun handen deed geschieden.
Handelingen 14:23
En nadat zij voor hen in elke gemeente oudsten hadden aangewezen, droegen zij hen onder bidden en vasten de Here op, in wie zij geloofd hadden.
Handelingen 15:11
Maar door de genade van de Here Jezus geloven wij behouden te worden op dezelfde wijze als zij.
Handelingen 15:17
opdat het overige deel der mensen de Here zoeke, en alle heidenen, over welke mijn naam is uitgeroepen, spreekt de Here, die deze dingen doet,
Handelingen 15:26
mensen, die hun leven hebben overgehad voor de naam van onze Here Jezus Christus.
Handelingen 15:35-36
En Paulus en Barnabas bleven te Antiochië en leerden en verkondigden met vele anderen het woord des Heren. Maar na enige dagen zeide Paulus tot Barnabas: Laten wij toch terugkeren tot onze broeders in iedere stad, waar wij het woord des Heren verkondigd hebben, om te zien, hoe het hun gaat.
Handelingen 16:10
Toen hij het gezicht gezien had, zochten wij dadelijk gelegenheid om naar Macedonie te vertrekken, daar wij eruit opmaakten, dat God ons had geroepen om hun het evangelie te verkondigen.
Handelingen 16:14
En een zekere vrouw, met name Lydia, een purperverkoopster uit de stad Tyatira, die God vereerde, hoorde toe, en de Here opende haar hart, zodat zij aandacht schonk aan hetgeen door Paulus gezegd werd.
Handelingen 16:15
En toen zij gedoopt was en haar huis, nodigde zij ons, zeggende: Indien gij van oordeel zijt, dat ik de Here getrouw ben, neemt dan uw intrek in mijn huis. En zij drong ons ertoe.
Handelingen 16:16
En het geschiedde, toen wij naar de gebedsplaats gingen, dat een zekere slavin, die een waarzeggende geest had, ons tegenkwam, welke aan haar eigenaars met waarzeggen veel voordeel aanbracht.
Handelingen 16:19
Toen nu haar eigenaars zagen, dat hun kans op voordeel verdwenen was, grepen zij Paulus en Silas en sleurden hen naar de markt voor de overheid,
Handelingen 16:30
En hij leidde hen naar buiten en zeide: Heren, wat moet ik doen om behouden te worden?
Handelingen 16:31
En zij zeiden: Stel uw vertrouwen op de Here Jezus en gij zult behouden worden, gij en uw huis.
Handelingen 16:32
En zij spraken het woord Gods tot hem in tegenwoordigheid van allen, die in zijn huis waren.
(De beste handschriften hebben ‚woord des Heren’.)
Handelingen 17:24
De God, die de wereld gemaakt heeft en al wat daarin is, die een Heer is van hemel en aarde, woont niet in tempels met handen gemaakt,
Handelingen 17:27
opdat zij God zouden zoeken, of zij Hem al tastende vinden mochten, hoewel Hij niet ver is van een ieder van ons.
Handelingen 18:8
En Crispus, de overste der synagoge, kwam tot geloof in de Here met zijn gehele huis, en vele van de Korintiers, die hem hoorden, geloofden en lieten zich dopen.
Handelingen 18:9
En de Here zeide in de nacht door een gezicht tot Paulus: Wees niet bevreesd, maar spreek en zwijg niet;
Handelingen 18:25
Deze was ingelicht omtrent de weg des Heren en, vurig van geest, sprak en leerde hij nauwkeurig hetgeen op Jezus betrekking had, ofschoon hij alleen wist van de doop van Johannes.
Handelingen 19:5
En toen zij dit hoorden, lieten zij zich dopen in de naam van de Here Jezus.
Handelingen 19:10
En dit ging twee jaar lang zo voort, zodat allen, die in Asia woonden, het woord des Heren hoorden, Joden zowel als Grieken.
Handelingen 19:13
En ook enige van de rondreizende Joodse geestenbezweerders waagden het over hen, die zulke boze geesten hadden, de naam van de Here Jezus te noemen met de woorden: Ik bezweer u bij de Jezus, die Paulus predikt.
Handelingen 19:17
En dit werd bekend aan allen, Joden en Grieken, die te Efeze woonden, en vrees overviel hen allen, en de naam van de Here Jezus werd grootgemaakt;
Handelingen 19:20
Zo wies het woord des Heren krachtig en het werd sterker.
Handelingen 20:19
dienende de Here met alle ootmoed, onder tranen en beproevingen, die mij overkwamen door de aanslagen der Joden;
Handelingen 20:21
Joden en Grieken betuigende zich te bekeren tot God en te geloven in onze Here Jezus.
Handelingen 20:24
Maar ik tel mijn leven niet en acht het niet kostbaar voor mijzelf, als ik slechts mijn loopbaan mag ten einde brengen en de bediening, die ik van de Here Jezus ontvangen heb om het evangelie der genade Gods te betuigen.
Handelingen 20:35
Ik heb u in alles getoond, dat men door zo te arbeiden zich de zwakken moet aantrekken en zich de woorden van de Here Jezus herinneren, die zelf gezegd heeft: Het is zaliger te geven dan te ontvangen.
Handelingen 21:13
Toen antwoordde Paulus: Wat doet gij, dat gij weent en mijn hart week maakt? Want ik voor mij ben bereid, niet alleen gebonden te worden, maar ook te sterven te Jeruzalem voor de naam van de Here Jezus.
Handelingen 21:14
En toen hij niet te overreden was, hielden wij ons stil en zeiden: De wil des Heren geschiede.
Handelingen 21:20
En zij loofden God, toen zij dit hoorden, en zeiden tot hem: Gij ziet, broeder, hoevele duizenden er onder de Joden gelovig zijn geworden en allen zijn zij ijveraars voor de wet;
Handelingen 22:8
En ik antwoordde: Wie zijt Gij, Here? En Hij zeide tot mij: Ik ben Jezus, de Nazoreeer, die gij vervolgt.
Handelingen 22:10
En ik zeide: Here, wat moet ik doen? En de Here zeide tot mij: Sta op en reis naar Damascus, en daar zal u gezegd worden al hetgeen u opgelegd is om te doen.
Handelingen 22:16
En nu, wat aarzelt gij nog? Sta op, laat u dopen en uw zonden afwassen, onder aanroeping van zijn naam.
Handelingen 22:19
En ik zeide: Here, zij weten zelf, dat ik het was, die hen, die in U geloofden, liet gevangen zetten en in de synagogen geselen;
Handelingen 23:11
En de volgende nacht stond de Here bij hem en zeide: Houd moed, want zoals gij te Jeruzalem van Mij getuigd hebt, moet gij ook te Rome getuigen.
Handelingen 25:26
Maar ik heb niets stelligs over hem aan mijn heer te schrijven; daarom heb ik hem voor u laten komen, en voornamelijk voor u, koning Agrippa, om, nadat het onderzoek heeft plaats gehad, iets te kunnen schrijven;
Handelingen 26:15
En ik zeide: Wie zijt Gij, Here? En de Here zeide: Ik ben Jezus, die gij vervolgt.
Handelingen 28:31
predikende het Koninkrijk Gods, en onderricht gevende aangaande de Here Jezus Christus met alle vrijmoedigheid, zonder enige belemmering.
Romeinen 1:4
naar de geest der heiligheid door zijn opstanding uit de doden verklaard Gods Zoon te zijn in kracht, Jezus Christus, onze Here,
Romeinen 1:7
aan alle geliefden Gods, geroepen heiligen, die te Rome zijn: genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Here Jezus Christus.
Romeinen 4:8
Zalig de man, wiens zonde de Here geenszins zal toerekenen.
Romeinen 4:24
maar ook om onzentwil, wie het zal worden toegerekend, ons, die ons geloof vestigen op Hem, die Jezus, onze Here, uit de doden opgewekt heeft,
Romeinen 5:1
Wij dan, gerechtvaardigd uit het geloof, hebben vrede met God door onze Here Jezus Christus,
Romeinen 5:11
en dat niet alleen, maar wij roemen zelfs in God door onze Here Jezus Christus, door wie wij nu de verzoening ontvangen hebben.
Romeinen 5:21
opdat, gelijk de zonde als koning heerste in de dood, zo ook de genade zou heersen door rechtvaardigheid ten eeuwigen leven door Jezus Christus, onze Here.
Romeinen 6:11
Zo moet het ook voor u vaststaan, dat gij wel dood zijt voor de zonde, maar levend voor God in Christus Jezus.
Romeinen 6:23
Want het loon, dat de zonde geeft, is de dood, maar de genade, die God schenkt, is het eeuwige leven in Christus Jezus, onze Here.
Romeinen 7:25
Gode zij dank door Jezus Christus, onze Here! Derhalve ben ik zelf met mijn verstand dienstbaar aan de wet Gods, maar met mijn vlees aan de wet der zonde.
Romeinen 8:39
noch hoogte noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onze Here.
Romeinen 9:28
want wat Hij gesproken heeft, zal de Here doen op de aarde, volledig en snel.
Romeinen 9:29
En gelijk Jesaja tevoren gezegd had: Indien de Here Sebaot ons geen zaad overgelaten had, als Sodom zouden wij geworden zijn en aan Gomorra zouden wij gelijk gemaakt zijn.
Romeinen 10:9a
Want indien gij met uw mond belijdt, dat Jezus Heer is,
Romeinen 10:12-13
Want er is geen onderscheid tussen Jood en Griek. Immers, een en dezelfde is Heer over allen, rijk voor allen, die Hem aanroepen; want: al wie de naam des Heren aanroept, zal behouden worden.
Romeinen 10:16
Maar niet allen hebben aan het evangelie gehoor gegeven. Want Jesaja zegt: Here, wie heeft geloofd wat hij van ons hoorde?
Romeinen 11:3
Here, uw profeten hebben zij gedood, uw altaren hebben zij omvergehaald; ik ben alleen overgebleven en mij staan zij naar het leven.
Romeinen 11:34
Want: wie heeft de zin des Heren gekend? Of wie is Hem tot raadsman geweest?
Romeinen 12:11
in ijver onverdroten, vurig van geest, dient de Here.
Romeinen 12:19
Wreekt uzelf niet, geliefden, maar laat plaats voor de toorn, want er staat geschreven: Mij komt de wraak toe, Ik zal het vergelden, spreekt de Here.
Romeinen 13:14
Maar doet de Here Jezus Christus aan en wijdt geen zorg aan het vlees, zodat begeerten worden opgewekt.
Romeinen 14:4
Wie zijt gij, dat gij eens anders knecht oordeelt? Of hij staat of valt, gaat zijn eigen heer aan. Maar hij zal staande blijven, want de Here is bij machte hem vast te doen staan.
Romeinen 14:6
Wie aan een bepaalde dag hecht, doet het om de Here, en wie eet, doet het om de Here, want hij dankt God; en wie niet eet, laat het na om de Here en ook hij dankt God.
Romeinen 14:8
want als wij leven, het is voor de Here, en als wij sterven, het is voor de Here. Hetzij wij dan leven, hetzij wij sterven, wij zijn des Heren.
Romeinen 14:11
Want er staat geschreven: Zo waarachtig als Ik leef, spreekt de Here: voor Mij zal alle knie zich buigen, en alle tong zal God loven.
Romeinen 14:14
Ik weet en ben overtuigd in de Here Jezus, dat niets uit zichzelf onrein is; alleen voor hem, die iets onrein acht, is het onrein.
Romeinen 15:6
opdat gij eendrachtig uit een mond de God en Vader van onze Here Jezus Christus moogt verheerlijken.
Romeinen 15:11
En verder: Looft, al gij heidenen, de Here, en laten alle volken Hem prijzen.
Romeinen 15:30
Maar, broeders, ik vermaan u bij onze Here Jezus Christus en bij de liefde des Geestes, om samen met mij te worstelen in den gebede voor mij tot God,
Romeinen 16:2
dat gij haar ontvangt in de Here op een wijze, de heiligen waardig, en haar bijstaat, indien zij u in het een of ander mocht nodig hebben. Want zij zelf heeft velen, ook mij persoonlijk, bijstand verleend.
Romeinen 16:8
Groet Ampliatus, mijn geliefde in de Here.
Romeinen 16:11
Groet mijn stamgenoot Herodion. Groet hen, die behoren tot de kring van Narcissus, die in de Here zijn.
Romeinen 16:12
Groet Tryfena en Tryfosa, vrouwen, die zich moeite gegeven hebben in de Here. Groet de geliefde Persis, die zich veel moeite gegeven heeft in de Here.
Romeinen 16:13
Groet Rufus, de uitverkorene in de Here, met zijn moeder, die ook voor mij een moeder is.
Romeinen 16:18
Want zulke lieden dienen niet onze Here Christus, maar hun eigen buik, en misleiden door hun schoonklinkende en vrome taal de harten der argelozen.
Romeinen 16:20
De God nu des vredes zal weldra de satan onder uw voeten vertreden. De genade van onze Here Jezus zij met u!
Romeinen 16:22
Ik, Tertius, die de brief op schrift gebracht heb, groet u in de Here.
Romeinen 16:24
De genade van onze Here Jezus Christus zij met u allen. Amen.
1 Korinthiërs 1:2-3
aan de gemeente Gods te Korinte, aan de geheiligden in Christus Jezus, de geroepen heiligen met allen, die allerwege de naam van onze Here Jezus Christus aanroepen, hun en onze Here: genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Here Jezus Christus.
1 Korinthiërs 1:7-10
zodat gij ten aanzien van geen enkele genadegave te kort komt, terwijl gij uitziet naar de openbaring van onze Here Jezus Christus. Hij zal u ook bevestigen ten einde toe, zodat gij onberispelijk zult zijn op de dag van onze Here Jezus Christus. God is getrouw, door wie gij zijt geroepen tot gemeenschap met zijn Zoon Jezus Christus, onze Here. Doch ik vermaan u, broeders, bij de naam van onze Here Jezus Christus: weest allen eenstemmig en laten er geen scheuringen onder u zijn; weest vast aaneengesloten, een van zin en een van gevoelen.
1 Korinthiërs 1:31
opdat het zij, gelijk geschreven staat: Wie roemt, roeme in de Here.
1 Korinthiërs 2:8
En geen van de beheersers dezer eeuw heeft van haar geweten, want indien zij van haar geweten hadden, zouden zij de Here der heerlijkheid niet gekruisigd hebben.
1 Korinthiërs 2:16
Want wie kent de zin des Heren, dat hij Hem zou voorlichten? Maar wij hebben de zin van Christus.
1 Korinthiërs 3:5
Wat is dan Apollos? Of wat is Paulus? Dienaren, door wie gij tot geloof gekomen zijt, en wel zoals de Here dit aan een ieder geschonken heeft.
1 Korinthiërs 3:20
en elders: De Here weet, dat de overleggingen der wijzen vruchteloos zijn.
1 Korinthiërs 4:4-5
Want ik ben mij van niets bewust, maar daardoor ben ik niet gerechtvaardigd; Hij, die mij beoordeelt is de Here. Daarom, velt geen oordeel voor de tijd, dat de Here komt, die ook hetgeen in de duisternis verborgen is, aan het licht zal brengen en de raadslagen der harten openbaar maken. En dan zal aan elk zijn lof geworden van God.
1 Korinthiërs 4:17
Juist hierom heb ik Timotheüs tot u gezonden, die mij een geliefd en trouw kind is in de Here. Hij zal u mijn wegen in Christus Jezus indachtig maken, zoals ik die overal in elke gemeente leer.
1 Korinthiërs 4:19
maar spoedig zal ik tot u komen, zo de Here wil. Dan zal ik mij vergewissen niet van het woord dier opgeblazenen, maar van hun kracht.
1 Korinthiërs 5:4-5
Wanneer wij vergaderd zijn, gij en mijn geest met de kracht van onze Here Jezus, leveren wij in de naam van de Here Jezus die man aan de satan over tot verderf van zijn vlees, opdat zijn geest behouden worde in de dag des Heren.
1 Korinthiërs 6:11
En sommigen uwer zijn dat geweest. Maar gij hebt u laten afwassen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt gerechtvaardigd door de naam van de Here Jezus Christus en door de Geest van onze God.
1 Korinthiërs 6:13
Het voedsel is voor de maag en de maag voor het voedsel, en God zal zowel het een als het ander teniet doen. Maar het lichaam is niet voor de hoererij, doch voor de Here, en de Here voor het lichaam.
1 Korinthiërs 6:14
God heeft niet alleen de Here opgewekt, maar zal ook ons opwekken door zijn kracht.
1 Korinthiërs 6:17
Maar die zich aan de Here hecht, is een geest met Hem.
1 Korinthiërs 7:10
Doch hun, die getrouwd zijn, beveel ik niet, maar de Here, dat een vrouw haar man niet mag verlaten
1 Korinthiërs 7:12
Maar tot de overigen zeg ik, niet de Here: heeft een broeder een ongelovige vrouw, die erin bewilligt met hem samen te wonen, dan moet hij haar niet verstoten.
1 Korinthiërs 7:17
Alleen, laat ieder zo leven, als de Here hem toebedeeld heeft, zo, als God hem geroepen heeft. Zo schrijf ik het in alle gemeenten voor.
1 Korinthiërs 7:22
Want de slaaf, die in de Here geroepen werd, is een vrijgelatene des Heren; evenzo is hij, die als vrije geroepen werd, een slaaf van Christus.
1 Korinthiërs 7:25
Voor de jongedochters heb ik geen bevel van de Here. Maar ik geef mijn mening, als iemand, die door de ontferming des Heren trouw is.
1 Korinthiërs 7:32
En ik wilde wel, dat gij zonder zorgen waart. Wie niet getrouwd is, wijdt zijn zorgen aan de zaak des Heren, hoe hij de Here zal behagen.
1 Korinthiërs 7:34-35
Zowel zij, die geen man meer heeft, als de jongedochter, wijdt haar zorgen aan de zaak des Heren, om heilig te zijn naar lichaam en geest. Maar zij, die getrouwd is, wijdt haar zorgen aan aardse zaken, om haar man te behagen. Dit zeg ik in uw eigen belang, niet om u een strik om te werpen, maar lettende op de betamelijkheid en de onverdeelde toewijding aan de Here.
1 Korinthiërs 7:39
Een vrouw is gebonden, zolang haar man leeft; maar indien haar man is ontslapen, is zij vrij om te trouwen, met wie zij wil, mits in de Here.
1 Korinthiërs 8:5
Want al zijn er zogenaamde goden, hetzij in de hemel, hetzij op de aarde — en werkelijk zijn er goden in menigte en heren in menigte —
1 Korinthiërs 8:6
voor ons nochtans is er maar één God, de Vader, uit wie alle dingen zijn en tot wie wij zijn, en één Here, Jezus Christus, door wie alle dingen zijn, en wij door Hem.
1 Korinthiërs 9:1a
Ben ik niet vrij? Ben ik geen apostel? Heb ik niet Jezus, onze Here, gezien?
1 Korinthiërs 9:1z-2
Zijt gij niet mijn werk in de Here? Indien ik voor anderen geen apostel ben, voor u toch zeker wel; want het zegel op mijn apostelschap zijt gij in de Here.
1 Korinthiërs 9:5
Hebben wij geen bevoegdheid om een zuster als vrouw mede te nemen gelijk ook de andere apostelen en de broeders des Heren en Cefas?
1 Korinthiërs 9:14
Zo heeft de Here ook voor de verkondigers van het evangelie de regel gesteld, dat zij van het evangelie leven.
1 Korinthiërs 10:21
Gij kunt niet de beker des Heren drinken en de beker der boze geesten, gij kunt niet aan de tafel des Heren deel hebben en aan de tafel der boze geesten.
1 Korinthiërs 10:22
Of willen wij de Here tot naijver wekken? Zijn wij soms sterker dan Hij?
1 Korinthiërs 10:26
want de aarde en haar volheid is des Heren.
1 Korinthiërs 10:28
Doch indien iemand tot u zegt: Dat is gewijd vlees, eet het dan niet, om hem, die u dat te kennen gaf, en om het geweten.
1 Korinthiërs 11:11
En toch, in de Here is evenmin de vrouw zonder man iets, als de man zonder vrouw.
1 Korinthiërs 11:23
Want zelf heb ik bij overlevering van de Here ontvangen, wat ik u weder overgegeven heb, dat de Here Jezus in de nacht, waarin Hij werd overgeleverd, een brood nam,
1 Korinthiërs 11:26
Want zo dikwijls gij dit brood eet en de beker drinkt, verkondigt gij de dood des Heren, totdat Hij komt.
1 Korinthiërs 11:27
Wie dus op onwaardige wijze het brood eet of de beker des Heren drinkt, zal zich bezondigen aan het lichaam en bloed des Heren.
1 Korinthiërs 11:29
Want wie eet en drinkt, eet en drinkt tot zijn eigen oordeel, als hij het lichaam niet onderscheidt.
1 Korinthiërs 11:32
Maar onder het oordeel des Heren worden wij getuchtigd, opdat wij niet met de wereld zouden veroordeeld worden.
1 Korinthiërs 12:3
Daarom maak ik u bekend, dat niemand, door de Geest Gods sprekende, zegt: Vervloekt is Jezus; en dat niemand kan zeggen: Jezus is Here, dan door de Heilige Geest.
1 Korinthiërs 12:5
en er is verscheidenheid in bedieningen, maar het is dezelfde Here;
1 Korinthiërs 14:21
In de wet staat geschreven: Door lieden van een andere taal en door lippen van vreemden zal Ik tot dit volk spreken, en toch zullen zij naar Mij niet luisteren, zegt de Here.
1 Korinthiërs 14:37
Indien iemand meent een profeet of geestelijk mens te zijn, laat hij dan wel weten, dat hetgeen ik u schrijf, een gebod des Heren is.
1 Korinthiërs 15:31
Zowaar als ik, broeders, op u roem draag in Christus Jezus, onze Here, ik sterf elke dag.
1 Korinthiërs 15:47
De eerste mens is uit de aarde, stoffelijk, de tweede mens is uit de hemel.
1 Korinthiërs 15:57
Maar Gode zij dank, die ons de overwinning geeft door onze Here Jezus Christus.
1 Korinthiërs 15:58
Daarom, mijn geliefde broeders, weest standvastig, onwankelbaar, te allen tijde overvloedig in het werk des Heren, wetende, dat uw arbeid niet vergeefs is in de Here.
1 Korinthiërs 16:7
Want ik wil u thans niet in het voorbijgaan bezoeken, want ik hoop enige tijd bij u te blijven, als de Here het toestaat.
1 Korinthiërs 16:10
Wanneer Timotheüs komt, zorgt er dan voor, dat hij bij u niet afgeschrikt wordt, want hij doet het werk des Heren evenals ik;
1 Korinthiërs 16:19
U groeten de gemeenten van Asia. Vele groeten in de Here van Aquila en Prisca en van de gemeente bij hen aan huis.
1 Korinthiërs 16:22
Indien iemand de Here niet liefheeft, hij zij vervloekt. Maranata!
1 Korinthiërs 16:23
De genade van de Here Jezus zij met u.
2 Korinthiërs 1:2-3
genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Here Jezus Christus. Geloofd zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, de Vader der barmhartigheden en de God aller vertroosting,
2 Korinthiërs 1:14
gelijk gij reeds ten dele van ons hebt begrepen: dat wij uw roem zijn, evenals gij de onze op de dag van onze Here Jezus.
2 Korinthiërs 2:12
Toen ik nu te Troas was gekomen om het evangelie van Christus te prediken, en mij een deur geopend was in de Here, heb ik geen rust gehad voor mijn geest, omdat ik mijn broeder Titus niet aantrof;
2 Korinthiërs 3:16-18
maar telkens wanneer iemand zich tot de Here bekeerd heeft, wordt de bedekking weggenomen. De Here nu is de Geest; en waar de Geest des Heren is, is vrijheid. En wij allen, die met een aangezicht, waarop geen bedekking meer is, de heerlijkheid des Heren weerspiegelen, veranderen naar hetzelfde beeld van heerlijkheid tot heerlijkheid, immers door de Here, die Geest is.
2 Korinthiërs 4:5
Want wij prediken niet onszelf, maar Christus Jezus als Here, en onszelf als uw dienaren om Jezus' wil.
2 Korinthiërs 4:10
te allen tijde het sterven van Jezus in het lichaam omdragende, opdat ook het leven van Jezus zich in ons lichaam openbare.
2 Korinthiërs 4:14
Immers, wij weten, dat Hij, die de Here Jezus opgewekt heeft, ook ons met Jezus zal opwekken en met u voor Zich stellen.
2 Korinthiërs 5:6
Daarom zijn wij te allen tijde vol goede moed, ook al weten wij, dat wij, zolang wij in het lichaam ons verblijf hebben, ver van de Here in den vreemde zijn
2 Korinthiërs 5:8
maar wij zijn vol goede moed en wij begeren te meer ons verblijf in het lichaam te verlaten en bij de Here onze intrek te nemen.
2 Korinthiërs 5:11
Daar wij dan weten, hoezeer de Here te vrezen is, trachten wij de mensen te overtuigen; voor God echter is ons bedoelen openbaar en, naar ik hoop, is het ook in uw geweten openbaar.
2 Korinthiërs 6:17-18
Daarom gaat weg uit hun midden, en scheidt u af, spreekt de Here, en houdt niet vast aan het onreine, en Ik zal u aannemen, en Ik zal u tot Vader zijn en gij zult Mij tot zonen en dochteren zijn, zegt de Here, de Almachtige.
2 Korinthiërs 8:5
en zij gaven zich (zoals wij niet hadden durven verwachten) eerst aan de Here en door de wil van God ook aan ons;
2 Korinthiërs 8:9
Gij kent immers de genade van onze Here Jezus Christus, dat Hij om uwentwil arm is geworden, terwijl Hij rijk was, opdat gij door zijn armoede rijk zoudt worden.
2 Korinthiërs 8:19
En dat niet alleen; hij is ook door de gemeenten als onze reisgenoot aangewezen bij dit liefdewerk, dat door ons tot eer van de Here zelf en tot betoning van onze bereidvaardigheid wordt verricht.
2 Korinthiërs 8:21
want wij zijn bedacht op hetgeen behoorlijk is, niet alleen voor het oog des Heren, maar ook voor dat der mensen.
2 Korinthiërs 10:8
Want al ging ik nog iets verder in het roemen op onze bevoegdheid, die de Here gegeven heeft om u op te bouwen en niet om af te breken, ik zou niet beschaamd uitkomen.
2 Korinthiërs 10:17-18
Maar wie roemt, roeme in de Here; want niet wie zichzelf aanbeveelt, doch wie van de Here een aanbeveling ontvangt, heeft de proef doorstaan.
2 Korinthiërs 11:17
Wat ik zeg, zeg ik niet naar de Here, maar als in onverstand, aangenomen, dat wij mogen roemen.
2 Korinthiërs 11:31
De God en Vader van onze Here Jezus, geprezen zij Hij in eeuwigheid, weet, dat ik niet lieg.
2 Korinthiërs 12:1
Er moet geroemd worden; het dient wel tot niets, maar ik zal komen op gezichten en openbaringen des Heren.
2 Korinthiërs 12:8
Driemaal heb ik de Here hierover gebeden, dat hij van mij zou aflaten.
2 Korinthiërs 13:10
Hierom schrijf ik dit uit de verte, om bij mijn komst niet streng te moeten optreden naar de bevoegdheid, die de Here mij heeft gegeven om op te bouwen en niet om af te breken.
2 Korinthiërs 13:14
De genade des Heren Jezus Christus, en de liefde Gods, en de gemeenschap des Heiligen Geestes zij met u allen.
Galaten 1:3
genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Here Jezus Christus,
Galaten 1:19
en ik zag geen ander van de apostelen dan Jakobus, de broeder des Heren.
Galaten 4:1
Ik bedoel dit: zolang de erfgenaam onmondig is, verschilt hij in niets van een slaaf, al is hij ook eigenaar van alles;
Galaten 5:10
Ik voor mij ben van u overtuigd in de Here, dat gij geen andere mening zult hebben. Maar wie u in verwarring brengt, zal zijn straf hebben te dragen, wie hij ook zij.
Galaten 6:14
Maar ik moge ervoor bewaard blijven te roemen anders dan in het kruis van onze Here Jezus Christus, door wie de wereld mij gekruisigd is en ik der wereld.
Galaten 6:17
Overigens valle niemand mij lastig, want ik draag de littekenen van Jezus in mijn lichaam.
Galaten 6:18
De genade van onze Here Jezus Christus zij met uw geest, broeders! Amen.
Efeziërs 1:2-3
genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Here Jezus Christus. Gezegend zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, die ons met allerlei geestelijke zegen in de hemelse gewesten gezegend heeft in Christus.
Efeziërs 1:15
Daarom houd ook ik, gehoord hebbende van uw geloof in de Here Jezus en van uw liefde tot al de heiligen,
Efeziërs 1:17
opdat de God van onze Here Jezus Christus, de Vader der heerlijkheid, u geve de Geest van wijsheid en van openbaring om Hem recht te kennen:
Efeziërs 2:21
In Hem wast elk bouwwerk, goed ineensluitend, op tot een tempel, heilig in de Here,
Efeziërs 3:11
naar het eeuwige voornemen, dat Hij in Christus Jezus, onze Here, heeft uitgevoerd,
Efeziërs 3:14
Om die reden buig ik mijn knieen voor de Vader,
Efeziërs 4:1
Als gevangene in de Here, vermaan ik u dan te wandelen waardig der roeping, waarmede gij geroepen zijt,
Efeziërs 4:5
een Here, een geloof, een doop,
Efeziërs 4:17
Dit zeg ik dan en betuig ik in de Here, dat gij niet langer moogt wandelen zoals ook de heidenen wandelen, in de ijdelheid van hun denken,
Efeziërs 5:8
Want gij waart vroeger duisternis, maar thans zijt gij licht in de Here; wandelt als kinderen des lichts,
Efeziërs 5:10
en toetst wat de Here welbehagelijk is.
Efeziërs 5:17
Weest daarom niet onverstandig, maar tracht te verstaan, wat de wil des Heren is.
Efeziërs 5:19
en spreekt onder elkander in psalmen, lofzangen en geestelijke liederen, en zingt en jubelt de Here van harte,
Efeziërs 5:20
dankt te allen tijde in de naam van onze Here Jezus Christus God, de Vader, voor alles,
Efeziërs 5:22
Vrouwen, weest aan uw man onderdanig als aan de Here,
Efeziërs 5:29
want niemand haat ooit zijn eigen vlees, maar hij voedt het en koestert het zoals Christus de gemeente,
Efeziërs 6:1
Kinderen, weest uw ouders gehoorzaam in de Here, want dat is recht.
Efeziërs 6:4
En gij, Vaders, verbittert uw kinderen niet, maar voedt hen op in de tucht en in de terechtwijzing des Heren.
Efeziërs 6:5
Slaven, weest uw heren naar het vlees gehoorzaam met vreze en beven, in eenvoud uws harten, als aan Christus,
Efeziërs 6:7
en bereidwillig dienstbaar te zijn als aan de Here en niet aan mensen.
Efeziërs 6:8
Gij weet immers, dat een ieder, hetzij slaaf, hetzij vrije, al het goede, dat hij gedaan heeft, van de Here zal terugontvangen.
Efeziërs 6:9
En gij, heren, handelt evenzo jegens hen; laat het dreigen na. Gij weet immers, dat hun en uw Heer in de hemelen is, en bij Hem is geen aanzien des persoons.
Efeziërs 6:10
Voorts, weest krachtig in de Here en in de sterkte zijner macht.
Efeziërs 6:21
Opdat ook gij van mij moogt weten, hoe het mij gaat, zal Tychikus, mijn geliefde broeder en getrouwe dienaar in de Here, u alles bekendmaken.
Efeziërs 6:23-24
Vrede zij de broeders en liefde met geloof, van God, de Vader, en van de Here Jezus Christus. De genade zij met allen, die onze Here Jezus Christus onvergankelijk liefhebben.
Filippenzen 1:2
genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Here Jezus Christus.
Filippenzen 1:14
en het merendeel der broeders in de Here heeft door mijn gevangenschap vertrouwen gekregen om met des te meer moed onbevreesd het woord Gods te spreken.
Filippenzen 2:11
en alle tong zou belijden: Jezus Christus is Here, tot eer van God, de Vader!
Filippenzen 2:19
Ik hoop in de Here Jezus Timotheüs spoedig tot u te zenden, opdat ook ik welgemoed moge zijn, wanneer ik vernomen heb, hoe het u gaat.
Filippenzen 2:24
ik vertrouw echter in de Here, dat ik ook zelf spoedig komen zal.
Filippenzen 2:29
Ontvangt hem dan in de Here met alle blijdschap en houdt mannen zoals hij in ere.
Filippenzen 3:1
Overigens, mijn broeders, verblijdt u in de Here! Hetzelfde aan u te schrijven is voor mij niet verdrietig en voor u is het veilig.
Filippenzen 3:8
Voorzeker, ik acht zelfs alles schade, omdat de kennis van Christus Jezus, mijn Here, dat alles te boven gaat. Om zijnentwil heb ik dit alles prijsgegeven en houd het voor vuilnis, opdat ik Christus moge winnen,
Filippenzen 3:20
Want wij zijn burgers van een rijk in de hemelen, waaruit wij ook de Here Jezus Christus als verlosser verwachten,
Filippenzen 4:1-2
Daarom, mijn geliefde broeders, naar wie mijn verlangen uitgaat, mijn blijdschap en kroon, staat alzo vast in de Here, geliefden! Euodia vermaan ik en Syntyche vermaan ik, eensgezind te zijn in de Here.
Filippenzen 4:4
Verblijdt u in de Here te allen tijde! Wederom zal ik zeggen: Verblijdt u!
Filippenzen 4:5
Uw vriendelijkheid zij alle mensen bekend. De Here is nabij.
Filippenzen 4:10
Ik heb er mij ten zeerste over verblijd in de Here, dat gij nu eindelijk uw belangstelling in mij hebt kunnen verlevendigen, omdat gij wel belangstelling hadt, maar niet de gelegenheid.
Filippenzen 4:23
De genade van de Here Jezus Christus zij met uw geest.
Kolossenzen 1:3
Wij danken God, de Vader van onze Here Jezus Christus, te allen tijde bij ons bidden voor u,
Kolossenzen 1:10
om de Here waardig te wandelen, Hem in alles te behagen, in alle goed werk vrucht te dragen en op te wassen in de rechte kennis van God.
Kolossenzen 2:6
Nu gij Christus Jezus, de Here, aanvaard hebt, wandelt in Hem,
Kolossenzen 3:17
En al wat gij doet met woord of werk, doet het alles in de naam des Heren Jezus, God, de Vader, dankende door Hem!
Kolossenzen 3:18
Vrouwen, weest uw man onderdanig, gelijk het betaamt in de Here.
Kolossenzen 3:20
Kinderen, gehoorzaamt uw ouders in alles, want dit is welbehagelijk in de Here.
Kolossenzen 3:22
Slaven, gehoorzaamt uw heren naar het vlees in alles, niet als mensenbehagers om hen naar de ogen te zien, maar met eenvoud des harten in de vreze des Heren.
Kolossenzen 3:23-24
Wat gij ook doet, verricht uw werk van harte, als voor de Here en niet voor mensen; gij weet toch, dat gij van de Here tot vergelding de erfenis zult ontvangen. Gij dient Christus als heer.
Kolossenzen 4:1
Heren, betracht jegens uw slaven recht en billijkheid; gij weet toch, dat ook gij een heer in de hemel hebt.
Kolossenzen 4:7
Van al mijn omstandigheden zal Tychikus, mijn geliefde broeder en getrouwe dienaar en mededienstknecht in de Here, u op de hoogte brengen.
Kolossenzen 4:17
En zegt tot Archippus: Zorg dat gij de bediening, die gij in de Here aanvaard hebt, ook vervult.
1 Thessalonicenzen 1:1
Paulus, Silvanus en Timotheüs aan de gemeente der Tessalonicenzen in God, de Vader, en de Here Jezus Christus: genade zij u en vrede!
1 Thessalonicenzen 1:3
onophoudelijk gedachtig aan het werk uws geloofs, de inspanning uwer liefde en de volharding uwer hoop op onze Here Jezus Christus voor het oog van onze God en Vader.
1 Thessalonicenzen 1:6
En gij zijt navolgers geworden van ons en van de Here en gij hebt het woord onder zware verdrukking met blijdschap des Heiligen Geestes aangenomen,
1 Thessalonicenzen 1:8
Want uit uw midden heeft het woord des Heren weerklonken niet alleen in Macedonie en Achaje, maar allerwegen is uw geloof, dat zich op God richt, bekend geworden, zodat wij daarvan niets behoeven te zeggen.
1 Thessalonicenzen 2:15
die zelfs de Here Jezus en de profeten gedood en ons tot het uiterste vervolgd hebben, die Gode niet behagen en tegen alle mensen ingaan,
1 Thessalonicenzen 2:19
Want wie is onze hoop of blijdschap of erekrans voor onze Here Jezus bij zijn komst, wie anders dan gij?
1 Thessalonicenzen 3:8
want nu leven wij, als gij staat in de Here.
1 Thessalonicenzen 3:11-13
Hij, onze God en Vader, en onze Here Jezus, bane ons de weg tot u; en u doe de Here toenemen en overvloedig worden in de liefde tot elkander en tot allen — zoals ook wij gezind zijn jegens u —, om uw harten te versterken, zodat zij onberispelijk zijn in heiligheid voor onze God en Vader bij de komst van onze Here Jezus met al zijn heiligen.
1 Thessalonicenzen 4:1-2
Voorts dan, broeders, vragen wij en vermanen wij u in de Here Jezus, dat gij, zoals gij van ons vernomen hebt, hoe gij moet wandelen en Gode behagen, zoals gij ook inderdaad wandelt, dat nog meer doet. Want gij weet, welke voorschriften wij u gegeven hebben door de Here Jezus.
1 Thessalonicenzen 4:6
en dat men zijn broeder niet slecht behandele of bedriege in deze zaak, want de Here is een wreker van dit alles, zoals wij u ook vroeger gezegd en nadrukkelijk betuigd hebben.
1 Thessalonicenzen 4:15-17
Want dit zeggen wij u met een woord des Heren: wij, levenden, die achterblijven tot de komst des Heren, zullen in geen geval de ontslapenen voorgaan, want de Here zelf zal op een teken, bij het roepen van een aartsengel en bij het geklank ener bazuin Gods, nederdalen van de hemel, en zij, die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan; daarna zullen wij, levenden, die achterbleven, samen met hen op de wolken in een oogwenk weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht, en zo zullen wij altijd met de Here wezen.
1 Thessalonicenzen 5:2
immers, gij weet zelf zeer goed, dat de dag des Heren zo komt, als een dief in de nacht.
1 Thessalonicenzen 5:9
want God heeft ons niet gesteld tot toorn, maar tot het verkrijgen van zaligheid door onze Here Jezus Christus,
1 Thessalonicenzen 5:12
Wij verzoeken u, broeders, hen, die onder u zich moeite getroosten, die u leiden in de Here en u terechtwijzen, te erkennen,
1 Thessalonicenzen 5:23
En Hij, de God des vredes, heilige u geheel en al, en geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij de komst van onze Here Jezus Christus blijken in allen dele onberispelijk bewaard te blijven.
1 Thessalonicenzen 5:27
Ik bezweer u bij de Here, dat deze brief aan alle broeders voorgelezen worde.
1 Thessalonicenzen 5:28
De genade van onze Here Jezus Christus zij met u.
2 Thessalonicenzen 1:1-2
Paulus, Silvanus en Timotheüs aan de gemeente der Tessalonicenzen in God, onze Vader, en de Here Jezus Christus: genade zij u en vrede van God, de Vader, en van de Here Jezus Christus.
2 Thessalonicenzen 1:7-8
en aan u, die verdrukt wordt, verkwikking tezamen met ons, bij de openbaring van de Here Jezus van de hemel met de engelen zijner kracht, in vlammend vuur, als Hij straf oefent over hen, die God niet kennen en het evangelie van onze Here Jezus niet gehoorzamen.
2 Thessalonicenzen 1:9
Dezen zullen boeten met een eeuwig verderf, ver van het aangezicht des Heren en van de heerlijkheid zijner sterkte,
2 Thessalonicenzen 1:12
opdat de naam van onze Here Jezus in u verheerlijkt worde, en gij in Hem, naar de genade van onze God en van de Here Jezus Christus.
2 Thessalonicenzen 2:1
Maar wij verzoeken u, broeders, met betrekking tot de komst van onze Here Jezus Christus en onze vereniging met Hem,
2 Thessalonicenzen 2:8
Dan zal de wetteloze zich openbaren; hem zal de Here Jezus doden door de adem zijns monds en machteloos maken door zijn verschijning, als Hij komt.
2 Thessalonicenzen 2:13
Maar wij behoren God te allen tijde om u te danken, door de Here geliefde broeders, dat God u als eerstelingen Zich verkoren heeft tot behoudenis, in heiliging door de Geest en geloof in de waarheid.
2 Thessalonicenzen 2:14
Daartoe heeft Hij u ook door ons evangelie geroepen tot het verkrijgen van de heerlijkheid van onze Here Jezus Christus.
2 Thessalonicenzen 2:16
En Hij, onze Here Jezus Christus, en God, onze Vader, die ons heeft liefgehad en ons eeuwige troost en goede hoop door zijn genade verleend heeft,
2 Thessalonicenzen 3:1
Voorts, broeders, bidt voor ons, dat het woord des Heren snelle voortgang hebbe en verheerlijkt worde, evenals bij u,
2 Thessalonicenzen 3:3-5
Maar wel getrouw is de Here, die u sterken zal en u bewaren voor de boze. En wij vertrouwen in de Here van u, dat gij, hetgeen wij u bevelen, niet alleen doet, maar ook zult doen. De Here neige uw harten tot de liefde Gods en tot de volharding van Christus.
2 Thessalonicenzen 3:6
Maar wij bevelen u, broeders, in de naam van de Here Jezus Christus, dat gij u onttrekt aan elke broeder, die zich ongeregeld gedraagt, in strijd met de overlevering, die gij van ons ontvangen hebt.
2 Thessalonicenzen 3:12
zulke mensen bevelen wij en wij vermanen hen in de Here Jezus Christus, dat zij rustig bij hun werk blijven en hun eigen brood eten.
2 Thessalonicenzen 3:16
En Hij, de Here des vredes, geve u de vrede, voortdurend, in elk opzicht. De Here zij met u allen.
2 Thessalonicenzen 3:18
De genade van onze Here Jezus Christus zij met u allen.
1 Timotheüs 1:2
aan Timotheüs, mijn waar kind in het geloof: genade, barmhartigheid en vrede zij u van God, de Vader, en van Christus Jezus, onze Here.
1 Timotheüs 1:12
Ik breng dank aan Hem, die mij kracht gegeven heeft, Christus Jezus, onze Here, dat Hij mij getrouw geacht heeft, daar Hij mij in de bediening gesteld heeft,
1 Timotheüs 1:14
en zeer overvloedig is de genade van onze Here geweest, met het geloof en de liefde in Christus Jezus.
1 Timotheüs 5:21
Ik betuig u voor God en voor Christus Jezus en voor de uitverkoren engelen, dat gij daaraan de hand houdt, zonder vooroordeel en zonder iets te doen uit vooringenomenheid.
1 Timotheüs 6:3
Indien iemand een andere leer verkondigt en zich niet voegt naar de gezonde woorden van onze Here Jezus Christus en de leer der godsvrucht,
1 Timotheüs 6:14
dat gij dit gebod onbevlekt en onberispelijk handhaaft tot de verschijning van onze Here Jezus Christus,
1 Timotheüs 6:15
welke te zijner tijd de zalige en enige Heerser zal doen aanschouwen, de Koning der koningen en de Here der Heren,
2 Timotheüs 1:2
aan Timotheüs, mijn geliefd kind: genade, barmhartigheid en vrede zij u van God, de Vader, en van Christus Jezus, onze Here.
2 Timotheüs 1:8
Schaam u dus niet voor het getuigenis van onze Here of voor mij, zijn gevangene, maar wees mede bereid voor het evangelie te lijden in de kracht van God,
2 Timotheüs 1:16
De Here bewijze barmhartigheid aan het huis van Onesiforus, daar hij mij dikwijls heeft verkwikt en zich voor mijn ketenen niet heeft geschaamd.
2 Timotheüs 1:18
(de Here geve hem, dat hij barmhartigheid bij de Here vinde op die dag) en hoevele goede diensten hij te Efeze bewezen heeft, weet gij zelf het best.
2 Timotheüs 2:7
Let wel op wat ik zeg, want de Here zal u in alles inzicht geven.
2 Timotheüs 2:14
Blijf dit in herinnering brengen en betuig in de tegenwoordigheid van God, dat men geen woordenstrijd moet voeren, die tot niets nut is, ja verderf brengt aan wie ernaar horen.
2 Timotheüs 2:19
En toch staat ongeschokt het hechte fundament Gods met dit merk: De Here kent de zijnen, en: Een ieder, die de naam des Heren noemt, breke met de ongerechtigheid.
2 Timotheüs 2:22
Schuw de begeerten der jeugd en jaag naar gerechtigheid, naar trouw, naar liefde en vrede met hen, die de Here aanroepen uit een rein hart.
2 Timotheüs 2:24
en een dienstknecht des Heren moet niet twisten, maar vriendelijk zijn jegens allen, bekwaam om te onderwijzen, geduldig,
2 Timotheüs 3:11
vervolgingen en lijden, zoals mij getroffen hebben te Antiochië, te Ikonium en te Lystra. Al die vervolgingen heb ik doorstaan en de Here heeft mij uit alle gered.
2 Timotheüs 4:1
Ik betuig u nadrukkelijk voor God en Christus Jezus, die levenden en doden zal oordelen, met beroep zowel op zijn verschijning als op zijn koningschap:
2 Timotheüs 4:8
voorts ligt voor mij gereed de krans der rechtvaardigheid, welke te dien dage de Here, de rechtvaardige rechter, mij zal geven, doch niet alleen mij maar ook allen, die zijn verschijning hebben liefgehad.
2 Timotheüs 4:14
Alexander, de koperslager, heeft mij veel kwaad berokkend: de Here zal hem vergelden naar zijn werken.
2 Timotheüs 4:17-18
doch de Here heeft mij ter zijde gestaan en kracht gegeven, zodat door mij de verkondiging tot haar recht gekomen is en al de heidenen haar hebben kunnen horen; en ik ben uit de muil van de leeuw verlost. De Here zal mij beveiligen tegen alle boos opzet en behouden in zijn hemels Koninkrijk brengen. Hem zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid! Amen.
2 Timotheüs 4:22
De Here zij met uw geest. De genade zij met ulieden.
Titus 1:4
genade zij u en vrede van God, de Vader, en van Christus Jezus, onze Heiland.
Filemon 3
genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Here Jezus Christus.
Filemon 5
daar ik hoor van uw liefde en van uw trouw, die gij hebt jegens de Here Jezus en al de heiligen,
Filemon 16
nu niet meer als slaaf, maar als meer dan slaaf, als een geliefde broeder, in hoge mate voor mij, hoeveel te meer dan voor u, zowel in het vlees als in de Here.
Filemon 20
Ja, broeder, laat mij dit voordeel van u hebben in de Here, verkwik mijn gemoed, in Christus.
Filemon 25
De genade van de Here Jezus Christus zij met ulieder geest.
Hebreeën 1:10
En: Gij, Here, hebt in den beginne de aarde gegrondvest, en de hemelen zijn het werk uwer handen;
Hebreeën 2:3
hoe zullen wij dan ontkomen, indien wij geen ernst maken met zulk een heil, dat allereerst verkondigd is door de Here, en door hen, die het gehoord hebben, op betrouwbare wijze ons is overgeleverd,
Hebreeën 7:14
het is immers duidelijk, dat onze Here uit Juda is gesproten, ten aanzien van welke stam Mozes met geen woord van priesters gerept heeft.
Hebreeën 7:21
maar deze met een eed bij monde van Hem, die tot Hem sprak: De Here heeft gezworen en het zal Hem niet berouwen: Gij zijt priester in eeuwigheid)
Hebreeën 8:2
de dienst verrichtende in het heiligdom, in de ware tabernakel, die de Here opgericht heeft, en niet een mens.
Hebreeën 8:8-10
Want Hij berispt hen, als Hij zegt: Zie, er komen dagen, spreekt de Here, dat Ik voor het huis Israëls en het huis Juda een nieuw verbond tot stand zal brengen, niet zoals het verbond, dat Ik met hun vaderen maakte ten dage, dat Ik hen bij de hand nam om hen uit het land Egypte te leiden, want zij hebben zich niet gehouden aan mijn verbond en Ik heb Mij niet meer om hen bekommerd, spreekt de Here. Want dit is het verbond, waarmede Ik Mij verbinden zal aan het huis Israëls na die dagen, spreekt de Here: Ik zal mijn wetten in hun verstand leggen, en Ik zal die in hun harten schrijven, en Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn.
Hebreeën 8:11
En niet langer zullen zij een ieder zijn medeburger, en een ieder zijn broeder leren, zeggende: Ken de Here, want allen zullen zij Mij kennen, van de kleinste tot de grootste onder hen.
Hebreeën 10:16
want nadat Hij gezegd had: Dit is het verbond, waarmede Ik Mij aan hen verbinden zal na die dagen, zegt de Here: Ik zal mijn wetten in hun harten leggen, en die ook in hun verstand schrijven,
Hebreeën 10:30
Want wij weten, wie gezegd heeft: Mij komt de wraak toe, Ik zal het vergelden! En wederom: De Here zal zijn volk oordelen.
Hebreeën 12:5-6
en gij hebt de vermaning vergeten, die tot u als tot zonen spreekt: Mijn zoon, acht de tuchtiging des Heren niet gering, en verslap niet, als gij door Hem bestraft wordt, want wie Hij liefheeft, tuchtigt de Here, en Hij kastijdt iedere zoon, die Hij aanneemt.
Hebreeën 12:14
Jaagt naar vrede met allen en naar de heiliging, zonder welke niemand de Here zal zien.
Hebreeën 13:6
Daarom kunnen wij met vertrouwen zeggen: De Here is mij een helper, ik zal niet vrezen; wat zou een mens mij doen?
Hebreeën 13:20
De God nu des vredes, die onze Here Jezus, de grote herder der schapen door het bloed van een eeuwig verbond heeft teruggebracht uit de doden,
Jakobus 1:1
Jakobus, een dienstknecht van God en van de Here Jezus Christus, groet de twaalf stammen in de verstrooiing.
Jakobus 1:7
Want zulk een mens moet niet menen, dat hij iets van de Here zal ontvangen,
Jakobus 1:12
Zalig is de man, die in verzoeking volhardt, want, wanneer hij de proef heeft doorstaan, zal hij de kroon des levens ontvangen, die Hij beloofd heeft aan wie Hem liefhebben.
Jakobus 2:1
Mijn broeders, houdt uw geloof in onze Here der heerlijkheid, Jezus Christus, vrij van aanzien des persoons.
Jakobus 4:10
Vernedert u voor de Here, en Hij zal u verhogen.
Jakobus 4:15
in plaats van te zeggen: Indien de Here wil, zullen wij leven en dit of dat doen.
Jakobus 5:4
Zie, het loon, dat door u is ingehouden van de arbeiders, die uw landen hebben gemaaid, schreeuwt, en het geroep van hen, die uw oogst hebben binnengehaald, is doorgedrongen tot de oren van de Here Sebaot.
Jakobus 5:7-8
Hebt dus geduld, broeders, tot de komst des Heren! Zie, de landman wacht op de kostelijke vrucht des lands en heeft geduld, totdat de vroege en late regen erop gevallen is. Oefent ook gij geduld, sterkt uw harten, want de komst des Heren is nabij.
Jakobus 5:10
Broeders, neemt tot een voorbeeld van gelatenheid en geduld de profeten, die in de naam des Heren hebben gesproken.
Jakobus 5:11
Zie, wij prijzen hen zalig, die volhard hebben: gij hebt van de volharding van Job gehoord en gij hebt uit het einde, dat de Here deed volgen, gezien, dat de Here rijk is aan barmhartigheid en ontferming.
Jakobus 5:14
Is er iemand bij u ziek? Laat hij dan de oudsten der gemeente tot zich roepen, opdat zij over hem een gebed uitspreken en hem met olie zalven in de naam des Heren.
Jakobus 5:15
En het gelovige gebed zal de lijder gezond maken, en de Here zal hem oprichten. En als hij zonden heeft gedaan, zal hem vergiffenis geschonken worden.
1 Petrus 1:3
Geloofd zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, die ons naar zijn grote barmhartigheid door de opstanding van Jezus Christus uit de doden heeft doen wedergeboren worden tot een levende hoop,
1 Petrus 1:25
maar het woord des Heren blijft in der eeuwigheid. Dit nu is het woord, dat u als evangelie verkondigd is.
1 Petrus 2:3
indien gij geproefd hebt, dat de Here goedertieren is.
1 Petrus 2:13
Onderwerpt u aan alle menselijke instellingen, om des Heren wil: hetzij aan de keizer, als opperheer,
1 Petrus 3:6
zoals Sara Abraham gehoorzaamde en hem heer noemde; en haar dochters zijt gij, als gij goed doet en u geen schrik laat aanjagen.
1 Petrus 3:12
want de ogen des Heren zijn op de rechtvaardigen, en zijn oren tot hun smeking, maar het aangezicht des Heren is tegen hen, die het kwade doen.
1 Petrus 3:15
Maar heiligt de Christus in uw harten als Here, altijd bereid tot verantwoording aan al wie u rekenschap vraagt van de hoop, die in u is, doch met zachtmoedigheid en vreze,
2 Petrus 1:2
genade en vrede worde u vermenigvuldigd door de kennis van God en van Jezus onze Here.
2 Petrus 1:8
Want als deze dingen bij u aanwezig zijn en overvloedig worden, laten zij u niet zonder werk of vrucht voor de kennis van onze Here Jezus Christus.
2 Petrus 1:11
Want zo zal u rijkelijk worden verleend de toegang tot het eeuwige Koninkrijk van onze Here en Heiland, Jezus Christus.
2 Petrus 1:14
want ik weet, dat het afleggen van mijn tent spoedig komt, zoals ook onze Here Jezus Christus mij heeft doen weten.
2 Petrus 1:16
Want wij zijn geen vernuftig gevonden verdichtsels nagevolgd, toen wij u de kracht en de komst van onze Here Jezus Christus hebben verkondigd, maar wij zijn ooggetuigen geweest van zijn majesteit.
2 Petrus 2:9
dan weet de Here de godvruchtigen uit de verzoeking te verlossen en de onrechtvaardigen te bewaren om hen op de dag des oordeels te straffen,
2 Petrus 2:11
terwijl engelen, hun meerderen in sterkte en macht, bij de Here geen smadelijk oordeel tegen deze inbrengen.
2 Petrus 2:20
Want indien zij, aan de bezoedelingen der wereld ontvloden door de erkentenis van de Here en Heiland Jezus Christus, toch weer erin verstrikt raken en erdoor overmeesterd worden, dan is hun laatste toestand erger dan de eerste.
2 Petrus 3:2
om aan de woorden te denken, die door de heilige profeten tevoren gesproken zijn, en aan het gebod uwer apostelen van de Here en Heiland.
2 Petrus 3:8-10
Doch dit ene mag u niet ontgaan, geliefden, dat een dag bij de Here is als duizend jaar en duizend jaar als een dag. De Here talmt niet met de belofte, al zijn er, die aan talmen denken, maar Hij is lankmoedig jegens u, daar Hij niet wil, dat sommigen verloren gaan, doch dat allen tot bekering komen. Maar de dag des Heren zal komen als een dief. Op die dag zullen de hemelen met gedruis voorbijgaan en de elementen door vuur vergaan, en de aarde en de werken daarop zullen gevonden worden.
2 Petrus 3:15
en houdt de lankmoedigheid van onze Here voor zaligheid, zoals ook onze geliefde broeder Paulus naar de hem gegeven wijsheid u geschreven heeft,
2 Petrus 3:18
maar wast op in de genade en in de kennis van onze Here en Heiland, Jezus Christus. Hem zij de heerlijkheid, zowel nu als tot de dag der eeuwigheid.
2 Johannes 3
genade, barmhartigheid en vrede zal met ons zijn van God, de Vader, en van Jezus Christus, de Zoon des Vaders, in waarheid en liefde.
Judas 4
Want er zijn zekere mensen binnengeslopen — reeds lang tevoren tot dit oordeel opgeschreven — goddelozen, die de genade van onze God in losbandigheid veranderen en onze enige Heerser en Here, Jezus Christus, verloochenen.
Judas 5
Maar ik wil u te binnen brengen — gij hebt het immers alles eens voor goed vernomen — dat de Here een volk uit het land Egypte verlost heeft, maar een andermaal hen, die niet tot geloof gekomen waren, verdelgd heeft;
Judas 9
Maar Michaël, de aartsengel, durfde, toen hij met de duivel in twist gewikkeld was over het lichaam van Mozes, geen smadelijk oordeel uitbrengen, doch hij zeide: De Here straffe u!
Judas 14
Ook over hen heeft Henoch, de zevende van Adam af, geprofeteerd, zeggende: Zie, de Here is gekomen met zijn heilige tienduizenden,
Judas 17
Gij echter, geliefden, herinnert u de woorden, die voor dezen gesproken zijn door de apostelen van onze Here Jezus Christus,
Judas 21
(1-21b) verwachtende de ontferming van onze Here Jezus Christus ten eeuwigen leven.
Openbaring 1:8
Ik ben de alfa en de omega, zegt de Here God, die is en die was en die komt, de Almachtige.
Openbaring 4:8
En de vier dieren hadden elk voor zich zes vleugels en waren rondom en van binnen vol ogen en zij hadden dag noch nacht rust, zeggende: Heilig, heilig, heilig is de Here God, de Almachtige, die was en die is en die komt.
Openbaring 4:11
Gij, onze Here en God, zijt waardig te ontvangen de heerlijkheid, de eer en de macht; want Gij hebt alles geschapen, en om uw wil was het en werd het geschapen.
Openbaring 7:14
En ik sprak tot hem: Mijn heer, gij weet het. En hij zeide tot mij: Dezen zijn het, die komen uit de grote verdrukking; en zij hebben hun gewaden gewassen en die wit gemaakt in het bloed des Lams.
Openbaring 11:8
En hun lijk zal liggen op de straat der grote stad, die geestelijk genaamd wordt Sodom en Egypte, alwaar ook hun Here gekruisigd werd.
Openbaring 11:15
En de zevende engel blies de bazuin en luide stemmen klonken in de hemel, zeggende: Het koningschap over de wereld is gekomen aan onze Here en aan zijn Gezalfde, en Hij zal als koning heersen tot in alle eeuwigheden.
Openbaring 11:17
zeggende: Wij danken U, Here God, Almachtige, die is en die was, dat Gij uw grote macht hebt opgenomen en het koningschap hebt aanvaard;
Openbaring 14:13
En ik hoorde een stem uit de hemel zeggen: Schrijf, zalig de doden, die in de Here sterven, van nu aan. Ja, zegt de Geest, dat zij rusten van hun moeiten, want hun werken volgen hen na.
Openbaring 15:3-4
En zij zingen het lied van Mozes, de knecht Gods, en het lied van het Lam, zeggende: Groot en wonderbaar zijn uw werken, Here God, Almachtige; rechtvaardig en waarachtig zijn uw wegen, Gij, Koning der volkeren! Wie zou niet vrezen, Here, en uw naam niet verheerlijken? Immers, Gij alleen zijt heilig. Want alle volken zullen komen en zullen voor U nedervallen in aanbidding, omdat uw gerichten openbaar zijn geworden.
Openbaring 16:5
En ik hoorde de engel der wateren zeggen: Rechtvaardig zijt Gij, die zijt en die waart, Gij Heilige, dat Gij dit oordeel hebt geveld.
Openbaring 16:7
En ik hoorde het altaar zeggen: Ja, Here God, Almachtige, uw oordelen zijn waarachtig en rechtvaardig.
Openbaring 17:14
Dezen zullen oorlog voeren tegen het Lam, maar het Lam zal hen overwinnen (want Hij is de Here der heren en de Koning der koningen) en zij, die met Hem zijn, de geroepenen en uitverkorenen en gelovigen.
Openbaring 18:8
Daarom zullen haar plagen op een dag komen: dood en rouw en hongersnood, en zij zal met vuur verbrand worden; want sterk is de Here God, die haar geoordeeld heeft.
Openbaring 19:1
Hierna hoorde ik als een luide stem ener grote schare in de hemel zeggen: Halleluja! Het heil en de heerlijkheid en de macht zijn van onze God,
Openbaring 19:6
En ik hoorde als een stem van een grote schare en als een stem van vele wateren en als een stem van zware donderslagen, zeggende: Halleluja! Want de Here, onze God, de Almachtige, heeft het koningschap aanvaard.
Openbaring 19:16
En Hij heeft op zijn kleed en op zijn dij geschreven de naam: Koning der koningen en Here der heren.
Openbaring 21:22
En een tempel zag ik in haar niet, want de Here God, de Almachtige, is haar tempel, en het Lam.
Openbaring 22:5
En er zal geen nacht meer zijn en zij hebben geen licht van een lamp of licht der zon van node, want de Here God zal hen verlichten en zij zullen als koningen heersen in alle eeuwigheden.
Openbaring 22:6
En Hij zeide tot mij: Deze woorden zijn getrouw en waarachtig; en de Here, de God van de geesten der profeten, heeft Zijn engel gezonden, om zijn knechten te tonen, hetgeen weldra geschieden moet.
Openbaring 22:20
Hij, die deze dingen getuigt, zegt: Ja, Ik kom spoedig. Amen, kom, Here Jezus!
Openbaring 22:21
De genade van de Here Jezus zij met allen.