De situatie in het Romeinse Rijkꜛ
Om de leer der apostelen naar waarde te kunnen schatten is het nodig de toemalige omstandigheden in het Romeinse Rijk te kennen.
- Verkeerꜛ
- De „pax Romana”ꜛ (nog versterkt tot de „pax Augusta”ꜛ) samen met de goede landwegen en geregelde scheepvaartverbindingen leidden tot een flinke hoeveelheid gereis. Die scheepvaartverbindingen waren niet alleen nodig om een rijk bijeen te houden waarvan de Middellandse Zee het centrum vormde, ook waren ze vitaal om het leven in Rome en de grotere steden in stand te houden: graan uit Egypte om het plebs in toom te houden, wilde dieren (voor de spelen) uit Afrika, zijde uit de oost, tin uit Brittannië, en zo voort.
- Onafhankelijkheidꜛ
- De toenmalige hogere overheden drukten nauwelijks een stempel op de gemeenschap; de werkelijke macht lag op dorps- en stadsniveau. Er was dan ook — binnen een gedeeld sociaal-ethisch kader — een enorm verschil in zeden tussen zelfs nabijgelegen plaatsen: het ene dorp had deze schutsgodꜛ, en het andere die schutsgodin, met verschillende karakters en eisen. De riteꜛ in tempelꜛ A was heel anders dan in heilig bosjeꜛ B. Dialect en volksaardꜛ verschilden van dorp tot dorp.
- Informatiearmoedeꜛ
- De hoeveelheid beschikbare informatie was slechts een fractie van het aanbod nu, en die informatie werd eindeloos herhaald en diepgaand besproken. ʼs Avonds vertelden (groot-)ouders de bekende verhalen aan de kinderen, onder het geestelijk meestal niet veeleisende werk bespraken de mensen de nieuwtjes, en reizigers werden grondig aan de tand gevoeld om te zien of ze de nieuwsgierigheid van de bevolking konden bevredigen. Verhalen kregen vaak heel snel een canonieke vorm — wie ooit aan een kind heeft voorgelezen en één enkel woord veranderd heeft weet wat dat betekent —, en verschillende bronnen van informatie werden met graagte vergeleken.
- Tegenwerping (Kerk verzon evangelieꜛ):
- De leer van het Nieuwe Testament komt niet van Jezus, maar is verzonnen door de vroege kerkꜛ.
- Antwoord:
- Welke vroege kerk? Er was geen samenhang tussen al die vroege Christelijke gemeenschapjesꜛ; canoniciteitꜛ van geschriften werd maar langzaam aanvaard in andere gemeenschappen; iedere gemeenschap had zijn eigen sektenꜛ en vormen van dwaalleerꜛ. De gemeentenꜛ waren verspreid èn ongeorganiseerd. De „vroege kerk”, anders dan als verzamelterm, is een mythe.