De geestelijke visie: boosaardigheid

Gedachten, emoties, overtuigingen en dergelijke zaken kunnen gezien worden als wezens die leven in onze geest. Ze kunnen daar groeien, kwijnen of zelfs sterven, ze strijden in een „survival of the fittest” met andere gedachten, ze kunnen zich door communicatie voortplanten in de geest van een ander, door vermenging kunnen ze nakomelingen met andere eigenschappen voortbrengen — welhaast de gehele ecologische wetenschap is op hen van toepassing. De Christen noemt ze ‚geesten’, en gelooft dat ze zelfs buiten de menselijke geest een eigen bestaan kunnen hebben.

Welnu, deze geesten zijn niet logisch of ethisch indifferent: sommige gedachten zijn onjuist, sommige aandriften kwaadaardig. Als ik geërgerd ben en in de file een boos gebaar maak naar een andere automobilist geef ik mijn kwaadaardige geest de gelegenheid zich voort te planten in die ander — en het uiteindelijke gevolg van een keten van dergelijke voortplantingen kan iets wezenlijk slechts zijn, zoals het in elkaar slaan van iemand.

Om die reden is het van belang „de andere wang toe te keren”: zulk een boze geest te absorberen en te laten afsterven. Vergelding doet het omgekeerde: het stuurt de geest weer terug naar de oorspronkelijke bezitter — nadat die geest onderweg allerlei nakomelingen heeft verwekt. Het liefhebben van onze vijanden is de ultieme goede daad, omdat het kwaad uit de wereld wegneemt en vernietigt.

Welnu, in Jezus heeft God Zijn andere Wang toegekeerd: al ons kwaad, onze zonden, heeft Hij geabsorbeerd en vernietigd aan het kruis (1 Petrus 2:23-24). Als wij dat accepteren, en Hem onze geest laten reinigen van het kwaad, staan wij zuiver. Als allen dat zouden doen zou de wereld vrij van kwaadaardigheid zijn.

((Ons beeld van duivels en demonen als memen is slechts anders, niet wijzer dan het middeleeuwse bokkenpotenbeeld.))