Mijn positie
- In theorie
- Idealiter sta ik nu in vertwijfeling voor God — voor de God van wie ik hoop of vertrouw dat Hij bestaat, maar die ik nog niet persoonlijk heb leren kennen. Ik verlang wanhopig naar Hem, want ik zie in dat er buiten Hem geen goed is, dat zonder Hem er geen zin- of waardevol leven mogelijk is. Mijn liefde en bewondering voor Hem zijn van dien aard, dat ik intens verlang voor eeuwig bij Hem te zijn, maar tegelijk ben ik begonnen te begrijpen hoe zeer ik zondig ben, en ik zou er voluit vrede mee hebben als ik om die zonden voor eeuwig van Hem gescheiden zou zijn — Zijn rechtvaardigheid is mij liever dan mijn eigen pijnvrij-zijn.
- De situatie is enigszins te vergelijken met die van een jongen die op een meisje verliefd is, en boven al haar geluk wil. Zeker, hij zou graag zijn leven samen met haar doorbrengen, maar als zijn afwezigheid haar gelukkiger zou maken zou hij liever voor eeuwig van haar gescheiden zijn, en zo zijn eigen geluk geven voor het hare.
- In de praktijk
- Bovenstaand ideaalbeeld is een goede spiegel om te zien of we werkelijk God zoeken, of eerder onszelf: onze nieuwsgierigheid willen bevredigen, onze toekomst veilig willen stellen, of wat ook maar meer. Natuurlijk zijn wij onvolmaakt, en zijn ook ons berouw, onze liefde, en ons verlangen naar God onvolmaakt — maar er is een wezenlijk verschil tussen zelfliefde en liefde voor God, tussen droefheid naar de wereld en droefheid naar God (2 Korinthiërs 7:10).
- Een goede zelftest is de vraag: „Wat ga ik doen met wat God me zal laten zien?”. Heb ik mij vooraf voorgenomen Zijn wil te doen, of laat ik die beslissing afhangen van wat God me zal laten zien? (Dat stellige voornemen, gebaseerd op vertrouwen in God, wordt door Jacobus „geloof” genoemd in Jakobus 1:5-8.)
- Nederigheid is Gods eer boven eigen eer stellen; zich „naakt” durven vertonen; pretenties, rijkdom, keuzevrijheid durven opgeven. Mattheüs 26:39z, Marcus 14:36z, Lukas 22:42z.
- Jesaja 6:8, Lukas 1:38, Handelingen 22:10, 1 Petrus 5:7.
- Een goede zelftest is de vraag: „Wat ga ik doen met wat God me zal laten zien?”. Heb ik mij vooraf voorgenomen Zijn wil te doen, of laat ik die beslissing afhangen van wat God me zal laten zien? (Dat stellige voornemen, gebaseerd op vertrouwen in God, wordt door Jacobus „geloof” genoemd in Jakobus 1:5-8.)
((Te doen.))
Niemand zoekt God; Hij zoekt ons. Romeinen 3:11 vs. Handelingen 17:27.
Er zijn twee stappen in eerlijkheid:
- Erkennen dat wij geen eigen goedheid hebben, maar vol kwaad zitten en daarnaar handelen
- Erkennen dat wat wij met dat gedrag winnen waardeloos is: de wereld en haar beloften zijn klatergoud en schone schijn. Filippenzen 3:7-8.