De onschuld van Paulus

Lukas laat herhaald duidelijk uitkomen dat andere bevoegde partijen al tot de conclusie waren gekomen dat Paulus onschuldig was.

Romeinen.

Handelingen 23:29
Het bleek mij, dat hij werd beschuldigd inzake vragen van hun wet, doch er was geen aanklacht, waarop dood of gevangenschap staat.
Handelingen 25:25-26a
Maar het bleek mij, dat hij geen halsmisdaad had gepleegd, en daar hij zelf zich op Zijne Majesteit beriep, besloot ik hem op te zenden. Maar ik heb niets stelligs over hem aan mijn heer te schrijven;
Handelingen 26:32
En Agrippa zeide tot Festus: Deze mens had vrij kunnen zijn, als hij zich niet op de keizer had beroepen.

Joden.

Handelingen 28:17-21
En het geschiedde na drie dagen, dat Paulus de voormannen der Joden samenriep, en toen zij bijeen gekomen waren, zeide hij tot hen: Mannen broeders, ofschoon ik niets gedaan heb tegen ons volk of de voorvaderlijke gewoonten, ben ik uit Jeruzalem gevankelijk overgeleverd in de handen der Romeinen, die na onderzoek mij wilden vrijlaten, omdat er bij mij van geen halsmisdaad sprake was. Maar toen de Joden in verzet gingen, werd ik genoodzaakt mij op de keizer te beroepen; niet, dat ik mijn volk van iets wilde beschuldigen. Daarom heb ik verzocht u te zien en toe te spreken, want om de hoop van Israel draag ik deze keten. Maar zij zeiden tot hem: Wij voor ons hebben geen brieven over u uit Judea ontvangen, en ook is niemand van de broeders iets kwaads van u komen boodschappen of spreken.