Jezus in de Talmoed

Om de Christelijke censuur te omzeilen zijn veel talmoedische referenties omtrent Jezus in bedekte termen gesteld, bij voorbeeld „een zekere persoon”. De oorspronkelijke tekst werd dan mondeling doorgegeven. Andere referenties zijn weggecensureerd.

Een weggecensureerd deel van Babylon Sanhedrin 43a luidt: „Our Rabbis taught: Yeshu had five disciples, Mattai, Nakai, Nezer, Buni and Todah. When Mattai was brought [before the court] he said to them [the judges], Shall Mattai be executed? Is it not written, ‚Mattai [when] shall I come and appear before God’ (Psalmen 42:3)? Thereupon they retorted: Yes, Mattai shall be executed, since it is written, ‚Mattai [when] shall [he] die and his name perish’ (Psalmen 41:6). When Nakai was brought in he said to them: Shall Nakai be executed? It is not written, ‚Naki [the innocent] and the righteous slay thou not’ (Exodus 23:7)? Yes, was the answer, Nakai shall be executed, since it is written, ‚In secret places does Naki [the innocent] slay’ (Psalmen 10:8). When Netzer was brought in, he said: Shall Netzer be executed? Is it not written, And ‚Netzer [a twig] shall grow forth out of his roots’ (Jesaja 11:1)? Yes, they said, Netzer shall be executed, since it is written, ‚But thou art cast forth away from the grave like Netzer [an abhorred offshoot]’ (Jesaja 14:19). When Buni was brought in, he said: Shall Buni be executed? Is it not written, ‚Beni [my son], my first born’ (Exodus 4:22)? Yes, they said, Buni shall be executed, since it is written, ‚Behold I will slay Bine-ka [thy son] thy first-born’ (Exodus 4:23). And when Todah was brought in, he said to them: Shall Todah be executed? Is it not written, ‚A psalm for Todah [thanksgiving]’ (Psalmen 100:1)? Yes, they answered, Todah shall be executed, since it is written, ‚Whoso offereth the sacrifice of Todah [thanksgiving] honoreth me’ (Psalmen 50:23).”

Babylon Sabbat 104b
Het is traditie dat Rabbi Eliëzer tot de wijze sprak: „Bracht Ben Stada geen toverspreuken uit Egypte in een snede in zijn vlees? [‥] Ben Stada is Ben Panthera. Rabbi Chisda zei „De echtgenoot was Stada, de minnaar Panthera”. De echtgenoot was Pappos ben Juda, de moeder was Stada. De moeder was Mirjam de dameskapster, zoals wij zeggen in Pumbeditha: „Zo een is haar echtgenoot ontrouw geweest”.
(Pumbeditha was een stad in Babylon waar een rabbijnse school was. Pappos was een man die spreekwoordelijk is geworden voor zijn jalouzie jegens zijn vrouw, die hij in huis opsloot wanneer hij maar wegging — Babylon Gittin 90a.)
Babylon Sanhedrin 67a
Zo deden zij aan Ben Stada in Loed: zij verhingen hem op de vooravond van Pesach. Ben Stada is Ben Panthera. R.Chisda zei „De echtgenoot was Stada, de minnaar Panthera”. De echtgenoot was Pappos zoon van Juda, de moeder was Stada. De moeder was Mirjam de dameskapster, zoals wij zeggen in Pumbeditha: „Zo een is haar echtgenoot ontrouw geweest”.
(Loed is Lydda. Het „ontrouw geweest” is „stath da” — de Gemara hier weerlegt de opinie van R.Chisda, en legt uit dat de moeder Mirjam heette, maar als ontrouwe vrouw „Stada” werd genoemd.)
Babylon Sanhedrin 43a
Op de vooravond van Pesach verhingen zij Jesjoe.
(Jesjoe is de naam Jezus.)
Babylon Haggaï 4b
Er is er die door onrecht vernietigd wordt. [‥] De engel [des doods] zei tot zijn boodschapper: „Ga, breng mij Mirjam de vrouwenkapster”. Hij bracht hem Mirjam de kinderonderwijzeres. Hij zei „Ik zei je: Mirjam de vrouwenkapster”. Hij zei „Als dat zo is zal ik deze terugbrengen”. Hij zei „Sinds je deze hebt gebracht, laat haar onder het getal [der doden] zijn”.
Tosafoth [= middeleeuws talmoedcommentaar]: De engel des doods was bij hem. Hij verhaalde hem wat vroeger gebeurd was, want dit met betrekking tot Mirjam de dameskapster vond plaats ten tijde van de tweede tempel, want zij was de moeder van een zekere persoon, zoals gesteld in Sabbat pagina 104.
(De implicatie is dat het terecht zou zijn geweest als Maria gestorven zou zijn.)
Palestina Haggaï 77d
Mirjam de dochter van Eli.
(Gezien Lukas 3:23 zou dit in theorie Maria kunnen zijn.)
Misjna Jeb. 4:18, Babylon Gemara Jeb. 49b
Rabbi Simon ben Azai zei „Ik heb een stamboomrol gevonden in Jeruzalem, en daarin is geschreven ‚Een zekere persoon is een mamzer’”.
(Een mamzer is de vrucht van overspel. De Jewish Encyclopedia geeft de referentie als Jeb 4:3, en stelt dat dit de oudste geauthenticeerde plaats is die onwettige geboorte aan Jezus toeschrijft.)
Babylon Joma 66d, Tosefta Jeb. 3:8.4
(Waarschijnlijk allusies aan Jezus.)
Babylon Sanhedrin 106a
Rabbi Jochanan zei: „Aanvankelijk een profeet, uiteindelijk een misleider”. Rabbi Papa zei „Dit is wat ze zeggen: ‚Ze was de afstammeling van prinsen en heersers, ze speelde de hoer met timmerlui’”.
(Dit naar aanleiding van Bileam. Volgens de Talmoed zijn er zeven grote ketters, die geen deel hebben aan de komende wereld: bovenal Bileam, dan Achitofel, Doeg en Gehazi, en uiteindelijk Jerobeam, Achab en Manasse. Jezus wordt vaak aangeduid als Bileam of een der anderen, om aan de Christelijke censuur te ontkomen.)
Babylon Kalla 51a
(De schuldbelijdenis van een vrouw die tijdens haar menstruatie overspel zou hebben gepleegd en zo zwanger zou zijn geworden. In de Wagenseil- en de Huldreicheditie van de Toledoth Jeschu wordt deze passage op Maria betrokken.)
(Kalla 18b zou het optreden van de jonge Jezus in de tempel beschrijven, op grond waarvan de schriftgeleerden hem tot mamzer verklaren.)
Babylon Sanhedrin 107b, Babylon Sota 47b
En een meester zei: „Jezus beoefende magie, en leidde Israël op de verkeerde weg”.
(Hier en in Sota 47a, Jerusalem Haggaï 77d meer over Jezus' vlucht naar en tijd in Egypte, waar hij magie zou hebben geleerd, geëxcommuniceerd zou zijn en een baksteen tot god zou hebben gekozen.

((Toevoegen: veel meer verwijzingen naar Jezus, enige voorbeelden van de leer van de lijdende Messias ben Jozef, enz. Controleren: „Hag.” = Haggaï, „T.B.” = Talmoed Babylon, „M.” = Misjna. Wat is „Jeb.”?))