Jezus is gelijkwaardig aan God

Jezus is identiek met God.

Filippenzen 2:6z
[die] het Gode gelijk zijn niet als een roof heeft geacht,
(Het woord „roof” is ἁρπαγμος, dat letterlijk „buit” betekent, in de zin van iets dat men vastheeft en nooit meer kwijt zal raken. Vergelijk de ziel ten buit.)

Jezus is niet a priori onderworpen aan God: alleen door zelfvernedering kan Hij dat worden.

Filippenzen 2:7-8
maar Zichzelf ontledigd heeft, en de gestalte van een dienstknecht heeft aangenomen, en aan de mensen gelijk geworden is. En in zijn uiterlijk als een mens bevonden, heeft Hij Zich vernederd en is gehoorzaam geworden tot de dood, ja, tot de dood des kruises.
1 Korinthiërs 15:28
Wanneer alles Hem onderworpen is, zal ook de Zoon zelf Zich aan Hem onderwerpen, die Hem alles onderworpen heeft, opdat God zij alles in allen.
(Het Grieks zegt eerder: terwijl (zoland als) Hem alles onderworpen wordt. Evenzo 1 Korinthiërs 15:24. 1 Korinthiërs 15:25 lijkt daarmee over de Vader te spreken, die gedurende die periode (Openbaring 19:6) regeert.)

((Toevoegen: ook gehoorzaamheid moest Hij toen voor het eerst leren: Filippenzen 2:8, Hebreeën 5:8. Zie de teksten „Témoins” voor de gehoorzamende Jezus.)

Jezus spreekt God aan als (minstens) gelijke. Terwijl het bidden van mensen tot God altijd αιτεω is, is dat bij Jezus altijd ερωταω. Instructief is de enige uitzondering, uit de mond van Martha, die Jezus' status nog niet begrepen heeft. (Zie Bidden.)

Johannes 11:21-22
Marta dan zeide tot Jezus: Here, indien gij hier geweest waart, zou mijn broeder niet gestorven zijn. Ook nu weet ik, dat God U geven zal al wat Gij van God begeert.

Jezus omvat God, en is dus niet minder dan God.

Kolossenzen 1:19
Want het heeft de ganse volheid behaagd in Hem woning te maken,
Kolossenzen 2:9
want in Hem woont al de volheid der godheid lichamelijk;
(Wij hebben die volheid enkel door deel uit te maken van het lichaam waarvan Jezus het Hoofd is.))
Zie ook
Johannes 1:16.