Is Jezus' lichaam verwijderd door de Romeinen?

Tegenwerping (Romeinen verwijderden lijk):
De Romeinen, die niet wisten dat de Joden niet aan bedevaarten deden, kunnen het lijk weggenomen hebben om te voorkomen dat het een locus van (opstandige) verering zou worden. (En een eeuw later waren er wel bedevaarten, dus mogelijk waren die tijdens het bewind van Pilatus ook al begonnen.)
Antwoord:
Die veronderstelling kent nogal wat bezwaren:
  1. Zij is in strijd met de wacht die juist geplaatst was om te voorkomen dat het lichaam weggenomen zou worden.
  2. Ze is evenzeer in strijd met de toestemming die Pontius Pilatus aan Jozef van Arimathea gaf. Natuurlijk het zou mogelijk zijn dat Pilatus zich de gevolgen pas later zou realiseren, maar dat is onwaarschijnlijk gezien de vele eerdere messias­claims.
  3. Pilatus was gewaarschuwd voor de gevolgen als het lichaam zou verdwijnen (Mattheüs 27:64), dus hij had er alle belang bij dat te voorkomen.
  4. De Romeinen zouden dit zeker niet geheim hebben gehouden: hun strafsysteem was gebaseerd op openbaarheid en afschrikking. Een publieke lijk­verbranding, of andere vernietiging, van het lichaam zou dan in de lijn hebben gelegen.
  5. Pilatus zou niet gauw een Joods graf schennen, gezien de penibele politieke situatie waarin hij zich bevond. Evenmin zou hij een Sanhedrinlid schofferen door een door hem toegestane begrafenis achter zijn rug ongedaan te maken. Hij zou dat wellicht doen als hij de overige Joodse leiders daarmee kon plezieren, maar in dat geval zouden die het hebben geweten en bekend gemaakt. Die leiders zouden dan niet het sprookje dat de discipelen het lijk hadden gestolen de wereld in gestuurd hebben.
  6. Al zou hij de Joodse machthebbers niet van te voren ingelicht hebben, via hun goede connecties met de Romeinen zouden die de waarheid al gauw achteraf van Pilatus gehoord, en rondgebazuind hebben (bijvoorbeeld toen Paulus Handelingen 23:6 of Handelingen 24:21 uitsprak).
  7. De Romeinen waren meesters in bureaucratie — en in het archiveren van kopieën van documenten. Als iets dergelijks gebeurd zou zijn zou het in de Acten van Pilatus zijn opgetekend, en zou Paulus ronduit zijn uitgelachen telkens wanneer hij tegenover Romeinse hoogwaardigheidsbekleders over de opstanding begon.
    • Dit deed hij gedurende twee jaar bij Marcus Antonius Felix en diens vrouw Drusilla (Handelingen 24:24-27) — en Drusilla, was Jodin, en de dochter van Herodes Agrippa I, dus zeker goed geplaatst om de verhalen te kennen.
    • Ook sprak hij hierover met Porcius Festus (Handelingen 25:19) en met Herodes Agrippa II en Julia Berenice van Cicilië, de oudere broer en zuster van Drusilla (Handelingen 26:23) — Agrippa was zeer goed van de situatie op de hoogte (Handelingen 26:2, Handelingen 26:26).
    • En zeker later, tijdens zijn berechting in Rome, zou dit feit op zijn gekomen, en vandaar in de wereld bekend zijn geworden.
  8. Een proclamatie als die op de Nazareth-inscriptie nooit uitgevaardigd zijn als het de Romeinen zelf waren geweest die de grafrust verstoord hadden.
  9. De latere belijders die zich beriepen op de Romeinse archieven (die helaas bij de verovering van Rome door de Germanen verloren zijn gegaan) zouden direct weerlegd zijn. Zo verwijzen zowel Justinus Martyr als Quintus Septimius Florens Tertullianus naar deze akten, en de laatste had als advocaat te Rome direct toegang tot de archieven — evenals zijn senatoriale tegenstanders.
  10. De latere Christenvervolgende keizers zouden een bewijs van niet-opstanding zeker hebben aangegrepen en gepubliceerd. Zelfs als hypothese vinden we geen legale lijkverwijdering door Jood of Romein in de geschiedenis terug.

((Te doen:uit lokale Egyptische archieven hebben we wel honderdduizenden papyri teruggevonden, waaronder bijvoorbeeld een census­edict.))