Interne criteria voor vroegheid

Nergens in het Nieuwe Testament wordt geschiedmatig aan de Joodse Oorlog gerefereerd. Die gebeurtenis was zó traumatisch, dat het feitelijk ondenkbaar is dat iemand de geschiedenis van Jezus zou beschrijven — inclusief zijn uitspraken die naar die oorlog hadden kunnen verwijzen — zonder die te noemen. Verder beschrijft Johannes van de stad Jeruzalem allerlei details die archeologisch bevestigd zijn, maar aan vreemdelingen of mensen van na de oorlog onbekend zouden zijn. Hij is duidelijk iemand die het Jeruzalem van Jezus' tijd kent, en geen weet heeft van de verwoesting ervan. De werken zijn (bijna) alle van vóór 70.

Schriftelijke bronnen uit Lukas 1:1 < Lukas <(Handelingen 1:1)< Handelingen < Executie van Jakobus in 62. Lukas < 1 Timotheüs 5:18 = Lukas 10:17 (62-65 — en Lukas is dan al „de Schrift”) — cf. Mattheüs 10:10.

Tegenwerping (Arbeiderloon spreekwoord):
Waarschijnlijk citeerden zowel Jezus als Paulus gewoon een bekend spreekwoord, en is het helemaal geen citaat uit Lukas.
Antwoord:
Dat is zeer onwaarschijnlijk, want de Talmoed, die veel over het eerlijk uitbetalen van het loon van arbeiders te zeggen heeft (bijvoorbeeld Baba Bathra 87a, Baba Mezi'a 77a), en eindeloos volkswijsheid citeert, kent het spreekwoord niet. Het is bij al die wijzen wier woorden opgetekend staan dus nooit opgekomen toen ze over het loon der arbeiders dachten en spraken. ((Controleren.))
Verder kende Paulus zijn Bijbel behoorlijk goed, en hij zou nooit een gewoon spreekwoord „de Schrift” hebben genoemd. Ook een uitspraak van Jezus die hij mondeling overgeleverd had gekregen zou hij hooguit „het woord”, of „een waar woord” hebben genoemd.

Zeer waarschijnlijk Marcus < Lukas. Mogelijk is er een Marcusfragment gevonden in een Qumrangrot die tussen 50 en 70 gevuld werd.

De geloofsbelijdenis uit 1 Korinthiërs 15:3-8 heeft Paulus waarschijnlijk geleerd toen hij in Jeruzalem was, drie jaar na zijn bekering. Hij heeft die tijdens zijn bezoek aan Korinthe al geciteerd, en schrijft haar nu uit — in 55 of 56. Alle zaken waarover hij schrijft waren toen al ontwikkeld in Korinthe (geestesgaven, avondmaal dat de opstanding vierde, ‥).

((Te doen.))

Er werd wel gesjoemeld om documenten overoud, en dus betrouwbaar, te maken, maar een paar jaar verschil werd als irrelevant gezien. Voor bedrog om de documenten als vooroorlogs te presenteren bestond geen reden. Het omgekeerde gebeurt in zekere zin wel: in Hebreeën 9 probeert de auteur de het Eerste Verbond als „voorbij” te beschrijven, maar vervalt daarbij toch in de tegenwoordige tijd als hij de tempeldienst beschrijft in Hebreeën 9:6-10.

Ook mensen als de uiterst vrijzinnige bisschop John Arthur Thomas Robinson dateren alle Nieuwtestamentische geschriften tussen 30 en 80.