Presuppositie

De presuppositionele positie dan is deze.

De Christen weet dat de Christelijke God bestaat, en heeft vandaaruit een welgegrond, redelijk en samenhangend wereldbeeld, dat verklaart waarom er betekenis, rede, orde, waarheid, goed en kwaad, en zo voort, is.

De niet-Christen weet ten diepste ook dat die God bestaat, maar gelooft in zijn verblinding niet dat hij dat weet. Aan die verborgen wetenschap ontleent hij echter wel een secundair geloof in rede, orde, en zo voort, op grond waarvan hij tot op zekere hoogte leeft, en vaak ook meent het Christelijke wereldbeeld aan te kunnen vallen. Het gaat bij zulke aanvallen niet slechts om het gebruik van de wapens van de tegenstander („jij als Christen gelooft dat contradictie niet waar kan zijn; welnu, je gelooft ook in iets dat contradictoir is; je zult dus ook moeten geloven dat jou geloof niet waar kan zijn”); neen, de niet-Christen gelooft werkelijk dat een contradictie niet waar kan zijn, maar heeft geen basis voor dat geloof (anders dan zijn verborgen wetenschap dat God bestaat).

Daarmee staan de Christen in zijn gesprek met de niet-Christen twee dingen te doen.

De niet-Christelijke positie
De Christen gaat mee in de niet-Christelijke positie, en laat zien waarom die onhoudbaar is. (Zelfs al zou het slechts om „de wapens van de tegenstander” gaan, dan nog kan de niet-Christen daaruit uiteindelijk geen conclusie trekken, hooguit tot een oneindige regressie komen: „je moet geloven dat jouw geloof onwaar is; je gelooft ook dat het waar is; daarmee hebben we nog een contradictie gevonden”.)
In het bijzonder laat hij zien dat de niet-Christen zich schuldig maakt aan parasitair argumenteren.
De Christelijke positie
De Christen nodigt de niet-Christen uit mee te gaan in de Christelijke positie, en toont daarvan enerzijds aan dat die lijdt aan noch de door de niet-Christen aangevoerde feilen, noch de in de eerste stap gevonden bezwaren tegen de positie van de niet-Christen, en anderzijds dat die een grond geeft voor zowel de verblinding als het secundaire geloof van de niet-Christen.

((Uit te werken.))

De aard van de argumentatie hangt af van de positie van de niet-Christen. Zo heeft een Islamiet wel een basis voor de rede, maar zal in een aanval op de genadeleer vastlopen.

De verbijsterende gegevens dat waarheid zich aan de logische regels houdt, dat de natuur zich aan fysische regels houdt, en zo voort, zijn voor de atheïst niet te verklaren. Maar deze zaken geloven we voordat we beginnen met redeneren.

Friedrich Wilhelm Nietzsche stelt dat er zonder God geen Dinge an sich zijn, en dus slechts subjectiviteit (en dus geen communicatie). De klassieke Godsbewijzen leunen op een objectieve structuur van de wereld, en vooronderstellen daarmee God. Nietzsche loopt vast, want zijn bewering kan enkel waar zijn als er objectieve waarheid is. De verlichting leidt tot nihilisme, want het vernietigt het Christelijke geloof in een objectieve waarheid. We weten niets als we niet weten wie God is. Als wij onszelf niet meer geloven weten we niets, maar als we onszelf wel geloven geloven we eigenlijk ook in God. Als wij onszelf slechts als machines zien, gen-doorgevers, of wat dan ook, hebben we geen basis voor rationaliteit (zie naturalistisch evolutionair denken). Gods beeld zijn = waarheid kunnen kennen.

Bij het opstellen van de protomethodologie hebben wij gesteld dat een acceptabele wereldbeschouwing een rechtvaardiging moest geven voor het bestaan van absoluta, ons vertrouwen daarin, en zo voort. Hier beschouwen wij of het Christelijk geloof aan die eis voldoet.

((En dit‥))

Without an absolute personal being as the foundation of all things, there is no possibility of ethics. Without the ontological Trinity as the fount of all being, there is no possibility of unifying the particulars of human experience. Without the combined doctrines of the Trinity and man being God's image bearer there is no possibility of predication and thus language. Without the doctrine of God's sovereignty and providence there is not ground for inductive logic and science. Without a good and all-powerful God that creates both man and the natural realm there is not reason to believe that our senses are reliable.

Feitelijk zijn er maar twee opties: de Christelijke (waarbij we aannemen dat betekenis, rede, ethiek, enz. bestaan, en daartoe een redelijke grond vinden in wie God is), en de lege, waarbij we geen grond vinden voor al die zaken. We kunnen dan nog steeds praten, maar zonder de redelijke verwachting dat onze uitingen betekenis hebben, laat staan waar zijn. (Bestaat deze optie „per dimensie”? Kan iemand de rede wel, en de ethiek niet accepteren? Jegens zichzelf niet, en in een discussie ook niet — als voor beide de connectie met hetzelfde totale Christelijke wereldbeeld gelegd kan worden. Het is niet zo dat iedere dimensie slechts een deel van dat wereldbeeld behoeft, maar dat moet nog duidelijk gemaakt worden.)

Informatiearmoede ligt op de grens van transcendent en anthropisch. Het bestaan van informatiearmoede is een aanname a priori: het kan niet bewezen worden, maar is nodig om de wereld te begrijpen (inductie) — en slechts de Christen kan dit plausibel maken. Gegeven die aanname zien we allerlei mechanismen die ons inderdaad behoeden voor een overmaat aan informatie — en dat leidt tot een anthropisch argument.

Wij geloven onze overtuigingen a priori (als metageloof: we menen dat we die overtuigingen terecht bezitten). Wat betekent dat? We kunnen best leven met een tegenspraak, zoals iemand die weet dat hij paranoïde is.