Het is redelijker te geloven dat die profetieën pas naderhand als Messiaans geïnterpreteerdꜛ zijn.
Antwoord:
Maar de niet-Christelijke Joden erkenden (en erkennen) ze als messiaans. De Talmoedische commentaren beschrijven ze als zodanig. Een voorbeeld: Genesis 49:10 voorzegt dat de Joden zelfstandig zullen blijven tot de komst van de Messias. De Babylonische Talmoed (tractaat Sanhedrinꜛ, hoofdstuk 4, vel 37 recto) vertelt hoe de leden van het Sanhedrin, als ze (kort na de geboorte van Jezus) hun juridische zelfstandigheid verliezen, weeklagend uitroepen „Wee ons, want de scepter is afgenomen van Juda, maar de Messias is niet verschenen!”.
Maar het is duidelijk dat die profetieën naderhand geselecteerdꜛ zijn. Alles wat op Jezus past heet profetie (bijvoorbeeld Psalmen 69:22), en wat niet past (bijvoorbeeld Psalmen 69:6) wordt ovegeslagen. En als het echt overduidelijk profetisch is bedoeld maar niet op Jezus kan worden toegepast zegt men dat het op de eindtijd slaat.
Antwoord:
Helaas is het waar dat veel mensen uit een soort verkeerde vroomheid allerlei verzen zomaar op Jezus laten slaan, zonder dat dat Bijbels verantwoord is, en daarmee houden ze serieuze zoekers soms van het geloof af. De situatie is als volgt: de Bijbel kent enerzijds profetieën, vaak duidelijk herkenbaar aan woorden als „Zo zegt de HERE”, en anderzijds typeringen, waarbij een bepaalde gebeurtenis een voorafschaduwing is van een andere gebeurtenis. Deze laatste zijn moeilijker te herkennen (behalve dan doordat de Bijbel ze zelf als zodanig aangeeft), maar uit de Talmoeds weten we dat ze wel herkend waren.
Welnu, profetieën zijn voluit toepasbaar, maar typen zijn altijd minder dan datgene waar ze naar verwijzen.