variatie

Het potentieel van populaties is groter dan wat er in werkelijkheid voorkomt. Als in een collectie honden zich een zwarte krulharige en een bruine gladharige bevinden, bevat deze in potentie behalve die twee ook een bruine krulharige en een zwarte gladharige. In de toekomst kunnen die spontaan ontstaan in de groep, geheel onafhankelijk van enigerlei evolutie in de (neo-)Darwinistische betekenis van dat woord. De enige eis is dat beide honden onderling kunnen paren.

Zelfs als beide honden daar niet toe in staat zijn (het zijn twee mannetjes, het formaatverschil is te groot, ze bevinden zich te ver uiteen) kunnen die andere dieren nog ontstaan, als er maar een paden voor genetische uitwisseling bestaan. Misschien is er een vrouwtje van tussenformaat dat met het grote dier kan paren, en daaruit een dochter krijgt die weer nakomelingen kan krijgen met het kleine. Laten we een groep waarbinnen dergelijke genetische paden bestaan een soort noemen, zonder daarmee te ontkennen dat de taxonomie vaak andere soortbegrippen hanteert.

Met die definitie vormen collecties van zeer uiteenlopende bacteriën één soort, want genetische uitwisseling tussen bacteriën is eerder regel dan uitzondering. Zo werd er in 2003 een geval beschreven waarin een patiënt twee infecties tegelijk had: één met VRE (Vancomycineresistente enterokok — een vrij onschuldige bacterie), en één met MRSA (Methicillineresistente Staphylococcus aureus — een beruchte ziekenhuisbacterie). Beide wisselden genen uit, en zo ontstond VRSA, de Vancomycineresistente Staphylococcus aureus, een gevaarlijke bacterie die zeer moeilijk te bestrijden is. Het gen dat maakte dat VRE vancomycine kon afbreken was overgegaan op de staphylokok, in de grond op dezelfde wijze waarop het gen voor krulhaar terechtkomt in een bruine hond.

Ook leidt fysieke scheiding tot soortvorming volgens deze definitie. Twee chimpanseekolonies, die gescheiden zijn doordat in het tussenliggende gebied het woud gekapt is, vormen twee soorten, daar onderlinge kruising onmogelijk is geworden. Ook hier wijkt onze pragmatische definitie af van meer klassieke definities. Overigens is zelfs met onze definitie het soortbegrip niet geheel eenduidig: als mensen een paar chimpansees uit de ene groep verhuizen naar de andere is kruising opeens wel weer mogelijk.

Als we even afzien van bijzondere interacties, is de grootte van de potentiële populatie gelijk aan het product van het aantal vormen van alle genen binnen de actuele populatie. Met drie haarkleuren, twee haarstijlen en vijf formaten hebben we dus dertig potentiële honden, en naarmate we meer genen in aanmerking nemen neemt dat aantal snel toe.

((Rekenmachientje toevoegen dat de grootte van een potentiële populatie uitrekent.))

Feitelijk is de soortnotie een versimpeling. Bijna altijd is er wel een genenpad tussen twee soorten, maar de kans dat dat pad bewandeld wordt is nagenoeg nul. Sommige bacteriën onttreken genen aan een gastheer en brengen die in bij een ander. Genetische manipulatie is deels het verhogen van die kansen.

Het vogelbekdier schijnt genetisch een vreemd mengelmoes van vogel-, reptiel- en zoogdiergenen, waarvan niet op voorhand duidelijk is hoe die bijeengekomen kunnen zijn. (Het complete genoom is beschreven, en daardoor kunnen verwantschapsprogramma's het dier in een stamboom plaatsen, maar dergelijke programma's kunnen willekeurig welk genoom in die stamboom plaatsen, dus dat zegt niets.)