De schat vinden

De uiteindelijke overtuiging van de waarheid komt niet door redeneringen, maar door het feitelijk vinden van de schat. Hoe veel en intens er ook gediscussieerd is over de schatkaart — of hij echt is, of hij betrouwbaar is, wat bepaalde symbolen precies voorstellen en waar ze naar verwijzen —, op het moment dat de spade de kist raakt verstomt die discussie. Als het deksel gelicht wordt en de schat zichtbaar wordt is de speurtocht (hopelijk) ten einde, en als het goud getest en echt bevonden is kan het feest beginnen. Misschien waren bepaalde aanwijzingen inderdaad verkeerd begrepen, en zijn we slechts bij toeval op de juiste plaats gekomen, maar dat het de juiste plaats is, daarover bestaat nu geen twijfel meer.

Daarmee is de reis niet voorbij — het goud ligt nog niet in onze kluis, we moeten het ons nog toeëigenen. We hebben er recht op, dat is niet het probleem (dat is het mooie van die schat: er hoeft geen strijd over te bestaan, want waarheid kan door velen tegelijk bezeten worden), maar het is zo gemakkelijk er alleen een paar stukjes uit te kiezen die ons aanstaan, en de rest achter te laten — en de waarheid heeft pas waarde als het „de waarheid, de gehele waarheid, en niets dan de waarheid” is; al het andere is een leugen.

Misschien had ik niet over een goudschat moeten spreken, maar over een bijzondere machine, een waardevolle uitvinding. Als we enkel wat mooie schroefjes en radertjes meenemen hebben we de schat niet, en kunnen we ook niet testen of de machine echt werkt.

((Te doen.))

Geloven als gevoel. Veel mensen luisteren naar argumenten, en laten dan hun gevoel beslissen of ze geloven of niet. En dezelfde argumenten kunnen bij een andere stemming tot een andere uitslag leiden. Geen commitment het juiste te geloven.