Het kandidatenveld

Een verkiezingskandidaat staat niet op zichzelf: er is verwantschap en tegenstelling tussen de verschillende kandidaten. Sommigen voelen zich zo nauw verwant dat ze in het huidige systeem in dezelfde partij zitten; tussen anderen bestaat op bepaalde gebieden een grote tegenstelling.

Kandidaten dienen zelf aan te geven in welke mate ze zich door iedere andere kandidaat vertegenwoordigd voelen. (Dit is mogelijk door de mate van overeenstemming op ieder relevant gebied te vermenigvuldigen met het belang dat dat gebied voor die kandidaat heeft, en dan de som van die resultaten te nemen. Overeenstemming en belang variëren van 0 tot 1; de som van alle belangen is 1.)

Dit levert een verdeling op die op verschillende gebieden bruikbaar is, bij voorbeeld bij het verdelen van campagnerechten, of bij traditionele kiezers (die eenvoudigweg één kandidaat kiezen, of een onvolledige kandidatenwaardering geven) ter bepaling van hun mate van representatie door de overige kandidaten.

(Merk op dat het hier om een asymmetrische relatie gaat: A kan zich door B goed vertegenwoordigd vinden, terwijl B zich dat door A totaal niet vindt. Grote asymmetrieën wijzen op demagogie (of domheid) — dus ook dat is op die wijze objectief meetbaar.)