?, samengesteldbloem-orde

Valerianaceae, valeriaanfamilie

Valeriana, valeriaan

Naamgeving
Van het Latijnse „valere”, ‚sterk zijn’, ‚kracht hebben’, naar de geneeskracht.
Engels: valerian.
Valeriana officinalis, valeriaan

Dipsaceae, kaardenfamilie

Dipsacus, kaardebol

Naamgeving
De Griekse naam zou „dipsakos” zijn, maar dit heb ik niet kunnen bevestigen. Dan mogelijk van „dipsa”, ‚dorst’, naar het water dat vaak in de bladparen blijft staan. Voor de Nederlandse naam zie de weverskaarde.
Engels: teasel.
Dipsacus fullonum, weverskaarde
Naamgeving
De gedroogde bloemhoofden werden en worden nog gebruikt voor het vollen van wol.

Knautia, beemdkroon

Naamgeving
Knautia arvensis, beemdkroon
Naamgeving
Ook tabaksbloempje geheten, daar de lichtpaarse bloem plotseling hel groen wordt als ze met (de ammoniak in) tabaksdamp in aanraking komt.

Compositae, samengesteldbloemigen

Eupatorium, leverkruid

Naamgeving
Zie naamsverwarring, leverkruiden.
Engels: hemp agrimony. (Agrimonie heet ook „eupatorium”!)
Eupatorium cannabinum, koninginnekruid

Solidago, guldenroede

Naamgeving
(Iets te maken met „soldago”, Laat-Latijn voor symphytum?)
Engels: goldenrod.
Solidago virgaurea, guldenroede
Naamgeving
In HHT „virga-aurea” genoemd.

Bellis, madeliefje

Naamgeving
Het Latijnse „bellus”, ‚aardig’, ‚schoon’, ‚lief’, ‚gracieus’.
Engels: daisy.
Bellis perennis, madeliefje

Conyza, fijnstraal

Naamgeving
De geslachten in de groep fijnstralen zijn rond 1975 hernoemd.
Conyza canadensis, canadese fijnstraal

Erigeron, fijnstraal

Naamgeving
Grieks „erigeron”, ‚klein kruiskruid’. Vanwege het donshaar?
Engels: fleabane.
Erigeron annuus, zomer­fijnstraal

Antennaria, rozenkransje

Naamgeving
Het zaadpluis lijkt op de voelsprieten (Latijn „antennae”) van een vlinder (zie BH: „male flowers”?).
Antennaria dioica, rozenkransje
Naamgeving
Engels: cat’s ear, mountain everlasting.

Gnaphalium, droogbloem

Naamgeving
Grieks „gnaphalion” (niet gevonden, < „knaphos”, ‚kaardkam’) betekent ‚wol’, en verwijst naar de wollige beharing.
Engels: cudweed.
Gnaphalium sylvaticum, bos­droogbloem
Naamgeving
Engels: wood cudweed.
Gnaphalium norvegicum, berg­droogbloem

Inula, alant

Naamgeving
Latijn „inula”, < Grieks „helenion” (niet gevonden) < „heleios”, ‚moeras-’? „heleios”, ‚hazelmuis’?
Inula helenium, griekse alant
Naamgeving
Engels: elecampane (< Latijn „inula campana”, ‚veldalant’).

Helianthus, zonnebloem

Naamgeving
Van Grieks „hèlios”, ‚zon’, en „anthos”, ‚bloem’.
Engels: sunflower.
Helianthus tuberosus, aardpeer

Echinacea, rudbeckia

Naamgeving
Onduidelijk. Van het Grieks „echis”, ‚adder’?
Engels: rudbeckia(?).
Echinacea purpurea, purperen rudbeckia
Echinacea angustifolia, smalbladige rudbeckia

Chamaemelum, schub­kamille

Naamgeving
Heet elders „Anthemis”. Grieks „chamai-mèlon” (niet gevonden), ‚kamille’ < „chamai”, ‚op de grond’, en „mèlon”, ‚appel’, naar de geur.
Chamaemelum nobilis, roomse kamille

Matricaria, kamille

Naamgeving
Van Laat-Latijn „matricalis”, ‚baarmoeder-’ < „matrix”, ‚stam’ < „mater”, ‚moeder’, naar het gebruik. Nederlandse „kamille” < Latijn „chamomilla” < Grieks „chamai-mèlon” (niet gevonden), ‚kamille’, waarvoor zie bij schubkamille.
Gebruik
Matricaria recutita, echte kamille
Naamgeving
Er is veel verwarring omtrent de wetenschappelijke soortnaam.
Engels: wild chamomile (aangenomen dat deze soort dezelfde is als M.chamomilla).
Legende
De oude Germanen noemden de kamille ‚Baldurs kruid’, vanwege de zuiverheid en genezende kracht. Baldur zou de mensen het gebruik van kruiden geleerd hebben.

Tanacetum, wormkruid

Dit is een betwist geslacht; soorten worden vaak bij Chrysanthemum of Pyrethrum ondergebracht
Naamgeving
De herbarius van Pseudo-Apuleius geeft „tanacipam” en „tanacitam” voor alsem („wormwood” — mogelijk een verwarring in het Engels?). Naar het gebruik als wormmiddel.
Engels: tansy.
Gebruik
Vroeger om wormen uit te drijven. Tegenwoordig worden daar minder gevaarlijke middelen voor gebruikt.
Tanacetum vulgare, boeren­wormkruid
Bevat het giftige thujon.
Gebruik
Verlicht migraine.
Tanacetum balsamita, balsem­wormkruid
Tanacetum parthenium, moederkruid
Tanacetum cinerariifolium, pyrethrum
Naamgeving
In de kloostertuin Costo geheten.

Arnica, valkruid

Naamgeving
Onduidelijk. Van Latijn „arnica”, ‚bij de Arno behorend’ < „Arnus”, ‚Arno’ (de rivier)?
Engels: ((nog te doen)).
Arnica montana, valkruid
Bevat sesquiterpeenlactonen.
Naamgeving
Andere namen zijn wolverlei en wondkruid.
Gebruik
De sesquiterpeenlactonen werken ontstekingsremmend, pijnstillend, weefselvochtafvoerend, en dus zwellingverminderend.

Artemisia, alsem

De soort A.annua bevat artemisinine, een al eeuwen succesvol middel tegen malaria, waartegen nog geen resistentie is ontwikkeld. Artemisinine blokkeert in het endoplasmatisch reticulum van de malariaparasiet het stofwisselingsenzym PfATP6.
Naamgeving
Genoemd naar de godin Artemis, zie Absintalsem.
Engels: Artemisia.
Artemisia dracunculus, dragon
Artemisia abrotanum, citroenkruid
Naamgeving
In de kloostertuin Abrotanum geheten, naar de Griekse naam „abrotonon”, van „abros” = „zacht, lieflijk, week” — dit in tegenstelling tot de absintalsem. In het Nederlands ook averuit (< abrotanum) geheten.
Artemisia vulgaris, bijvoet
Naamgeving
Genoemd naar de godin Artemis, zie Absintalsem.
Engels: mugwort.
Artemisia absinthium, absint­alsem
Bevat etherische olie (waarin het giftige thujon en thuon), die een soort dronkenschap, of zelfs epileptische aanvallen kan opwekken, looistoffen, kiezelzuur, de glucoside-bitterstoffen absinthine, anabsinthine en abrotamine, en de vitaminen B6 en C.
Naamgeving
In de kloostertuin Absynthium geheten, naar de Griekse naam „apsinthion”. Niet te verwarren met de alsem-ambrosia, die soms (verkeerdelijk) „Ambrosia artemisiifolia” genoemd wordt. Voor de wetenschappelijke geslachtsnaam, zie de legende, vanwege het gebruik door jagers en door vrouwen.
Duits: Wermut;
Engels: absinth, wormwood — het laatste een verbastering van de Duitse naam.
Gebruik
Vroeger gebruikten jagers absint om zichzelf moed te verschaffen. De van deze plant gebrouwen likeur, absint, is vanwege de vernietigende werking in veel landen (waaronder Nederland) verboden of aan strenge regels gebonden. Vrouwen gebruikten het tegen vrouwenkwalen en als abortivum. De bittere smaak werkt eetlustopwekkend.
Legende
Artemis was de Griekse eeuwig maagdelijke godin van de jacht.

Seriphidium, zee­alsem

Seriphidium maritimum, zee­alsem
Gebruik
Houdt muggen weg, bijvoorbeeld uit een tent.

Achillea, duizendblad

Naamgeving
Het Latijnse „Achillea” betekent „van Achilles” (zie de legende bij gewoon duizendblad). Overigens stond de Oudgriekse naam „achilleios” voor een (zeer hoog aangeschreven) gerstesoort. Voor de Nederlandse naam, zie gewoon duizendblad
Achillea ptarmica, wilde Bertram
Naamgeving
Engels: sneezewort.
Gebruik
Speekselopwekkend bij tandpijn
Achillea millefolium, gewoon duizendblad
Bevat looistoffen, hars, gom, minerale zouten, organische zuren, achilleïne (een bitterstof), een blauwige etherische olie waarin thujon en zineol.
Naamgeving
In de kloostertuin Ambrosia (godenspijs of, en dat is hier bedoeld, godenzalf) geheten. Tegenwoordig wordt de naam „Ambrosia” voor een ander geslacht uit deze familie gebruikt. De Nederlandse naam verwijst naar de sterk (‚in duizend slippen’) verdeelde bladen.
Engels: milfoil, yarrow.
Gebruik
Van de plant werd een wondzalf gemaakt die zeer hoog aangeschreven stond.
Legende
De Griekse held Achilles zou de wonden die hij tijdens de Trojaanse oorlog opliep met gewoon duizendblad hebben behandeld.

Senecio, kruiskruid

Naamgeving
Van Latijn „senex”, ‚grijsaard’ (vanwaar ook ons ‚seniel’), vanwege het grijsharige zaadpluis
Senecio vulgaris, klein kruiskruid
Bevat ongeveer dezelfde stoffen en is even giftig als jacobskruiskruid.
Naamgeving
De oude Griekse naam is „erigeron”.
Engels: groundsel.
Senecio jacobaea, jacobs­kruiskruid
Bevat cyclische diesters en de uiterst giftige pyrrediziline alkaloïden senecine, senecionine; het laatste verwoest de lever. Zozeer schadelijk voor vee (ook het gedroogde kruid in hooi blijft nog jarenlang dodelijk) dat de Engelse „Weeds Act” van 1959 een ieder die de plant ziet verplicht die uit te trekken.
Naamgeving
Engels: ragwort.

Petasites, groot hoefblad

Naamgeving
Engels: butterbur.
Petasites hybridus, groot hoefblad
Naamgeving
Nederlands wellicht < „hoestblad”
Engels: coltsfoot.

Tussilago, klein hoefblad

Naamgeving
Van het Latijn „tussis”, ‚hoest’, naar het gebruik. Nederlands zie groot hoefblad.
Engels: coltsfoot.
Tussilago farfara, klein hoefblad

Calendula, goudsbloem

Calendula officinalis, goudsbloem
Naamgeving
In het NOMboek tuingoudsbloem genoemd.
Gebruik
Helpt als een wond, zoals een open been, niet wil sluiten.

Arctium, klis

Naamgeving
Naar het Grieks „arktos”, ‚beer’, vanwege het grove uiterlijk.
Engels: burdock.
Arctium lappa, grote klis

Silybum, maria­distel

Silybum marianum, mariadistel
Legende
De plant zou ontstaan zijn uit een druppel door Maria verloren moedermelk.

Centaurea, centaurie

Naamgeving
Naar de klassieke naam voor duizendguldenkruid, een geheel andere plant.
Centaurea cyanus, korenbloem
Naamgeving
Engels: bluebottle, cornflower.
Centaurea jacea, knoopkruid
De wortel produceert het plantengif catechine, waarmee het concurrenten weert.
Geschiedenis
Rond 1900 is het knoopkruid, waarschijnlijk met een partij zaaizaad, in Amerika gekomen. Daar verbreidt het zich sindsdien snel, doordat de inheemse planten, anders dan de Europese, zeer gevoelig zijn voor catechine.

Cichorium, cichorei

Naamgeving
Grieks „kichorè” of „kichorion”, ‚cichorei’ komt mogelijk van het Babylonisch „kukru”, ‚cichorei’.
Engels: chicory, succory.
Cichorium intybus, wilde cichorei

Scorzonera, schorseneer

Scorzonera hispanica, schorseneer

Taraxacum, paardebloem

Naamgeving
Het Grieks „taraxis”, ‚beroering’ < „tarassò”, ‚woelig maken’, vanwege het effect op de ingewanden.
Engels: dandelion.
Taraxacum officinale, paardebloem

Lactuca, sla

Naamgeving
Het Latijnse „lactuca”, ‚latuw’ < „lac”, ‚melk’, vanwege het melksap in de stengel. Hiervan is afgeleid de andere Nederlandse naam, ‚latuw’.
Frans: laitue;
Engels: lettuce.
Lactuca virosa, gifsla
Giftig.

Hieracium, havikskruid

Naamgeving
Van het Griekse „hierax”, ‚havik’ < „hieros”, ‚snel vooruitschietend’.
Engels: hawkweed.
Hieracium pilosella, havikskruid

Carthamus, saffloer

Carthamus tinctorius, saffloer

Cnicus, gezegende distel

Cnicus benedictus, gezegende distel