Coripetalaeꜛ, loskroonbladigenꜛ
Papaveraceaeꜛ, papaverfamilieꜛ
Het melksap van planten uit de papaverfamilie is giftig!Papaverꜛ, klaproosꜛ
- Naamgeving
-
Latijn „papaver”, ‚klaproos’, mogelijk naar het gerammel van de zaden in de rijpe vrucht.
- Engels: poppyꜛ.
Papaver somniferumꜛ, slaapbolꜛ
Het gedroogde melksap uit de vrucht heet opium, en bevat morfine, codeïne, noscapine en (()).- Naamgeving
-
In de kloostertuin Papaver geheten.
Latijn „opium”, ‚opium’ < Grieks „opion”, ‚(papaver-)sap’ verkleinwoord < „opos”, ‚plantensap’.
Ouder Nederlands „amfioen”, ‚opium’ < Portugees „anfião”< Arabisch „afijûn” < Grieks „opion”.
- Engels: opium poppyꜛ.
- Gebruik
- Morfine werkt pijnstillend, slaapwekkend, verslavend, waanwekkend en stoppend. Codeïne werkt stoppend, en onderdrukkend op het hoestcentrum in het brein. Noscapine werkt hoestonderdrukkend.
- Geschiedenis
-
In 1806 (1817?) gelukte het de Duitse Apotheker Sertürner, Morfine uit Opium te isoleren. Een mislukte poging een minder verslavende versie te synthetiseren leidde tot uiterst giftige en verslavende heroïne.
Nederlands Oost-Indië was een belangrijke leverancier van opium: eerst middels pachters, later (1904 voor Java-Madoera, 1920 voor geheel Indië) als staatsmonopolie. De eerst uit Nederlands, later vooral uit Engels Indië door de Engelsen in China verkochte opium leidde tot de opiumoorlog (1840—1842) nadat China Engelse partijen opium verbeurdverklaarde en verbrandde. Bij de vrede van Nanking verwierf Engeland Hongkong.
- De Turkse stad Afyon (Karahisar) in de gelijknamige provincie is genoemd naar afyon, opium.
Papaver rhoeasꜛ, klaproos
De kroonbladen bevatten de kleurstoffen mecocyanine en mecopelargonine- Naamgeving
-
Spreek uit: reu-as.
- Engels: field poppyꜛ.
- Gebruik
- De gedroogde bloemen zijn pijnstillend bij hoest.
- Legende
- Volgens oud bijgeloof waren de kroonbladen letterlijk bloedrood: waar klaprozen groeiden had bloed gevloeid of zou het vloeien. Opvallend is dat op de massagraven in Frankrijk uit de Eerste Wereldoorlog zoveel klaprozen bloeiden, dat de Engelse dodenherdenking de klaproos als teken gekozen heeft.
Chelidoniumꜛ, gouweꜛ
Het oranjegele melksap, met giftige alkaloïden, irriteert slijmvliezen en huid; vooral voor de ogen is het gevaarlijk. Zaden met mierenbrood.- Naamgeving
-
Grieks „chelidonion”, waarschijnlijk < „chelidòn”, ‚zwaluw’.
De Nederlandse naam verwijst naar de geur en kleur van het melksap
- Engels: celandineꜛ.
Chelidonium majusꜛ, stinkende gouweꜛ
- Gebruik
- Tegen wratten, en volgens de signatuurleer bij leverproblemen. Inderdaad is een gering effect op de lever aangetoond. In de alchemie was de plant belangrijk als ingrediënt voor de steen der wijzen.
Glauciumꜛ, hoornpapaverꜛ
- Naamgeving
-
Grieks „glaukion” < „glaukos”, ‚blauw-schitterend”, naar de bladkleur.
De Nederlandse naam verwijst naar vorm van de vruchten.
- Engels: horned poppyꜛ.
Glaucium flavumꜛ, gele hoornpapaverꜛ
Fumariaceaeꜛ, duivekervelfamilieꜛ
Corydalisꜛ, helmbloemꜛ
De in een tasje van twee vergroeide bloemblaadjes opgesloten stamper en meeldraden maken dat alleen zwaardere insecten (speciaal de Sachem, Podalirius acervorum, een wilde bij) kunnen bestuiven. Zij landen op het tasje, dat naar beneden klapt en bij jonge bloemen de meeldraden, bij oudere de stamper in aanraking brengt met het onderlijf van het insect. De zaden voeren mierenbrood.- Naamgeving
- Grieks „korudalis”, ‚helmbloem’, waarschijnlijk < „korudos” of „korudallos”, ‚leeuwerik’.
Corydalis solidaꜛ, helmbloem
Corydalis cavaꜛ, holwortelꜛ
Ruikt harsig. Vooral de knollen bevatten alkaloïden, het zeer giftige bulbocapnine is hallucinogeen en verlamt de ledematen.- Naamgeving
- De wortel is uitgehold, en soms ook van binnen hol.
- Gebruik
- Bulbocapnine wordt medisch gebruikt bij behandeling van diepe zenuwstoornissen en geestesziekten.
Fumariaꜛ, duivekervelꜛ
- Naamgeving
-
Laatlatijn < „fumus”, ‚rook’, hetzij vanwege de grijze kleur, hetzij daar het sap evenals rook de ogen doet tranen.
- Engels: fumatoryꜛ.
Fumaria officinalisꜛ, duivekervel
Bevat bitterstof, looizuur, en giftige alkaloïden, vooral fumarine.- Gebruik
- Om wol te verven onttrekt men een gele en een groene kleurstof. Een aftreksel van de gedroogde stengel wordt gebruikt bij lever- en maagaandoeningen.
- Geschiedenis
- Mogelijk met het graan mee verspreid vanuit het oorsprongsgebied in Azië.
Cruciferaeꜛ, kruisbloemenꜛ
Veel kruisbloemen bevatten mosterdolieglycosiden, zwavelhoudende verbindingen die uiteenvallen in stoffen die blaren op de huid kunnen vormen. In kleine hoeveelheden stimuleren ze de huiddoorbloeding (mosterdpleisters), en maken ze voedsel pittig (mierik, mosterd).- Naamgeving
-
Het Latijnse „crucifera”, ‚kruisdraagster’. De bloemen hebben een kenmerkende kruisvorm.
- In het Engels heten veel soorten „mustard”, bijvoorbeeld „hedge mustard”, „garlic-mustard”, etc.
Rorippaꜛ, waterkersꜛ
- Naamgeving
-
Het ‚-kers’ is een metathesis van „kres”, ‚gekruld’, verwant met ‚kroes’.
- Engels: watercressꜛ.
Rorippa nasturtium-aquaticumꜛ, witte waterkersꜛ
Vergiftig voor ongeboren kinderen! De verse stengel bevat provitamine A, vitaminen C en E, een bitterstof, en het glycoside glyconasturtine- Naamgeving
-
Meestal beschreven als „Nasturtium officinale” (van Latijn „nasi tortium”, ‚neusfoltering’, vanwege de bittere smaak).
- Engels: common watercressꜛ.
- Gebruik
- Het zaad kan mosterd vervangen. Gegeten als salade, bevordert eetlust en spijsvertering. Een aftreksel van de gedroogde en fijngewreven bladeren wordt toegepast bij eczeem en lever- en galblaasaandoeningen.
Barbareaꜛ, barbarakruidꜛ
- Naamgeving
-
De wetenschappelijke geslachtsnaam dateert uit de 15e eeuw.
De plant is gewijd aan de Heilige Barbara, daar men tot haar naamdag (4 december) de blaadjes kan oogsten.
- Engels: wintercressꜛ, eveneens vanwege de late mogelijke oogst.
- Gebruik
- De blaadjes worden als salade gegeten
Barbarea vulgarisꜛ, barbarakruid
Een groente die ook ʼs winters vitamine C bevat, vandaar de Duitse („Winterkresse”ꜛ en Engelse „wintercress”) namen.
- Naamgeving
- Engels: wintercress, yellow rocketꜛ.
Sisymbriumꜛ, raketꜛ
- Naamgeving
- In het Grieks is „sisumbrion” de naam voor een welriekende plant.
Sisymbrium officinaleꜛ, raket
- Naamgeving
- Engels: hedge mustardꜛ.
Alliariaꜛ, look-zonder-lookꜛ
- Naamgeving
-
De plant ruikt naar look (ui), maar blijkt bij uitgraven geen look te bezitten.
De wetenschappelijke geslachtsnaam verwijst om die reden ook naar Allium.
- Engels: garlic-mustardꜛ.
Alliaria petiolataꜛ, look-zonder-look
De stengel bevat veel ascorbinezuur.- Naamgeving
- Engels: garlic-mustard, sauce-aloneꜛ, jack-by-the-hedgeꜛ.
- Gebruik
- Van de bladen wordt wel sla gemaakt. Geplette bladen zouden helpen op etterende wonden of rode huidplekken. Bij angina of asthma werd gegorgeld met een aftreksel van de bladeren. De stengel is een goed middel tegen voorjaarsmoeheid, vanwege het ascorbinezuur.
Brassicaꜛ, koolꜛ
- Naamgeving
- Het Latijnse „brassica”, ‚kool’.
Brassica nigraꜛ, zwarte mosterdꜛ
- Naamgeving
-
Voor ‚mosterd’, zie hieronder bij het geslacht mosterd.
- Engels: black mustardꜛ.
Sinapisꜛ, mosterdꜛ
Dit geslacht wordt vaak gezien als een onderdeel van het vorige.- Naamgeving
- Het woord ‚mosterd’ komt van het Latijnse „mustum”, ‚most’: vroeger maakte men een smaakmiddel uit most met gemalen mosterdzaad.
Sinapis albaꜛ, witte mosterdꜛ
- Naamgeving
-
Ook gele mosterd genoemd.
- Engels: cultivated mustardꜛ.
Sinapis arvensisꜛ, herikꜛ
De niet voor consumptie geschikte zaden zijn laxerend’- Naamgeving
-
„herik” < „hederik”, mogelijk < Latijn „hederacius”, ‚klimopachtig’
- Engels: charlockꜛ, wild mustardꜛ.
Armoraciaꜛ, mierikꜛ
Armoracia rusticanaꜛ, mierikswortelꜛ
Bevat tot 2 g vitamine C per kg. Verder een bacteriedodende etherische olie, en fytociden (plantdodende middelen)- Naamgeving
-
In de kloostertuin Radices (‚wortels’, zie ook radijs) geheten. Overigens noemde Walahfridus de plant „rafanes”, en bedoelde hij waarschijnlijk rammenas.
- Engels: horseradishꜛ.
- Gebruik
- Een omslag van een brij van de verse wortel helpt bij reumatische pijnen, rugpijn en insektenbeten. Een aftreksel stimuleert maag- en darmwerking.
Cochleariaꜛ, lepelbladꜛ
- Naamgeving
- Het Latijnse „cochlear” (van „coclea”, ‚schelp, slakkenhuis’) betekent ‚lepel’. Naar de vorm van de bladeren.
Cochlearia danicaꜛ, Deens lepelbladꜛ
Cochlearia officinalisꜛ, lepelblad
Bevat veel vitamine C.- Naamgeving
- Engels: scurvy-grassꜛ, naar het gebruik.
- Gebruik
- Tegen scheurbuik bij de vaart op Oost-Indië.
- Geschiedenis
- Door Jan van Riebeeck in 1686 ingevoerd op de Kaap, zodat Indiëvaarders hun voorraden konden aanvullen.
Capsellaꜛ, herderstasjeꜛ
- Naamgeving
- Laatlatijn verkleinwoord < Latijn „capsula”, ‚busje, doosje’ verkleinwoord < „capsa”, ‚bus, doos’. Naar de vorm van de vruchten.
Capsella bursa-pastorisꜛ, herderstasje
Soms misvormd door aantasting met de schimmel Albugo candida; dit leidt tot verwrongen planten.- Naamgeving
- Engels: shepherd’s purseꜛ.
- Gebruik
- De gedroogde bloeistengels vormen een bloedstelpend middel
Raphanusꜛ, radijsꜛ
- Naamgeving
-
Latijn „raphanus” < Grieks „raphanos” (of „raphanè” of „raphanis”), verwant met ons ‚raap’, en verwijst naar de knol.
Het woord ‚radijs’ komt van het Latijnse „radix”, ‚wortel’ (vergelijk ‚radicaal’), op dezelfde manier waarop wij tegenwoordig de peen wel ‚wortel’ noemen.
- Engels: radishꜛ.
Raphanus sativusꜛ, radijs, ramenasꜛ
- Naamgeving
- Radijs en ramenas zijn verschillende vormen van dezelfde soort.
Hesperisꜛ, damastbloemꜛ
- Naamgeving
- Van Grieks „hesperos”, ‚avondlijk’, daar de bloemen ʼs avonds geuren.
Hesperis matronalisꜛ, damastbloem
- Naamgeving
- Wellicht naar de fraaie, damastachtige, kroonbladen.
Resedaceaeꜛ, resedafamilieꜛ
Violaceaeꜛ, viooltjesfamilieꜛ
Violaꜛ, viooltjeꜛ
- Naamgeving
-
Latijn „viola”, ‚viooltje’ verkleinwoord < *„vion”? < Grieks „iòn” (niet gevonden, wel „iònia”), ‚viooltje’.
- Engels: violetꜛ.
Viola tricolorꜛ, driekleurig viooltjeꜛ
De stengel van deze plant (of het akkerviooltje?) bevat saponinen en flavonoïden die helpen bij huiduitslag.- Naamgeving
- Engels: heartseaseꜛ, pansyꜛ.
Viola odorataꜛ, maarts viooltjeꜛ
De vroege, fraaie bloemen zijn steriel; de latere minder opvallende cleistogaam. Zaden met mierenbrood.- Naamgeving
-
Genoemd naar de bloeitijd van de opvallende, steriele bloemen.
- Engels: sweet violetꜛ.
- Gebruik
- Vroeger als slijmoplossend middel
- Legende
- ((Dit plantje zou in vele mythen en legenden moeten voorkomen, maar welke?))
Droseraceaeꜛ, zonnedauwfamilieꜛ
Droseraꜛ, zonnedauwꜛ
- Naamgeving
-
Grieks „droseros”, ‚bedauwd’ < „drosos”, ‚dauw’, naar de dauwachtige uitscheiding.
Het „zonne-” in de Nederlandse naam betekent „altijd” (zie zenegroen), dus een plant die er altijd bedauwd uitziet.
- Engels: sundewꜛ.
Drosera rotundifoliaꜛ, ronde zonnedauwꜛ
- Naamgeving
- Engels: common sundewꜛ.
Cistaceaeꜛ, zonneroosjesfamilieꜛ
Hyperaceaeꜛ, hertshooifamilieꜛ
Hypericumꜛ, hertshooiꜛ
- Naamgeving
-
Waarschijnlijk Grieks. Het accent wisselt: ook „hypericum”.
- Engels: Saint John’s wortꜛ.
Hypericum perforatumꜛ, Sint-Janskruidꜛ
Bloeit met Sint-Jan.Elatinaceaeꜛ, elatinefamilieꜛ
Tamaricaceaeꜛ, tamariskfamilieꜛ
Tiliaceaeꜛ, lindefamilieꜛ
Tiliaꜛ, lindeꜛ
Linden zijn populair bij imkers, doordar ze laat in het voorjaar grote hoeveelheden honing produceren. Dan zijn er echter ook veel bladluizen die de sapstromen aftappen, de eiwitten nuttigen en de suikers als honingdauwꜛ afscheiden. Deze heldere honingdauw beschimmelt tot de kleverige zwarte roetdauwꜛ die linden ongeliefd maakt bij huisvrouwen.
- Naamgeving
-
Latijn „tilia”, ‚linde’.
- Engels: limeꜛ.
- Geschiedenis
- Om toegelaten te worden tot de universiteit nam de amateurbotanicus en latere predikant Nils Ingemarsson de achternaam Linnaeus aan, een latinisatie van Zweedse ‚lind’, linde. Zijn zoon Carl (23 mei 1707 — 10 januari 1778), de „vader van de taxonomie” heeft de nog steeds gebruikte boomstructuur (klasse-orde-familie-geslacht-soort) en binaire nomenclatuur in de biologie ingevoerd, en heeft meer dan twaalfduizend dier-, maar vooral plantensoorten van een wetenschappelijke naam voorzien. Toen hij in 1761 in de adelstand werd verheven wijzigde hij zijn naam in „von Linné”.
- Gebruik
- Het hout is van slechte kwaliteit, maar in de Middeleeuwen werden van de bastvezels touw en schoenen gemaakt, werd het loof als veevoer gebruikt, en waren de bloemen een bron van honingnektar. Na de Middeleeuwen is de boom enkel in gebruik als markante sierboom.
Tilia platyphyllosꜛ, grootbladige lindeꜛ
- Naamgeving
- Latijn „tilia” is vrouwelijk, dus de uitgang van de soortnaam is vreemd. Heet ook ‚zomerlinde’.
Tilia cordataꜛ, kleinbladige lindeꜛ
- Naamgeving
- In het NOM-boek ‚winterlinde’.
Tilia × vulgarisꜛ, Hollandse lindeꜛ
- Geschiedenis
- Een steriele kweekhybride, ooit een gewild exportproduct. Onbekend is hoe de kwekers de zomer- en de winterlinde hebben kunnen kruisen; nadien is dat niet meer gelukt. Alle Hollandse linden zijn voortgestekt uit een twintigtal oerbomen. Zaailingen komen op, maar sterven spoedig.
Malvaceaeꜛ, kaasjeskruidfamilieꜛ
De planten uit deze familie bevatten veel slijmstoffen.- Naamgeving
- De vruchten lijken op in partjes gesneden wielkazen.
- Gebruik
- De haren van de zaadhuid van tropische soorten leveren katoen en kapok.
Malvaꜛ, kaasjeskruidꜛ
- Naamgeving
-
Latijn „malva”, ‚kaasjeskruid’ < Grieks „malachè”, ‚kaasjeskruid’ < „malakos”, ‚week’ (verwant met het Engelse ‚mollify’ en het Nederlandse ‚malen’), wegens de licht purgerende werking van de plant.
Ook malveꜛ of maluweꜛ geheten.
- Engels: mallowꜛ.
Malva sylvestrisꜛ, groot kaasjeskruidꜛ
- Naamgeving
- Engels: common mallowꜛ.
- Gebruik
- Naast het vanzelfsprekende gebruik als slijmoplosser bij hoest vroeger ook tegen steenpuisten, als kataplasma (papje).
Malva neglectaꜛ, klein kaasjeskruidꜛ
Althaeaꜛ, heemstꜛ
- Naamgeving
-
Grieks „althaia”, ‚malve’ < „althaenò”, ‚genezen’, wegens de helende werking. In de herbarius van Pseudo-Apuleius heet deze plant „heleomoloche” < Grieks „heleiomolochè”, ‚moeras‥’ (wat is „molochè”?) De betekenis van de Nederlandse naam ken ik niet.
- Engels: marsh-mallowꜛ.
- Legende
- Althaea
Althaea officinalisꜛ, heemst
Alceaꜛ, stokroosꜛ
Vaak samen met het vorige geslacht genomen.- Naamgeving
-
Misschien van het Griekse „alkaia”, ‚krachtig’? Maar waarom dan geen „alcaea”?
- Engels: hollyhockꜛ.
Alcea roseaꜛ, stokroos
Geraniaceaeꜛ, Ooievaarsbekfamilieꜛ
Pelargoniumꜛ, tuingeraniumꜛ
Een Zuid-Afrikaans geslacht van heesters, waarvan men bij ons nagenoeg alleen de eenjarige planten, met nog niet verhoute stengels, ziet. De bloemen hebben een diepe, smalle, met de bloemsteel vergroeide spoor waarin zich de honing verzamelt, die alleen door vlinders bereikt kan worden.- Naamgeving
- Grieks „pelargos” (‚grijswit’, „pel-” verwant met Nederlands ‚vaal’) betekent ‚ooievaar’. De Nederlandse naam ‚geranium’ verwijst naar dit geslacht, maar de wetenschappelijke naar het volgende.
- Gebruik
- Geraniumolie heeft eigenschappen vergelijkbaar met die van rozenolie, en wordt gebruikt om de geur van geneesmiddelen te verbeteren.
Pelargonium graveolensꜛ, geraniumꜛ
Pelargonium radensꜛ, citroengeraniumꜛ
- Naamgeving
- De plant ruikt (door de klierharen?) naar citroen.
Geraniumꜛ, ooievaarsbekꜛ
- Naamgeving
-
De wetenschappelijke naam ‚geranium’ verwijst naar dit geslacht, maar de Nederlandse naar het vorige.
Grieks „geranos”, ‚kraanvogel’, is klanknabootsend, en verwant met ‚kraan’ in ons ‚kraanvogel’.
Uit de bloemen groeien na bevruchting lange ooievaarssnavelachtige vruchten, waar de stijl nog op zit.
- Engels: crane's-billꜛ.
Geranium robertianumꜛ, robertskruidꜛ
- Naamgeving
-
Sint Robert heeft voor het eerst op de medicinale waarde van deze plant gewezen.
- Engels: herb-Robertꜛ.
Erodiumꜛ, reigersbekꜛ
- Naamgeving
-
Van Grieks „eròdios”, ‚reiger’. (Niet verwant met Engels ‚heron’)
Naar analogie van ooievaarsbek; vergelijkbare snavels groeien uit de bloemen van deze planten.
- Engels: stork's-billꜛ.
Erodium cicutarium cicutariumꜛ, gewone reigersbekꜛ
Tropaeolaceaeꜛ, klimkersfamilieꜛ
Tropaeolumꜛ, klimkersꜛ
Bevat mosterdolieverbindingen, en wordt dan ook door koolwitjesrupsen gegeten.- Naamgeving
- Afleiding mij onbekend. Grieks „tropaios”, ‚betrekking hebbend op het wenden’ — namelijk het winden der bladen? Eigenlijk „klimkres”, naar de mosterdolieverbindingen.
Tropaeolum majusꜛ, Oost-Indische kersꜛ
Oxalidaceaeꜛ, klaverzuringfamilieꜛ
Linaceaeꜛ, vlasfamilieꜛ
Linumꜛ, vlasꜛ
- Naamgeving
-
Latijn „linum”, ‚vlas’ < Grieks „linon”, ‚vlas’.
De Nederlandse naam is wellicht verwant met ‚vlechten’. De Nederlandse stam „lijn”, ‚vlas’ (vislijn, lijnzaad, linnen) is verwant met de Latijnse en Griekse naam. Via het Latijn „linea”, ‚lijn’, ‚streep’ is het woord „lijn” ook bij ons ‚streep’ gaan betekenen.
- Engels: flaxꜛ.
Linum catharticumꜛ, geelhartjeꜛ
- Naamgeving
- Engels: cathartic flaxꜛ.
Linum usitatissimumꜛ, vlas
- Naamgeving
- Engels: common flaxꜛ, linseedꜛ.
Balsaminaceaeꜛ, balsemienfamilieꜛ
Impatiensꜛ, springzaadꜛ
- Naamgeving
-
Latijn „impatiens”, ‚springzaad’ (niet gevonden) < „impatiens”, ‚ongeduldig’, ‚niet verdragend’ < „in-”, ‚niet’ en „patiens”, ‚geduldig’, ‚verdragend’ < „pati”, ‚lijden’, ‚dulden’ (vanwaar ons ‚passie’ en ‚patiënt’), vanwege de zaadverspreiding.
- Engels: balsamꜛ.
Impatiens noli-tangereꜛ, springzaad
- Naamgeving
- Engels: yellow balsamꜛ, touch-me-notꜛ.
Impatiens parvifloraꜛ, klein springzaadꜛ
Op talloze plaatsen op het museumterreinImpatiens glanduligeraꜛ, reuzenbalsemienꜛ
Op verschillende plaatsen op het museumterrein.Rutaceaeꜛ, wijnruitfamilieꜛ
In onder meer de bladen zijn vaak doorschijnende olieklieren te zien.Citrusꜛ, oranjeboomꜛ
De plant C.aurantium bevat synefrine, dat lijkt op en werkt als efedrine (zie Gymnospermae), en wellicht even giftig is. Het schakelt daarnaast verschillende enzymen uit, waardoor de afbraak van sommige medicijnen afneemt.Citrus aurantiumꜛ, oranjeboom
Citrus limonꜛ, citroenꜛ
- Naamgeving
- Op gezag van het NOM-boek. Niet-Latijns accent.
Dictamnusꜛ, vuurwerkplantꜛ
Dictamnus albusꜛ, vuurwerkplant
- Naamgeving
-
De bloemen scheiden zó veel snel verdampende aromatische olie af, dat deze op windstille avonden aangestoken kan worden.
Heet ook ‚essekruid’.
- Engels: dittanyꜛ.
Rutaꜛ, wijnruitꜛ
- Naamgeving
-
Latijn „ruta”, ‚wijnruit’ < Grieks „rutè”, ‚wijnruit’ (niet gevonden)
- Engels: rueꜛ.
Ruta graveolensꜛ, wijnruit
Giftig: de verse plant kan uitslag veroorzaken, en inwendig gebruik miskramen opwekken en nierschade aanrichten. De middelste bloem van iedere bloeiwijze is vijftallig (het „prinsesje”), de overige (de „hofdames”) viertallig. De meeldraden ((niet af))- Naamgeving
- In de kloostertuin Ruta geheten.
- Gebruik
- De Romeinen omheinden hun moestuinen wel met wijnruit, omdat het konijnen weert. In kleine doses eetlustopwekkend, urinedrijvend en wormdodend. Een slap aftreksel werd voor oogspoeling gebruikt
Simarubaceaeꜛ, hemelboomfamilieꜛ
Anacardiaceaeꜛ, pruikeboomfamilieꜛ
Rhusꜛ, sumakꜛ
- Naamgeving
-
Afleiding niet gevonden; waarschijnlijk Grieks.
De Nederlandse naam < Frans < Spaans < Arabisch „summaq”, ‚sumak’
- Engels: sumachꜛ.
Rhus radicansꜛ, gifsumakꜛ
Sapindaceaeꜛ, paardekastanjefamilieꜛ
Aesculusꜛ, paardekastanjeꜛ
- Naamgeving
- Latijn „aesculus”, ‚wintereik’ wellicht < „aes”, ‚koper(kleur)’, vergelijk het Laatlatijn „aesculor”, ‚koper delven’. Volgens het NOM-boek zou een misverstand met „esculentus”, ‚eetbaar’, deze naam op de (overigens niet eetbare) paardekastanje hebben overgebracht.
Aesculus hippocastanumꜛ, paardekastanje
- Naamgeving
- De zaden van de paardekastanje lijken enigszins op de vruchten van de kastanje. Buiten dat gaat de overeenkomst tussen beide niet veel verder dan dat beide bloeiende bomen zijn.
- Geschiedenis
- Halverwege de 16e eeuw is de paardekastanje door de Vlaming Ogier Ghiselin de Busbeck, toen gezant van de Duitse keizer in Constantinopel, samen met de sering, de tulp en andere gewassen in West-Europa ingevoerd.
Aceraceaeꜛ, esdoornfamilieꜛ
Acerꜛ, esdoornꜛ
- Legende
- De esdoorn speelt een belangrijke rol in de Germaanse mythologie. Zo zou de wereld tezamen met en rond de esdoorn Yggdrasil geschapen zijn. Rond de stam lag Midgard, het mensenland; tussen de takken Asgard, waar de Asen woonden; de top steunde het hemelgewelf; en daar nog boven lag Uhland, de woonstee der Wanen. De boom heette ook ‚Thors bevrijdingsboom’. Ooit moest Thor een wilde rivier oversteken, toen een reuzin de stroom verdubbelde door er haar kleine boodschap in te doen. Thor kon zich nog net redden door zich aan een esdoorn vast te grijpen. Voor de legende van Asker en Embla, zie de vlier.
- Gebruik
- Goed meubelhout. Violen hebben meestal een esdoornhouten rugblad.
Polygalaceaeꜛ, vleugeltjesbloemfamilieꜛ
Polygalaꜛ, vleugeltjesbloemꜛ
- Naamgeving
-
Grieks „polus”, ‚veel’ en „gala”, ‚melk’, daar de plant de melkproductie bij koeien heette te vergroten.
Heet ook ‚melkkruid’.
- Engels: milkwortꜛ.
Polygala vulgarisꜛ, gewone vleugeltjesbloemꜛ
- Naamgeving
- Engels: common milkwortꜛ.
Polygala amarellaꜛ, bittere vleugeltjesbloemꜛ
Komt niet wild in Nederland voor.- Naamgeving
- Het accent wordt in het NOM-boek ten onrechte als „amarella” gegeven.
Celastraceaeꜛ, kardinaalsmutsfamilieꜛ
Euonymusꜛ, kardinaalsmutsꜛ
- Naamgeving
-
Grieks „euònumos”, ‚met goede naam’, ‚beroemd’ < „eu”, ‚goed’ en „onoma”, ‚naam’.
- Engels: spindle-treeꜛ.
Euonymus europaeusꜛ, kardinaalsmuts
- Naamgeving
- Engels: common spindle-treeꜛ.
Aquifoliaceaeꜛ, hulstfamilieꜛ
Ilexꜛ, hulstꜛ
- Naamgeving
-
Latijn „ilex”, ‚steeneik’. Hoe die naam op de hulst overgedragen is weet ik niet.
- Engels: hollyꜛ.
Ilex aquifoliumꜛ, hulst
Rhamnaceaeꜛ, wegedoornfamilieꜛ
Rhamnusꜛ, wegedoornꜛ
- Naamgeving
-
Latijn „rhamnus”, een door Plinius gebruikte naam < Grieks „rhamnos”, een soort doornstruik.
- Engels: buckthornꜛ.
Rhamnus catharticaꜛ, wegedoorn
- Naamgeving
- Engels: common buckthornꜛ.
Rhamnus frangulaꜛ, sporkehoutꜛ
- Naamgeving
- Engels: alder buckthornꜛ.
Vitaceaeꜛ, wijnstokfamilieꜛ
Vitisꜛ, wijnstokꜛ
- Naamgeving
-
Latijn „vitis”, ‚wijnrank’.
- Engels: vineꜛ.
Vitis viniferaꜛ, wijnstok
Euphorbiaceaeꜛ, wolfsmelkfamilieꜛ
Alle planten in deze familie zijn in meerdere of mindere mate giftig.Euphorbiaꜛ, wolfsmelkꜛ
Met giftig melksap.- Naamgeving
-
Grieks „euphorbia”, ‚goed voedsel’, en schijnbaar ook ‚wolfsmelk’ (maar niet gevonden) < „eu”, ‚goed’ en „phorbè”, ‚voedsel’ < „pherbò”, ‚weiden, voeden’, vergelijk Latijn „herba”, ‚kruid’.
- Engels: spurgeꜛ.
Euphorbia lathyrusꜛ, kruisbladige wolfsmelkꜛ
- Naamgeving
- Engels: caper spurgeꜛ.
Euphorbia peplusꜛ, tuinwolfsmelkꜛ
- Naamgeving
- Engels: purple spurgeꜛ.
Ricinusꜛ, wonderboomꜛ
- Naamgeving
- Mogelijk van Latijn < Grieks „rhiknos”, ‚gebogen’? De Nederlandse naam door vereenzelviging met de boom van Jona (zie geschiedenis hieronder). Heet ook ‚mollenkruid’, naar het gebruik
Ricinus communisꜛ, wonderboom
- Naamgeving
- De vrucht heet ook ‚Castorboon’, en de olie ‚Castorolie’
- Geschiedenis
- Nadat Jona had aangezegd dat God Ninevé zou gaan vernietigen, zette hij zich neer om van dat schouwspel te gaan genieten. In zeer korte tijd schoot een boom op, die hem beschutte tegen de felle zon, maar de volgende dag vrat een worm die boom aan, zodat die stierf. Toen de Ninevieten berouw toonden en de stad gespaard bleef werd Jona kwaad, maar God wees hem op de les van die boom: als Jona het al betreurde dat zo’n boom stierf, zou God het dan niet veel meer betreuren dat zo’n grote stad, vol onschuldige kinderen en vee, vernietigd zou worden?
- Gebruik
- De plant zou mollen weren. De uit de bonen gewonnen wonderolie is sterk laxerend, en vormt ook de basis van het ‚terroristengif’ ricine.
Buxusꜛ, palmboompjeꜛ
- Naamgeving
-
Van het Grieks „puxos”, ‚palmboompje’.
- Engels: boxꜛ.
Buxus sempervirensꜛ, palmboompje
Zeer giftig.- Naamgeving
- Accent in het NOM-boek ten onrechte als „sempervirens” gegeven.
- Gebruik
- Het hout werd gebruikt om dozen van te maken, vanwaar Grieks „puxis”, ‚palmhouten doosje’ > Laat-Latijn „buxis”, ‚doosje’ > Engels „box”, ‚doosje’.
Callitrichaceaeꜛ, sterrekroosfamilieꜛ
Empetraceaeꜛ, kraaiheidefamilieꜛ
Umbelliferaeꜛ, schermbloemenꜛ
Saniculaꜛ, heelkruidꜛ
Sanicula europaeaꜛ, heelkruid
- Naamgeving
-
Latijn „sanare”, ‚helen’. Ongeveer ‚helertje’.
- Engels: sanicleꜛ, afgeleid van de Latijnse naam.
Petroselinumꜛ, peterselieꜛ
Petroselinum crispumꜛ, peterselie
- Naamgeving
-
De Latijnse naam; van het Grieks „petroselinon”, ‚steen-eppe’.
- Engels: parsleyꜛ, afgeleid van de Latijnse naam.
Cuminumꜛ, komijnꜛ
- Naamgeving
- Latijn < Grieks „kuminon”, ‚komijn’ < Hebreeuws „kammon”, ‚komijn’, < Babylonisch „kamunu”.
Cuminum cyminumꜛ, komijn
- Naamgeving
- Volgens de nomenclatuurregels mogen de wetenschappelijke geslachts- en soortnaam van planten niet gelijk zijn (van dieren wel), vandaar het spellingsverschil. (De geslachtsnaam is Latijn; de soortnaam gelatiniseerd Grieks).
Apiumꜛ, selderieꜛ
- Naamgeving
- Latijn, van „apis”, ‚bij’. De Nederlandse plantennaam ‚eppe’ is hiervan afgeleid. Heet ook ‚moerasscherm’
Apium graveolensꜛ, selderijꜛ
- Naamgeving
- In de kloostertuin Apium geheten. De Nederlandse naam komt via het Frans „céleri” en het Latijn van het Griekse „selinon”, ‚eppe’. Zie peterselie.
- Geschiedenis
- Zowel bij Romeinen als Grieken werden van selderij kransen gemaakt; bij de Grieken ook grafkransen.
Carumꜛ, karwijꜛ
- Naamgeving
-
Latijn „careum”, ‚karwij’ < „karon”, ‚komijn’. (Noch L, noch G kon ik vinden.) Grieks van „karooo”, „verdoven”? De Arabieren noemden de plant „karawijâ”, afgeleid van de Latijnse naam; de moderne Europese namen zijn daar weer van afgeleid.
- Frans: carviꜛ
- Engels: carawayꜛ.
- Frans: carviꜛ
Carum carviꜛ, karwij
Pimpinellaꜛ, bevernelꜛ
- Naamgeving
-
De wetenschappelijke naam is de middeleeuwse, zoals in de 6e eeuw genoemd in de Dynamidia.
De Nederlandse naam komt van een ouder ‚bibinel’, evenals ‚pimpernel’ van ‚pipinella’ afgeleid.
- Engels: burnet-saxifrageꜛ.
Pimpinella anisumꜛ, anijsꜛ
- Naamgeving
-
Het Nederlandse „anijs” komt van het Latijn „anisum”; zie de soortnamenlijst.
- Engels: aniseꜛ, het zaad: aniseedꜛ.
Pimpinella majorꜛ, grote bevernelꜛ
Pimpinella saxifragaꜛ, kleine bevernelꜛ
Oenantheꜛ, torkruidꜛ
- Naamgeving
-
Grieks „oinanthos”, ‚wijnbloem’ („oinos”, ‚wijn’, en „anthos”, ‚bloem’), naar de geur.
- Engels: water dropwortꜛ.
Oenanthe aquaticaꜛ, watertorkruidꜛ
Foeniculumꜛ, venkelꜛ
- Naamgeving
-
Latijn „foenum”, ‚hooi’, vanwege de geur van de plant.
De Nederlandse naam is afgeleid uit vulgair Latijnse „feniclum”, waar het accent op de „e” kon komen doordat de „u” was weggevallen.
- Duits: Fenchelꜛ;
- Engels: fennelꜛ.
- Duits: Fenchelꜛ;
Foeniculum vulgare vulgareꜛ, venkel
- Naamgeving
- In de kloostertuin Feniculum geheten.
Foeniculum vulgare dulceꜛ, zoete venkelꜛ
Levisticumꜛ, lavasꜛ
- Naamgeving
-
De Latijnse naam wordt al genoemd door Vergilius en Plinius. Een variant op de naam is „Ligusticum”ꜛ, ‚uit Ligurië’, naar een streek waar de plant veel voorkomt.
- Frans: livècheꜛ;
- Duits: Liebstöckelꜛ;
- Engels: lovageꜛ. Alle, net als de Nederlandse, afgeleid van de Latijnse naam.
- Frans: livècheꜛ;
Levisticum officinaleꜛ, lavas
- Naamgeving
- In de kloostertuin Lubestica geheten. Een moderne Nederlandse naam is maggiplantꜛ.
Angelicaꜛ, engelwortelꜛ
- Naamgeving
-
Laatlatijn „angelicus”, ‚engel-’, < „angelus”, ‚engel’ < Grieks „aggelos”, ‚boodschapper’.
De naam slaat op de ((gevleugelde)) penwortel
- Engels: angelicaꜛ.
Angelica sylvestrisꜛ, engelwortel
Angelica archangelicaꜛ, grote engelwortelꜛ
- Gebruik
- Levert grondstof voor Benedictine-likeur en Chartreuse.
Anethumꜛ, dilleꜛ
- Naamgeving
-
Latijn „anethum”, ‚anijs’, een variant op „anisum”, waarvoor zie de soortnamenlijst.
De Nederlandse naam mogelijk verwant met Grieks „thalloo”, ‚bloeien’
- Engels: dillꜛ.
Anethum:graveolensꜛ, dille
Pastinacaꜛ, pastinaakꜛ
- Naamgeving
- Engels: parsnipꜛ.
Pastinaca sativaꜛ, pastinaak
Anthriscusꜛ, kervelꜛ
- Naamgeving
-
De moderne namen komen van „cerefolium”, dat een verlatinisering van het Griekse „chairophullon”, ‚moeskruid’ (van „chairo”, ‚bevallen’, en „phullon”, ‚blad’, dus ‚vreugdebrengend blad’), zou zijn. Dit woord heb ik echter niet kunnen vinden.
- Frans: cerfeuilꜛ;
- Duits: Kerbelꜛ;
- Engels: chervilꜛ.
- Frans: cerfeuilꜛ;
Anthriscus sylvestrisꜛ, fluitekruidꜛ
- Naamgeving
- In het Grieks is „anthruskon” „anthriskion” de naam van een schermbloemige — wellicht fluitekruid. Uit de holle stengel kan een fluit worden gesneden.
Anthriscus cerefoliumꜛ, echte kervelꜛ
- Naamgeving
- In de kloostertuin Cerefolium geheten.
Myrrhisꜛ, roomse kervelꜛ
- Naamgeving
- Engels: cicelyꜛ.
Myrrhis odorataꜛ, roomse kervel
- Naamgeving
- Engels: sweet cicelyꜛ.
Coniumꜛ, scheerlingꜛ
- Naamgeving
-
De geslachtsnaam „conium” is de verlatiniseerde Griekse naam (vandaar het accent, dat in het NOM-boek verkeerd wordt gegeven). Het Griekse „kooneion”, ‚scheerling’, is afgeleid van „koonos”, ‚kegel, punt’, naar de lange, puntige, getande bladen.
- Engels: hemlockꜛ.
Conium maculatumꜛ, gevlekte scheerlingꜛ
- Gebruik
- In het klassieke Athene was gevlekte scheerling als executiegif in gebruik.
- Geschiedenis
- Toen Sokrates werd veroordeeld tot de dood, is dat vonnis uitgevoerd door hem een gifbeker te laten drinken. Het gif in de beker was waarschijnlijk gevlekte scheerling.
Coriandrumꜛ, korianderꜛ
- Naamgeving
- Van het Griekse „koriannon”, ‚koriander’, uit „koris”, ‚wandluis’, naar de geur.
Coriandrum sativumꜛ, koriander
Araliaceaeꜛ, klimopfamilieꜛ
Hederaꜛ, klimopꜛ
- Naamgeving
-
Latijn „hedera”, ‚klimop’. Een andere Nederlandse naam is ‚eiloof’, uit ‚ieve’ = ‚klimop’ (vergelijk het Engels „ivy”), en ‚loof’. Ook „(boom-)veil”, wellicht van „veel”, vanwege de grote massa bladeren.
- Engels: ivyꜛ.
Hedera helixꜛ, klimop
De bloemen zijn proterandrisch, en bevatten veel honing. Bloeitakken klimmen niet; daaruit gestekte planten groeien tot struiken uit.- Legende
- Klimop was gewijd aan Bacchus: gasten bij een drinkgelag omkransten zich ermee, evenals dichters. Ook de Thyrsusstaf van Bacchus en de bacchanten was ermee omwonden.
Cornaceaeꜛ, kornoeljefamilieꜛ
Cornusꜛ, kornoeljeꜛ
- Naamgeving
-
Latijn „cornu”, ‚hoorn’, vanwege de hardheid van het hout.
- Engels: cornelꜛ.
Cornus masꜛ, gele kornoeljeꜛ
Crassulaceaeꜛ, vetplantenfamilieꜛ
Sedumꜛ, vetkruidꜛ
- Naamgeving
-
Van Latijn „sedere”, ‚zitten’, daar veel soorten vlak op de grond blijven.
- Engels: stonecropꜛ.
Sedum telephiumꜛ, hemelsleutelꜛ
- Naamgeving
-
Ook kruid-aan-den-balkꜛ of kruid-aan-den-zolderꜛ geheten, daar de planten ook ondersteboven te drogen gehangen doorbloeien.
- Engels: orpineꜛ (van Latijn „auripigmentum”, ‚goudverf’), livelongꜛ.
Sedum acreꜛ, muurpeperꜛ
- Naamgeving
-
Naar de soms, maar lang niet altijd, aanwezige scherpe smaak van de blaadjes.
- Engels: wall-pepperꜛ.
Saxifragaceaeꜛ, steenbreekfamilieꜛ
Saxifragaꜛ, steenbreekꜛ
De meeldraden bewegen ongeveer zoals hieronder beschreven bij Parnassia.
- Naamgeving
-
Laat-Latijn „saxifraga”, ‚steenbreek’ < „saxum”, ‚rots’ en „frangere”, ‚breken’.
- Engels: saxifrageꜛ.
Saxifraga granulataꜛ, knolsteenbreekꜛ
- Naamgeving
- Engels: meadow saxifrageꜛ.
Parnassiaꜛ, parnassiaꜛ
Het ongelijk openenen van de meeldraden en stamper is zeer goed waarneembaar. Naast de vijf bosjes goudgele onvruchtbare meeldraden (honingtoestellen) zijn er vijf witte vruchtbare meeldraden. Als de knop bloem wordt, rolt er iedere dag één meeldraad uit, zodat duidelijk te zien is hoeveel dagen de bloem al open is. Telkens plaatst zo'n meeldraad zich boven de stamper, en slaat vervolgens terug, zodat insecten de eerste vijf dagen stuifmeel meenemen. Na die vijf dagen ontvangt de stamper stuifmeel.
Ribesiaceaeꜛ, aalbesfamilieꜛ
Ribesꜛ, ribesꜛ
- Naamgeving
-
Van een Perzische naam voor rabarber — door een foutje op de aalbes toegepast.
Het Nederlands „aalbes” < „aal”, ‚bier’ en „bes”, vanwege het gebruik van vooral de zwarte bes bij de bereiding van sterke drank.
- Engels: currantꜛ, gooseberryꜛ.
Ribes nigrumꜛ, zwarte besꜛ
- Naamgeving
- Engels: black currantꜛ.
Hamamelidaceaeꜛ, toverhazelaarfamilieꜛ
Hamamelisꜛ, toverhazelaarꜛ
- Naamgeving
Hamamelis virginianaꜛ, virginische toverhazelaarꜛ
Platanaceaeꜛ, plataanfamilieꜛ
Passifloraceaeꜛ, passiebloemfamilieꜛ
Losaceaeꜛ, brandwindefamilieꜛ
Begoniaceaeꜛ, begoniafamilieꜛ
Onagraceaeꜛ, teunisbloemfamilieꜛ
Teunisbloemen hebben alleen ʼs nachts nectar, en lokken nachtvlinders.- Naamgeving
- De Fuchsia is genoemd naar de zestiende-eeuwse kruidkundige Leonart Fuchs (zie ook vingerhoedskruid).
Oenotheraꜛ, teunisbloemꜛ
Nachtvlinderbloemen: ze hebben alleen ʼs nachts honing.Halorrhagidaceaeꜛ, vederkruidfamilieꜛ
Gunneraceaeꜛ, gunnerafamilieꜛ
Hippuridaceaeꜛ, lidstengfamilieꜛ
Lythraceaeꜛ, kattenstaartfamilieꜛ
Lythrumꜛ, kattenstaartꜛ
Ettelijke soorten vertonen trimorfie.- Naamgeving
-
Grieks „luthros”, ‚geronnen bloed’, naar de kleur.
- Engels: loosestrifeꜛ (dezelfde naam als Lysimachia).
Lythrum salicariaꜛ, kattenstaart
Thymelaeaceaeꜛ, peperboompjesfamilieꜛ
Daphneꜛ, peperboompjeꜛ
- Naamgeving
-
De reden voor de naamgeving weet ik niet.
- Engels: daphneꜛ.
Daphne mezereumꜛ, peperboompje
- Naamgeving
-
Het NOM-boek heeft ten onrechte twee accentaanduidingen: „mezereum”.
- Engels: mezereonꜛ.
- Legende
- Voor de legende van Daphne, zie bij de laurier.
Elaegnaceaeꜛ, duindoornfamilieꜛ
Hippophaeꜛ, duindoornꜛ
- Naamgeving
- Engels: sea buckthornꜛ.
Hippophae rhamnoidesꜛ, duindoorn
Rosaceaeꜛ, rozenfamilieꜛ
Filipendulaꜛ, moerasspiraeaꜛ
Filipendula ulmariaꜛ, moerasspiraea
Geumꜛ, nagelkruidꜛ
- Naamgeving
-
Grieks „geuoo”, ‚laten proeven, laten ruiken’ (verwant met Frans ‚goûter’, Nederlands ‚kiezen’), vanwege de geurige wortel.
- Engels: avensꜛ.
Geum urbanumꜛ, nagelkruid
- Naamgeving
-
Ook geel nagelkruidꜛ geheten.
- Engels: common avensꜛ; herb-Bennetꜛ.
Rubusꜛ, braamꜛ
- Naamgeving
-
De oorsprong van de Latijnse naam ken ik niet (het Grieks is „batos”).
De Nederlandse naam is verwant met ‚brem’ en Engels ‚broom’, en betekent ‚plant met uitsteeksels’.
- Engels: brambleꜛ.
Rubus idaeusꜛ, framboosꜛ
- Naamgeving
-
De Nederlandse naam komt, via het Frans, wellicht van het Nederlandse ‚braambezie’.
- Frans: framboiseꜛ;
- Engels: raspberryꜛ.
- Frans: framboiseꜛ;
Fragariaꜛ, aardbeiꜛ
- Naamgeving
-
Het Latijnse „fragum” betekent aardbei.
- Frans: fraiseꜛ;
- Engels: strawberryꜛ.
- Frans: fraiseꜛ;
Fragaria vescaꜛ, bosaardbeiꜛ
Potentillaꜛ, ganzerikꜛ
- Naamgeving
-
Verkleinwoord van het Latijn „potentia”, ‚kracht, macht, vermogen’, wegens de veronderstelde sterke medicinale werking.
- Engels: potentillaꜛ.
Potentilla anserinaꜛ, zilverschoonꜛ
- Naamgeving
-
Naar de zilverige glans der bladen.
- Engels: silver-weedꜛ.
Potentilla erectaꜛ, tormentilꜛ
- Naamgeving
-
Verkleinwoord van het Latijnse „tormentum”, ‚windas, boei, pijnbank’? Zo ja, wat is het verband?
- Engels: tormentilꜛ.
Potentilla reptansꜛ, vijfvingerkruidꜛ
- Naamgeving
-
Naar de meestal vijftallig handvormig samengestelde bladen
- Engels: cinquefoilꜛ.
Alchemillaꜛ, vrouwenmantelꜛ
- Naamgeving
-
De wetenschappelijke geslachtsnaam is van Arabische oorsprong.
- Engels: lady's mantleꜛ.
Alchemilla vulgarisꜛ, vrouwenmantel
- Naamgeving
- Engels: lady's mantle.
Alchemilla alpinaꜛ, alpenvrouwenmantelꜛ
- Naamgeving
- Engels: alpine lady's mantleꜛ.
Sanguisorbaꜛ, pimpernelꜛ
- Naamgeving
-
Van het Latijnse „sanguis”, ‚bloed’, en „sorbere”, ‚opnemen’, vanwege enerzijds de donkerrode kleur de bloemen, en anderzijds de wondsluitende werking van het looistof in de bladen.
- Engels: burnetꜛ.
Sanguisorba officinalisꜛ, grote pimpernelꜛ
- Naamgeving
- Engels: great burnetꜛ.
Agrimoniaꜛ, agrimonieꜛ
Agrimonia eupatoriaꜛ, gewone agrimonieꜛ
- Naamgeving
-
In de kloostertuin Agrimonia.
Van Grieks „argemònè”, ‚ruige klaproos’ < „argema”, ‚witte vlek op de oogappel’ < „argos”, ‚wit blinkend’, daar de ruige klaproos tegen die oogziekte gebruikt werd.
Zie naamsverwarring, leverkruiden.
- Engels: agrimonyꜛ.
Rosaꜛ, roosꜛ
- Naamgeving
- De Latijnse naam komt van het Grieks „rhodon”, ‚roos’, en dat komt weer via het Oud-Perzisch „wurdo”, ‚doornstruik’ (of „urdha”, ‚hoog opgroeiende plant’) uit het Arabisch „wardun”, ‚bloem’.
- Geschiedenis
- De roos werd pas in de middeleeuwen, door monniken, ingevoerd in Midden- en West-Europa.
Rosa caninaꜛ, hondsroosꜛ
Rosa gallicaꜛ, Franse roosꜛ
- Naamgeving
- In de kloostertuin Rosa geheten.
Rosa centifoliaꜛ, Provenceroosꜛ
Rosa damascenaꜛ, damastroosꜛ
- Naamgeving
- In het NOM-boek ‚Damascener roos’ꜛ geheten. Ook ‚damast’ is afgeleid van ‚Damascus’.
Pomaceaeꜛ, appelfamilieꜛ
Mespilusꜛ, mispelꜛ
- Naamgeving
-
Bij Palladius is „mespilus”, ‚mispelboom’, en „mespilum”, ‚mispelvrucht’ < Grieks „mespilon”, ‚mispel (boom en vrucht)’, „mespilè”, ‚mispelvrucht’.
- Engels: medlarꜛ.
Mespilus germanicaꜛ, mispel
Pyrusꜛ, peerꜛ
Pyrus malusꜛ, appelꜛ
- Legende
- Iduna en haar appelen. De hesperiden. Iris en de twistappel.
Sorbusꜛ, lijsterbesꜛ
- Naamgeving
-
De Latijnse naam, met „sorbum” voor de vrucht.
Lijsters (en spreeuwen) zijn dol op de bessen.
- Engels: mountain ashꜛ.
Sorbus aucupariaꜛ, lijsterbes
Voor mensen soms giftig; wellicht niet meer na koken.- Naamgeving
- Engels: roan-treeꜛ, rowan-treeꜛ.
Cydoniaꜛ, Kweeꜛ
- Naamgeving
- Engels: quinceꜛ.
Cydonia oblongaꜛ, Kwee
- Naamgeving
- Grieks „kudònion”, ‚kwee’ < „mèlon kudònion”, ‚Cydonische appel’, uit Cydòn op Kreta.
Crataegusꜛ, meidoornꜛ
- Naamgeving
-
Grieks „krataigos”, naam van een (onbekende) boom < „kratos”, ‚sterkte’, ‚kracht’, ‚macht’, naar het sterke hout.
- Engels: hawthornꜛ.
Crataegus laevigataꜛ, tweestijlige meidoornꜛ
Crataegus monogynaꜛ, eenstijlige meidoornꜛ
De éne stijl is ook op de groene bessen nog duidelijk te zien.Amygdalaceaeꜛ, pruimenfamilieꜛ
Prunusꜛ, pruimꜛ
- Naamgeving
- Latijn voor ‚pruimeboom’ is „prunus” (voor de vrucht „prunum”) < Grieks „proumnon”, dat ik niet heb kunnen vinden, maar dat weer aan een Kleinaziatische taal zou zijn ontleend.
Prunus spinosaꜛ, sleedoornꜛ
- Naamgeving
- Uit ‚slee’, een pruimensoort, en ‚doorn’ vanwege de vele puntige doorns aan de struik.
Prunus domesticaꜛ, pruim
Prunus laurocerasusꜛ, laurierkersꜛ
De bladen bevatten het zeer giftige blauwzuurPrunus padusꜛ, vogelkersꜛ
De steel van ieder blad heeft twee klieren, die een stof afscheiden die mieren lokt. Waarschijnlijk beschermt de plant zich zo tegen ongedierte.Prunus dulcisꜛ, amandelꜛ
- Naamgeving
- Uit het Latijn „amandula” < Grieks „amugdalon”, ‚amandel’.
Papilionaceaeꜛ, vlinderbloemigenꜛ
Genistaꜛ, heidebremꜛ
- Naamgeving
-
Het Latijnse „genista”, ‚bezemstruik’.
- Engels: greenweedꜛ.
- Geschiedenis
- Een oud Frans geslacht voerde een bezemstruik in het wapen, een „planta genista”. Hun geslacht werd hiernaar vernoemd, en werd uiteindelijk in het Engels ‚Plantagenet’.
Genista tinctoriaꜛ, verfbremꜛ
- Naamgeving
- Engels: dyers' greenweedꜛ.
Cytisusꜛ, bremꜛ
- Naamgeving
- Van het Griekse „kutisos”, ‚rupsklaver’.
Cytisus scopariusꜛ, brem
Ononisꜛ, stalkruidꜛ
- Naamgeving
-
Van het Grieks „onònis”, ‚stalkruid’, mogelijk < „onos”, ‚ezel’.
- Engels: restharrowꜛ.
Ononis campestrisꜛ, kattedoornꜛ
Anthyllisꜛ, wondklaverꜛ
- Naamgeving
- Wellicht van het Grieks „anthos”, ‚bloem’, en „hulos”, ‚hout’? Maar die dubbele ‚l’ dan? De Nederlandse naam naar het gebruik.
Anthyllis vulnerariaꜛ, wondklaver
Trigonellaꜛ, hoornklaverꜛ
- Naamgeving
- BH stelt, zeer onwaarschijnlijk, dat dit de Griekse naam zou zijn. Iets met „trigon-” of „trigòn-” is natuurlijk zeer wel mogelijk, maar door mij niet gevonden. Relatie met het door Chiron gebruikte „trigonita”?
Trigonella foenum-graecumꜛ, fenegriekꜛ
- Naamgeving
- De Nederlandse naam is een verbastering van de Latijnse soortnaam, die „Grieks hooi” betekent.
Melilotusꜛ, honingklaverꜛ
- Naamgeving
-
Grieks „melilòtos”, ‚honingklaver’ < „meli”, ‚honing’, en „lòtos”, een klaversoort.
- Engels: melilotꜛ.
Melilotus officinalisꜛ, akkerhoningklaverꜛ
Melilotus altissimusꜛ, gele honingklaverꜛ
Robiniaꜛ, acaciaꜛ
- Naamgeving
- Zie naamsverwarring, acacia.
Robinia pseudoacaciaꜛ, acacia
Lensꜛ, linzeꜛ
- Naamgeving
-
De Latijnse naam.
De Nederlandse naam is wel verwant met, maar niet direct ontleend aan de Latijnse.
Onze vergrootglazen zijn naar deze plant genoemd, omdat ze qua vorm slijken op linzen.
- Frans: lentille;ꜛ;
- Engels: lentilꜛ.
- Frans: lentille;ꜛ;
Lens culinarisꜛ, linze
Phaseolusꜛ, boonꜛ
- Naamgeving
- Latijn „phaselus”, ‚snijboon’ < Grieks „phasèlos”, een plant met eetbare bonen.
Phaseolus vulgarisꜛ, boon
Glycyrrhizaꜛ, zoethoutꜛ
- Naamgeving
- Van Grieks „glukus”, ‚zoet’ < „gleukos”, ‚most’, en „rhidza”, ‚wortel’ Vanwege de zoete smaak van de wortel.
Glycyrrhiza glabraꜛ, zoethout
De wortel bevat glycyrrhizine (triterpeenglycoside), een stof die 150 maal zo zoet als suiker is; galconglycosiden waaronder isoliquiritine; en het hormoonachtige glycyrrhinezuur, dat de aanmaak van bijnierhormonen verstoort: een teveel aan cortisol onstaat, en dit zet de nieren aan tot het vasthouden van zout en water, met als mogelijke gevolgen een te hoge bloeddruk, oedeem en hoofdpijn.- Geschiedenis
-
Zoethoutwortel was ‚een hoeksteen van de oude Chinese geneeskunde’, is teruggevonden in faraografkelders, en werd al door de oude Grieken gebruikt. In Japan is het een traditioneel middel tegen leverkwalen.
- Gedurende de Tweede Wereldoorlog ontdekte de internist Revers dat een drophoudend huismiddel tegen brandend maagzuur, verkocht door een apotheek te Heerenveen, werkzaam was. Hij deed onderzoek, en meldde in 1946 dat drop helpt tegen maagzweren. De hoogleraar interne geneeskunde J.G.G.Borst publiceerde in 1963 onderzoek naar de bijwerking: één op de vijf patienten kreeg last van oedeem en zware hoofdpijn.
- Gebruik
- Drop blijkt gunstig te werken bij chronische leverinfecties door het Hepatitis-C-virus.
Galegaꜛ, galegaꜛ
Galega officinalisꜛ, galega
Baptisiaꜛ, indigoplantꜛ
- Naamgeving
- Wellicht gelijk aan „indigobloem” of „indigoboompje”?
Baptisia tinctoriaꜛ, indigoplant
Caesalpiniaceaeꜛ, christusdoornfamilieꜛ
Mimosaceaeꜛ, mimosafamilieꜛ
Aristolochiaceaeꜛ, pijpbloemfamilieꜛ
Aristolochiaꜛ, pijpbloemꜛ
- Naamgeving
- De bloemen, vooral van de hier onbeschreven soort ‚moffenpijp’, lijken op ouderwetse rookpijpen.
Aristolochia clematitisꜛ, pijpbloem
Door omlaagwijzende haren in de bloemdekbuis vormt de bloem een fuik voor vliegjes, die tijdens hun gedwongen verblijf overdekt worden met stuifmeel. Pas als die haren verwelkt zijn kunnen de vliegjes andere bloemen bezoeken, waar ze de stempel bevruchten voordat daar de helmknoppen opengaan.Asarumꜛ, mansoorꜛ
- Naamgeving
-
Dit zou een oude Griekse plantennaam zijn; die heb ik echter niet gevonden. Wel Laatlatijn „asaer”, ‚weegbree’ < Egyptisch.
Naar de vorm van het blad.
- Engels: asarabaccaꜛ, hazelwortꜛ.
Asarum europaeumꜛ, mansoor
De bloempjes hebben een peperlucht; de rest van de plant, en speciaal de gemalen wortelstok, ruikt naar kamfer en smaakt bitter door een etherische olie die het giftige asarine bevat. De zwarte zaden voeren mierenbrood.- Gebruik
- Een aftreksel van de kleingesneden en gedroogde wortelstok werkt als braakmiddel.
- Geschiedenis
- Dit was het belangrijkste braakmiddel totdat in de zestiende eeuw de sterker werkende Uragoga ipecacuanha uit Brazilië naar Europa kwam, waaruit het middel „Ipecac” bereid wordt.
Santalaceaeꜛ, sandelhoutfamilieꜛ
Loranthaceaeꜛ, vogellijmfamilieꜛ
- Naamgeving
- Vogellijm is een kleverige stof die voorkomt in de bessen van de planten uit deze familie. Bij een vogel die de bessen eet blijft de pit, het zaad, aan de snavel kleven. Als de vogel zijn snavel dan schoonwrijft tegen een tak van een boom, blijft het zaad daaraan kleven en kan daar ontkiemen. Hetzelfde kan gebeuren als een ingeslikt zaad via natuurlijke weg het vogellichaam verlaat.
- Gebruik
- Vogelvangers maakten gebruik van de vogellijm, die ze op takjes smeerden. Kleine vogels konden zich van die kleverige takken niet meer lostrekken, en waren zo een gemakkelijke buit.
Viscumꜛ, maretakꜛ
- Naamgeving
- Latijn „Viscum” < Grieks „wixos” ∼ Duits „Weichselbaum”, ‚prunus’ (waarop de maretak soms groeit).
Viscum albumꜛ, maretak
- Naamgeving
-
„Mare” betekent „heks”. Het is hetzelfde woord als „merrie” in „nachtmerrie” (vergelijk het Engelse „nightmare”). Een andere Nederlandse naam is „mistel”ꜛ, verwant met de Engelse naam.
- Engels: mistletoeꜛ.
- Legende
-
Deze plant heeft altijd zeer tot de mythologische verbeelding gesproken: altijd groen, met bessen in de winter, niet groeiend in de grond maar op bomen, en dat ondanks de zware bessen.
- Bij de geboorte van Baldur (een lichtgod), de lieveling der Germaanse goden, had haar moeder Frigg alle dingen doen beloven hem niet te deren, en daarbij weliswaar ook aan alle bomen gedacht, maar vergeten de maretak in die bomen apart te vragen. Op een dag vermaakten zijn familieleden zich met pijlen op Baldur af te schieten: die pijlen zouden hem immers toch geen kwaad doen. De kwaadaardige vuurgod Loki bood echter schijnheilig aan Baldurs broer Hödur (een oorlogsgod), die niet meedeed omdat hij blind was, aan te helpen het spelletje mee te spelen. Hij hielp hem zijn boog te richten, en gaf hem een pijl van maretak, waarop Hödur onbedoeld zijn broer de dood in joeg. De mythe verhaalt hoe zelfs de kleinste aanleiding voor de oorlog tot blinde vernietiging van het goede leidt; tegelijk wordt het ʼs winters sterven van het licht uitgebeeld. Bij de Kelten was de maretak een nieuwjaarsplant, die om vruchtbaarheid te garanderen bij voorkeur uit een (heilige) eik, waar zij slechts zelden op groeit, gesneden moest worden, en dan opgevangen in een wit laken: deze zuivere plant mocht immers niet door de onreine aarde bevlekt worden. Die vruchtbaarheidssymboliek vinden we nog terug in het Engelse gebruik een maretak hoog op te hangen rond de Kersttijd, waarna iedere vrouw die daaronder staat door de mannen gekust mag worden.