Christelijke ethiek

Sommige zaken zijn verkeerd, andere prijzenswaardig. Een persoonlijke schepper verklaart dit. Ook vereist ethiek verantwoordelijkheid, en dus een „gij” om zich jegens te verantwoorden. Als mijn misdaad is dat ik alle medemensen uit heb geroeid, is die „gij” geen mens; toch is het een misdaad en ben ik daarvoor verantwoordelijk. ((Ethiek veronderstelt een absolute waarheid, want ze oordeelt over feiten. Ook veronderstelt ze een absolute wereld waarin die feiten spelen.))

Tegenwerping (God behagen soms verkeerd):
Ook „Gode behagen” is een conventie, en daarmee afkeurenswaardig.
Antwoord:
Het kan een conventie zijn, en dan is de conclusie volkomen juist. Als ik God wil behagen omdat dat de regel in mijn gemeenschap is, dan is dat geen ethisch gedrag — tenzij ik een ethische drang ken me te conformeren aan mijn gemeenschap. Maar ook dan is het geen religieus-ethisch gedrag. Evenzo kan „het voortbestaan van de soort bevorderen”, of welke regel dan ook, een conventie zijn.
Als ik het zou doen uit behaagzucht, of (door onbegrip van genade) om bij God in een beter blaadje te komen is het evenmin religieus-ethisch.
Het kan echter ook voortkomen uit erkenning van de zedepijl van dit universum, of uit liefde voor God als de Algoede. In beide gevallen is er van conventie geen sprake.
Tegenwerping (Onzedelijke moorden in het Oude Testament):
In het Oude Testament staan afschuwelijke verhalen, die niet te rijmen zijn met een goede God.
Antwoord:
((Te doen.))
Lang niet al die verhalen betreffen door God goedgekeurde zaken.
Het beste wat God kan doen voor mensen is hun het evangelie aanbieden. Als er geen godvrezende mensen over zouden zijn gebleven was er geen context mogelijk geweest waarbinnen Jezus' kruisdood mogelijk was. De mensen die in de zondvloed omkwamen kregen het evangelie aangeboden (1 Petrus 3:18-20), juist doordat God hen doodde en zo voorkwam dat de laatste rechtvaardigheid van de aarde verdween. Die dood was het beste wat hun had kunnen overkomen.
Tegenwerping (Onverdedigbare zedeleer):
Stel dat een groep terroristen in Gods naam een aanslag wil plegen. Een atheïst kan pogen die mensen te „bekeren” door te wijzen op bij voorbeeld de overeenkomst tussen de slachtoffers en ons, of door welk ander argument dan ook te gebruiken. Maar wat kan de Christen doen? Het uitroeien van de Midianieten en Amalekieten was moreel juist, dus waarom deze aanslag niet?
Antwoord:
De dodingen uit het Oude Testament zijn enkel moreel juist doordat ze overtuigend van God kwamen. Mozes had grote authoriteit verworven door de vele wonderen die Hij aankondigde of deed, en daardoor was zijn claim dat God door hem sprak geloofwaardig. Abraham had ruime ervaring met luisteren naar God en Gods macht zien voordat hij gehoorzaamde aan de opdracht Izaäk te doden.
De Christen heeft een betere boodschap dan de atheïst als hij wil wijzen op het feit dat die terroristen niet werkelijk God volgen — Hij kan wijzen op de werkelijke, levende God. De Atheïst kan niet meer doen dan de zelfweerleggende bewering dat hij weet dat er geen God is.
Tegenwerping (Zedelijke atheïsten):
Christenen zeggen vaak dat ze zonder God zeer immoreel zouden zijn. Dat zegt dan meer over die mensen dan over de bron van moraal, want de meeste atheïsten zijn zeker niet onzedelijker dan Christenen.
Antwoord:
Eerst even dit: of A zedelijker is dan B hangt natuurlijk af van de gebruikte maatstaf, en Christenen hanteren een andere maatstaf dan atheïsten. Zo is het zedelijk uiterst verwerpelijk God niet te erkennen‥
Maar wezenlijker is dit: de meeste mensen laten zich leiden door hun zedeljke intuïtie. Als iemand Christen wordt, wordt deze intuïtie langzaamaan vervangen door een zede­besef, het besef van een moraal gegrond in God, en de intuïtie wordt herkend als feilbaar en onbetrouwbaar. Als zo iemand dan zou ophouden te geloven in God valt dat besef weg, maar komt die intuïtie niet als sturend, laat staan normatief, terug. Daarmee is zo'n hypothetische ex-Christen inderdaad potentieel veel immoreler dan de atheïst die nooit die groei in moreel besef heeft doorgemaakt.

((Te doen.))

Als alles goed gaat zegt de atheïst „Kijk, we hebben geen God nodig om alles goed te laten gaan!”; als het niet goed gaat vraagt hij „Waar is God? Als er een God is, waarom laat Hij het kwaad dan toe?”.

Het feit dat zedelijkheid niet economisch is (niet één persoon doden om meer anderen te kunnen redden) laat ons weten dat God niet een aantal mensen zal laten lijden om het leven voor anderen te verbeteren — Hij zal niet het totale geluk verhogen door het ongeluk van sommigen te vergroten.