Wettenꜛ zouden een hiërarchie moeten vormen, met de Grondwet aan top. Iedere lagere wet is een uitwerking van een artikel in een hogere wet.
Zo krijgen wetten een onderlinge samenhang, en kunnen rechters interpoleren waar de wetgeving zwijgt. (Voorbeeld: er is een wet „Men mag anderen niet doden”, met uitwerkingen voor roofmoord, genocide, noem maar op. Een bepaalde, niet gedekte, vorm van doden kan toch veroordeeld worden op het hogere artikel, met een strafmaat die volgt uit interpolatie van de lagere artikelen.)
Wetten die leiden tot oninterpoleerbaarheid kunnen door de hoogste rechter verworpen worden; ook kan die hoogste rechter de kamer opdracht geven tot het produceren van meer uitwerkingen zodat voldoende materiaal tot interpolatie beschikbaar komt.
Bijna gelijke gevallen dienen bijna gelijk behandeld te worden.
Wetten behoren geen discontinuïteiten te bevatten. In plaats van een uitkering voor allen die na een bepaalde datum geboren zijn, kan de uitkering continu stijgen van 0 naar het beoogde bedrag. (Differentieerbaarheid eisen gaat tegen de wens tot eenvoud in.) Dit vermindert fraude, want een kleine verandering in de gegevens heeft slechts een klein effect.
Afstandsmaten dienen expliciet te zijn — dat documenteert het principe van non-discriminatie. Huidskleur zal in de meeste gevallen „geen verschil maken”, dat is: geen bijdrage aan de afstand leveren.
Dit kan zelfs gelden voor schijnbare ja-neen-situaties. BTW-tarieven kunnen in het grensgebied verlopen tot het tarief over de grens.