Het begin

De Bijbel leert dat deze geschapen wereld een beginpunt in de tijd heeft gehad. Allerlei cosmologische theorieën lijken dat te bevestigen: onder heel ruime aannamen is het heelal noodzakelijk eindig qua verleden tijd.

Een schepping die niet op het nulpunt begint bevat altijd sporen van een pseudohistorie bevat. Wie Adam vlak na diens schepping zou hebben onderzocht zou hem een leeftijd van vele jaren hebben toegedicht, hoewel hij nog geen dag oud was. Dit is te vergelijken met veel computerspellen: aan het begin wordt een wereld gegenereerd met sporen van preëxistentie. De vraag is hoe ver die sporen gaan. De omphalos­hypothese („ομφαλος” is Grieks voor „navel”, refererend aan de stelling dat Adam en Eva navels hadden) stelt dat die sporen perfect zijn — zoals een goede tuinman een „wilde” tuin kan aanleggen zonder storende tekenen van tuinarchitectuur. Bij de schepping werd ook licht geschapen dat de indruk wekt al miljoenen jaren vanaf verre sterren naar onderweg te zijn.

Geheel perfect waren die sporen niet, volgens de Bijbel: Adam werd niet geschapen met jeugdherinneringen. Perfectie op dat punt zou wellicht ook tot liegen geleid hebben: God die Adam ten onrechte doet geloven dat die al tientallen jaren bestaat. Gegeven dat Adam dat niet geloofde en de waarheid doorgaf aan zijn nakomelingen zijn de overige sporen ook geen leugens.

Tegenwerping (Paleontologie weerlegt scheppingsverhaal):
Adam bestond niet en heeft nooit bestaan. Het fossielen­verslag maakt duidelijk dat de mens voortgekomen is uit eerdere primaten. Daarmee valt de bodem uit de zondeval, en dus uit Gods reddingsaanbod.
Antwoord:
Stel dat God ooit twee primaten een geest heeft gegeven; moreel verantwoordelijk gemaakt en voldoende kennis en inzicht om die morele verantwoording te kunnen dragen. Die daad kan beschreven zijn als de zesde scheppingsdag, terwijl Genesis 2:4-7 aangeeft dat de mens deelt in het stoffelijke dierlijke leven dat al heel vroeg ontstond. Als wij afstammen van die twee primaten, die tegen God gekozen hebben, gaat het verhaal nog geheel op.
Dit is maar een voorbeeld om te laten zien dat er talloze manieren zijn om het scheppingsverhaal te lezen, maar in feite lijkt de menselijke geschiedenis met zo'n plotselinge sprong begonnen te zijn. Dinesh D'Sousa wijst er op dat gedurende 100.000 jaar Homo sapiens nagenoeg niets verzint, en sinds 3.500 vóór Christus opeens van alles (het wiel, schrift, landbouw en veeteelt, ‥). Toch is er biologisch nagenoeg niets veranderd gedurende die 100.000 jaar. Het lijkt wel alsof God zo'n 6000 jaar geleden iets in de mens heeft gelegd, een geest, die hem boven de dieren uit tilde.
((„Niets” is te sterk: er zijn versieringen, wellicht religieuze uitingen, vuur, pottenbakken, sculpturen, ‥ Een tijdlijn maken met de geaccepteerde dateringen — maar die veranderen steeds!))
Tegenwerping (Genetica weerlegt Genesis):
Mitochondrische Eva is veel jonger dan Y-chromosomale Adam — die twee hebben elkaar nooit ontmoet.
Antwoord:
Dat is mogelijk waar — maar irrelevant. Die mitochondriale Eva heeft een moeder gehad, en die moeder had ook weer een moeder, en zo voort terug in de tijd tot het moment dat Y-chromosomale Adam bestond. En als die niet direct geschapen is had die een vader, een grootvader, en zo voort. Alle tijdsoverlappende paren uit die twee lijnen zijn kandidaten voor de Adam en Eva uit het verhaal van schepping en zondeval — de eerste twee wezens in wie God een geest legde.

((Uitwerken: ook al ware geest enkel een epifenomeen op het brein, dan nog zou de „schepping” van de mens mogelijk zijn, als het ontstaan van de geest-producerende mutatie. De eerste twee mensen onttrekken zich op Gods aanwijzing aan de geestloze apengroep, huwen elkaar, en het verhaal begint. Adam die de dieren inspecteert is Adam die begrijpt dat er tussen die geestlozen voor hem geen levenspartner zit. Misschien in de parabel?))