gradatie

De belangrijkste micromutatie is de gradatie, waarbij iets enigszins toe- of afneemt in grootte. Zowel herhaling als puntmutaties kunnen tot gradatie leiden.

Het hebben van meer kopieën van een gen betekent vaak dat er van het door dat gen gecodeerde eiwit meer gemaakt wordt.

Ook mutaties die tot een zwakker (of soms sterker) werkend enzym leiden zijn niet ongewoon.

Een bekend voorbeeld hiervan wordt gevormd door het gen dat de aanmaak van insuline groeifactor 1 (IGF-1) regelt. Vooral bij honden komen van dit gen versies voor, met verschillende sterkte, die in één base verschillen. Als gevolg daarvan bestaan er zeer kleine tot zeer grote honden, doordat in verschillende (gedomesticeerde) omgevingen verschillende grootten optimaal waren. Binnen vrijwel ieder ras is echter de grootte min of meer constant, doordat de afwijkende vormen van het gen zijn uitgestorven. Slechts doordat mensen honden voor zoveel verschillende doeleinden hebben ingezet zijn vele vormen van dit gen ergens bewaard gebleven. Nergens in de vrije natuur zien we een dergelijke verscheidenheid aan vormen van dit gen. Ook al zou een micro-wolfje — met ander jachtgedrag — betere overlevingskansen hebben, het zal niet ontstaan doordat de twee noodzakelijke veranderingen, in grootte en in jachtgedrag, niet samen voorkomen. Telkens wanneer één van beide mutaties optreedt zal die snel weer uitsterven, en niet „wachten” op de andere.