De historische feiten

In tegenstelling tot de meeste godsdiensten is het Christendom (met het Joodse geloof) voluit gebaseerd op historische feiten. Als die feiten in tegenspraak zijn met de Christelijke claims weerlegt dat het Christendom, en andersom, als die feiten overeenkomen is dat nagenoeg een bewijs voor de waarheid ervan.

Boeddha zal zeker bestaan hebben, en vast de vier wijsheden en het achtvoudig pad verzonnen hebben, maar uit die feiten, hoe goed ze ook bewezen zouden worden, volgt niets over de waarheid van het Boeddhisme. We weten dat Mohammed beweerde door de engel Gabriël te zijn bezocht (hij meende eerst dat het de duivel was geweest, maar zijn oom overtuigde hem dat het een engel moest zijn geweest), maar niets stelt ons in staat na te gaan of hij de waarheid sprak. Met Jezus ligt dat echter anders.

Het historisch verband tussen Christendom en Jodendom is tweeledig. Er is een positief deel, dat zich helaas nog niet voluit voor critische historische analyse leent (hopelijk vinden we nog eens genoeg bronnenmateriaal omtrent Abraham of Mozes om de hun betreffende verhalen te bewijzen of te weerleggen) — het aantonen dat de verhalen rond die laatsten waar zijn steunt de claims van beide godsdiensten. Daarnaast is er een negatief deel, en dat betreft Jezus: de Joodse godsdienst claimt dat die verhalen deels onwaar zijn, tegenover het Christendom dat zich op de waarheid ervan vast heeft gelegd.

Voordat we lessen uit de geschiedenis kunnen gaan trekken moeten we eerst bronnen­onderzoek plegen — nagaan waar we onze informatie eigenlijk vandaan hebben. Omdat historie altijd een terugkijken is, het afleiden van het verleden uit het heden, heeft het voordelen hierbij achterwaarts te werk te gaan, te beginnen bij de geschiedenis van de vroege kerk, want als regel geldt dat hoe verder we teruggaan, des te minder controleerbaar de feiten zijn.

Daarom beperken veel aanvallers van het Christendom zich ook tot twee punten.

De eerste paar hoofdstukken van Genesis
Die zijn het moeilijkst te staven, dus hoewel hun claim dat wat daar staat niet klopt onbewijsbaar is, is zij vaak ook slechts weerlegbaar door een uitvoerig proces van terugredeneren — iets wat in een flitsend debat weinig punten oplevert.
De opstanding
Dit is de crux van het Christendom, en tegelijk iets dat intuïtief gemakkelijk weerlegbaar lijkt, omdat de meeste aanvallers werken vanuit een collectie dogmata waarbinnen een opstanding principieel onmogelijk is.

((Te doen.))

De chronologie van de lijdensweek. Twee interessante gezichtspunten:

De Farizeïsche kalender
Chwolson („Das Letzte Passahmal Christi,” St.Petersburg, 1893) has ingeniously suggested that the priests were guided by the older Halakah, according to which the law of the Passover was regarded as superior to that of the Sabbath, so that the lamb could be sacrificed even on Friday night; whereas Jesus and his disciples would seem to have adopted the more rigorous view of the Pharisees by which the paschal lamb ought to be sacrificed on the eve of the 14th of Nisan when the 15th coincided with the Sabbath (see Bacher in “J.Q.R.” v.683-686).
De wiskundige kalender
De nieuwe maan kan de eerste dag niet gezien worden, omdat hij te dicht bij de zon staat. Daardoor beginnen berekende kalenders de maand een dag eerder dan observatie­kalenders. Bij slecht observatieweer kan dit verschil verder uitlopen. Jezus lijkt de Esseense traditie gevolgd te hebben (Lukas 22:10), die van een berekende kalender uitging, omdat de Tempel voor hen ontoegankelijk was. Om diezelfde reden hadden ze ook geen paaslam (dat in de Tempel geslacht diende te worden).

Er waren ook een oudere en een jongere traditie omtrent hoe om te gaan met een slachtavond die met de sabbat samenviel.