Keuzenꜛ
Als een kiezer stemt, welke keuzen kan hij dan maken en welke effecten hebben die keuzen op de samenstelling van de volksvertegenwoordiging?
Vaak voelt men zich door de ene verkiezingskandidaatꜛ meer, en door de andere minder gerepresenteerd, en dat onderscheid behoeft niet samen te vallen met partijen. Een stem op een lijsttrekker die vervolgens een nummer tien op diezelfde lijst de kamer binnen helpt is onjuist. Per kandidaat moet een kiezer kunnen aangeven in hoeverre die kandidaat hem vertegenwoordigt. Vaste combinaties (vrouwen, onderschrijvers van een bepaald beginselprogramma) kunnen aangeboden worden. Het collectief van dergelijke onderschrijvers vormt een klassieke partij — maar een dergelijk onderschrijven heeft contractuele waarde. Beginselprogramma'sꜛ mogen niet dezelfde naam hebben als eerdere als ze niet dezelfde inhoud hebben.
Voor traditionele kiezers, die al deze informatie niet of onvolledig verschaffen, wordt de samenhang tussen de kandidaten gebruikt om de ontbrekende informatie aan te vullen.
Bij het samenstellen van de kamer strijden twee principes: het maximaliseren van de totale mate van representatie, en het gelijkelijk verdelen van de representatie. Duidelijk is dat iemand die aangeeft door geen van de kandidaten zeer gerepresenteerd te worden geen hoge representatie kan krijgen. Het is daarom zinnig dat de kiezer de meest representerende kandidaat met 1 aangeeft, en andere kandidaten met een fractie tussen 0 en 1 inclusief.
Een ander praktisch punt is constantie: het is onwenselijk als iedere maand de samenstelling van de kamer volkomen gewijzigd wordt als gevolg van een kleine verandering in de voorkeuren. De geringere wijzigingen zijn wel nuttig, want die voorkomen het ontstaan van vaste coalities.
Vraag: is het (voor de kiezer die dit wil) aanvaardbaar als representatie bestaat uit verschillende personen met op zich lage waarden? Stel dat kiezer A iemand wil die voor een groot leger, maar tegen meer snelwegen is, en kiezer B juist het omgekeerde. Staan we dan representatie van beide kiezers samen toe door iemand die leger en snelwegen wil, plus iemand die beide niet wil? Mijn eerste antwoord is: neen, want die twee onderhandelen anders als het op compromitteren aankomt.
Een goed algoritme voor zeteltoewijzingꜛ moet nog uitgewerkt worden. Kleine veranderingen in de kiezersvoorkeur moeten niet tot grote wijzigingen in kamersamenstelling leiden. Zetelzekerheid is belangrijk om investeren in kennis en begrip vergbaar te maken.
Gezondheid van het stelsel is af te meten aan de fragmentatie van de volksvertegenwoordiging — hoe gefragmenteerder, des te gezonder.
- Dit geldt onafhankelijk langs alle assen waarlangs een overdekking van de verzameling van vertegenwoordigers te maken valt — dus per onderwerp waarover van mening verschild kan worden, of per combinatie van onderwerpen.
- Fragmentatieꜛ kan gemeten worden met 1/(∑ᵢ nᵢ/n), met i lopend over de fracties, nᵢ de groote van de fractie, en n = ∑ᵢ nᵢ de grootte van het geheel. Bij de interpretatie van dit getal moeten n en het aantal dimensies van de maatstaf worden beschouwd.
- Als de volksopinie verschuift zal in eerste instantie een klein aantal fracties daarvan profiteren, met als gevolg dat de fragmentatie afneemt, maar bij gezonde ontwikkeling zullen snel nieuwe fracties ontstaan binnen dat gebied, zodat mensen met die algemene voorkeur weer een rijke zinvolle keuze hebben.
- Het systeem mag geen stimuli bevatten die grote fracties meer dan evenredige invloed geven — veeleer het omgekeerde.