Gods goedheid

((Nog te doen. Zie ook hier.))

God is voluit goed, en geen kwaad komt van God. (Wel „relatief kwaad”, gelijk aan de corrigerende tik die goede ouders hun kind zo nodig zullen geven.)

Jakobus 1:13
Laat niemand, als hij verzocht wordt, zeggen: Ik word van Godswege verzocht. Want God kan door het kwade niet verzocht worden en Hijzelf brengt ook niemand in verzoeking.
Tegenwerping (God niet goed):
Enkel een slechte God zou ons verantwoordelijk houden voor het overtreden van een wet die hij niet duidelijk bekend heeft gemaakt. Zo'n God is immoreel, en een immorele God kan ons geen morele eisen stellen.
Antwoord:
((Te doen. Is God slecht, onzedelijk? De delen van de Wet die wij heel goed begrijpen, en waar wij ook mee instemmen, volgen wij al niet.))
Tegenwerping (Ethiek van God gevaarlijk):
De leer dat we onvoorwaardelijk Gods wil moeten doen lijdt tot afschuwelijk fanatisme.
Antwoord:
Niet als die wil goed is, en als het liefdesgebod altijd voor moet gaan op andere geboden, zoals Jezus leerde in het verhaal van de Barmhartige Samaritaan. Wat de Samaritaan deed hadden de priester en de leviet moeten doen, ondanks het feit dat de wetstekst hun dat verbood. Onvoorwaardelijk een voorschrift volgen is gevaarlijk; onvoorwaardelijk de wil van een goede God doen heilzaam. Jezus liet zien dat zelfs het beetje trek van de discipelen al volstond om de sabbats­wetten te breken.
Tegenwerping (Geweld in het Oude Testament):
Het vele geweld in het Oude Testament bewijst dat God niet goed is.
Antwoord:
Dit is een heel uitgebreid onderwerp, dat hier niet afdoende behandeld kan worden. Allereerst is er veel geweld ondanks Gods geboden — denk aan Kaïn die zijn broer Abel vermoordde. Gods reactie op die moord toont juist Zijn goedheid.
Het is waar dat God ook opdracht geeft tot doden (zie de volgende tegenwerping), maar dat is een direct gevolg van de keuze van de mens voor de wet en tegen de liefde. Gods gedrag in het Oude Testament biedt het contrast waartegen de waarde van Zijn liefdesaanbod in Jezus — het Nieuwe Testament — kan worden beoordeeld: „Kijk eens hoe slecht jullie huidige toestand is; zie toch tot wat voor oordeel die Wet jullie brengt!”. Om die reden moest het beeld heel duidelijk afgrijselijk zijn, omdat het een voorafbeelding is van ons eeuwig verderf als we onder die Wet blijven.
Tegenwerping (Wrede verovering van Kanaän):
De verovering van Kanaän door Jozua de zoon van Nun was wreed.
Antwoord:
Ook hier kunnen we niet in een paar woorden op ingaan. Belangrijk is dat de genoemde „duizendtalllen” waarschijnlijk eskadrons betroffen, van wellicht een tiental mensen. Ook vertoont de literatuur van die tijd de stijlfiguur van overdrijving —zoals een vergelijking van bijvoorbeeld Richteren 1:8 met Richteren 1:21 duidelijk toont.
Tegenwerping (God zedelijk slecht):
Een God die de wereldbevolking ombrengt in een zond­vloed, of ons Deuteronomium 20:16-17, Numeri 31:17, of 1 Samuël 15:2-3 opdraagt is moreel slecht.
Antwoord:
Voor een evolutionist zou een dergelijke opdracht heel normaal zijn: de eigen genen verbreiden ten koste van niet-eigen genen. Hier ligt de zaak heel anders, want dergelijke opdrachten zijn door God gegeven om de bevolking die in de tijd van Noach verzwolgen is, de Kanaänieten, Midianieten, Amalekieten, en al dergelijke „uitgeroeide” volkeren — te redden.
Redding komt door Jezus, en alles wat de komst van Jezus zou hebben verhinderd zou redding onmogelijk hebben gemaakt. Door een rechtschapen lijn in stand te houden kon Jezus uiteindelijk geboren worden en sterven voor allen, en dat evangelie prediken aan de eerder omgebrachte zondaren (1 Petrus 3:18-20). Voor de naturalist die de fysieke dood als het einde ziet is lijkt het het ultieme horrorverhaal, maar voor de betrokkenen was het het beste dat hun had kunnen overkomen.
Tegenwerping (Israëlieten moreel slecht):
Maar het opvolgen van dergelijke opdrachten is verderfelijk — als we de Israëlieten goedpraten moeten we ook alle Moslim­terroristen goedpraten — ook die volgen enkel wat zij zien als Gods opdracht.
Antwoord:
Maar de Israëlieten hadden een enorme overvloed aan objectieve bewijzen voor Gods macht gehad, te beginnen met de tien plagen in Egypte. Hun geloof in de goddelijke authoriteit van Mozes was voluit gerechtvaardigd.

((Te doen.))

God had kunnen ingrijpen, bij voorbeeld door Hitler te doden. Zijn niet-ingrijpen was kwaad. — Maar dan was zijn wel-ingrijpen, zoals bij de zondvloed, goed.

Mensen doen ongestraft kwaad — en God laat dat toe. — Maar als dat verkeerd is, dan is het bestaan van een „hel” goed.

God legt ons al die regels en beperkingen op. — Neen, Jesus bevrijdt ons daar juist van, en laat enkel het liefdesgebod. Maar wie Gods regels wil afschaffen moet niet tegelijk klagen over het kwaad in deze wereld.