Op de loopplank

Kapitein Diallel pruttelt nog wat na, en laat ons dan op zijn boot, maar wel met een waarschuwing: „Denk er aan: ik laat je nu gaan, maar reken er niet op dat ik je terug laat varen als je die kenbron niet vindt!”.

Op de loopplank worden we verwelkomd door de bootsman: „Zo, ben je langs die knorrepot van een kapitein gekomen? Hoe heb je hem geantwoord?” In een paar woorden leggen we hem ons kenbronnen-antwoord uit. „Slim gedacht”, vindt hij, maar die kenbronnen gaan het volgens hem niet gemakkelijk krijgen. Op onze vraag hoe hij dat bedoelt steekt hij een heel verhaal af.

Die kenbronnen (zo betoogt de bootsman) zullen ons al onze kennis moeten leveren, nietwaar? En nog wel op zo'n manier dat we ook nog eens vertrouwen in die kennis kunnen hebben. Die kenbronnen zullen ons dus moeten leren dat zijzelf bestaan, en betrouwbaar zijn, maar dat kunnen we pas geloven als we al vertrouwen dat ze bestaan en betrouwbaar zijn. Jullie zeggen dat jullie daarom een noodzakelijk correcte kenbron zoeken, en wel eentje die jullie ook nog eens kan laten weten dat ze noodzakelijk correct is. Maar kun je die wel vinden?

Stel eens, veel te simpel natuurlijk, dat ik jouw kenbron zou zijn. Jouw wereldbeeld is dat ik een goede en betrouwbare onderwijzer ben, en ik leer jou alles over redeneren, over de natuur, de cultuur, noem maar op. Dat ik goed ben, en je dus niet bewust misleid, dat kan ik nog van mezelf weten en dus aan jou leren, maar hoe zit dat met mijn betrouwbaarheid? Al nadenkend kom je op een dag vanzelf tot de conclusie dat ik me ook kan vergissen — dat volgt uit alles wat ik je geleerd heb, en dat weerlegt de aanname in je wereldbeeld dat ik betrouwbaar ben als kenbron. Daarmee valt de hele basis onder je denken weg, want als ik ook niet kan weten of ik niet gek ben kan ik ook geen betrouwbare kenbron voor jou zijn.

Zelfs als ik een geleerde zou zijn die jou molecuul voor molecuul, cel voor cel in elkaar heeft gezet, dan kan ik nog niet garanderen dat jij een goed verstand en betrouwbare kennis hebt tenzij ik eerst kan garanderen dat ik zelf goed in elkaar steek — en daarvoor heb ik zelf dan weer een betrouwbare kenbron nodig. Als dat oneindig zo doorgaat (een oneindige regressie) leidt dat tot de drogreden der oneindige recursie.

Wat ter wereld je ook neemt als kenbron, het is niet duidelijk hoe die kenbron iets met zekerheid over andere delen van de wereld zou kunnen weten — je verschuift het probleem alleen maar van jouw kennis naar de kennis van die kenbron zelf. Dat pijnvoorbeeld betrof kennis omtrent jezelf — misschien als er niets anders zou bestaan‥ Hmm, praat eens met de andere passagiers — er zijn er een paar die dat beweren.

((Immanente tegenwerping toevoegen en doorverwijzen naar de passagiers.))