Antwoorden
((De meeste antwoorden staan momenteel nog hier.))
((Te doen.))
Heel langzaam ontdekt de wetenschap de klassieke Christelijke antwoorden:
- Demonen worden ontdekt in de vorm van memenꜛ. Steeds meer wordt duidelijk dat gedachtencomplexenꜛ alle kenmerken van levende wezens vertonen.
- Heel langzaam wordt de materieꜛ als basis verlaten. Het patroonꜛ, dan informatieꜛ, dan betekenisꜛ worden nu als basaal gezien, omdat dat enige problemen oplost. Pas als geestꜛ als basis wordt genomen zullen alle problemen oplosbaar zijn, en daar komen we steeds dichter bij.
God hoeft dus niet het gehele universum in totale specificiteit te dromen, zolang de droom maar consequent blijft. Pas als wij een observatie doen moet Hij de die waarneming betreffende details invullen. En dat gedrag levert precies de quantenmechanische verschijnselen op die wij metterdaad beleven.
Wilsvrijheid bestaat door transcendente compatibiliteit. Onze volmaakte goedheidꜛ in de hemel (of volmaakte slechtheidꜛ in de buitenste duisternis) is het gevolg van ons bij het oordeel verkregen vermogen tot wezenlijk beslissen. Wie (volkomen vrijelijk) beslist goed te zijn zal dat — in volmaakte vrijheidꜛ — voor eeuwig zijn, en kan bij God in het licht wonen.
((Te doen.))
Deelpagina over de specifiek-Christelijke kenbron: de Heilige Geestꜛ. De Schrift verwijst naar de Heilige Geest als kenbron. Dit staat tegenover:
- Eigen overtuiging
- Uiteindelijk valt alles terug te praten naar de eigen overtuiging („Hoe weet je dat ik met je praat? Louter door je eigen overtuiging!”) — maar een beroep daarop is een beroep op volslagen skepticisme.
- Een magisteriumꜛ
- Sekten worden vaak gekenmerkt door een magisterium — maar dat verplaatst de vraag alleen maar: hoe weet je dat juist dit magisterium het onfeilbare is? Al is het van de magisteria het meest redelijke, hoe weet je dat de kenbron een magisterium is? Het feit dat binnen de sekte geen diversiteit van opinie bestaat weegt niet als argument voor het magisterium van die sekte.
De aanwezigheid van Heilige Geest in iemand is zichtbaar — Petrus zag Diens komst (Handelingen 10:44-45 en Paulus Diens afwezigheid (Handelingen 19:2). Wij moeten , en zo de insluiping van valse elementen voorkomen. Wij zijn feilbaar, en horen niet altijd de Geest. Wanneer dat gebeurt moeten wij (behalve ons heiligen) zoeken vanuit eigen begrip — en dat ook ruiterlijk erkennen, en niet de Geest als bron van onze eigen overtuigingen claimen.