De richting van de tijd
In onze beleving wijst de tijdspijlꜛ naar de toekomst: komen uit het verleden en zijn op weg naar de toekomst. Eventueel staan wij stil en is de toekomst op weg naar ons, om langs ons te razen en verleden te worden (zo kunnen wij zeggen dat grote gebeurtenissen hun schaduw vooruit werpen), maar dat is een geval van Newtonse relativiteit: die twee zaken beschrijven dezelfde situatie.
Eigenlijk is die tijdspijl vreemd. Als wij bewegen kijken wij normaliter vooruit. Dingen worden vaag zichtbaar in de verte, komen naderbij en worden daarbij duidelijker en gedetailleerder, en verdwijnen dan opeens uit zich als we ze passeren. Ons „zien” in de tijd, de herinnering, is in de hierboven beschreven beleving echter precies andersom: van wat voor ons ligt zien we niets, wat vlak achter ons licht zien we duidelijk, en hoe verder het achter ons ligt in de tijd, des te vager herinneren we het ons. Misschien hebben we de tijdspijl wel verkeerd, en bewegen we vanuit de toekomst naar het verleden! Dan klopt alles opeens wel: het grijze verleden, dat in de verte voor ons ligt, zien wij maar vaag; naarmate we dat verleden naderen wordt het duidelijker en gedetailleerder, tot het moment dat we het passeren: dan wordt het toekomst en verdwijnt het opeens uit ons herinneringsblikveld.
Wat geeft ons die onwrikbare overtuiging dat die tijdspijl naar de toekomst wijst en niet naar het verleden? Ook dat is een a priori.
Voor wie gelooft in wilsvrijheid maakt dit a priori nogal wat verschil. Als de pijl in werkelijkheid naar het verleden wijst is planning voor de toekomst weinig zinvol, planning voor het verleden des te meer.
Tijd is onomkeerbaar, vooral ethisch gezien. ((Uitwerken: identiteit en de richting van de tijd, A-serie.))
- „eind goed, al goed”
- Vooruitgang, van slechter naar beter, is ethisch goed. Het omgekeerde is ethisch te betreuren.
- Tot leven brengen is beter dan vermoorden, schenken beter dan stelen.
- Wellicht is een passend gevolg op een misdaad lijden (straf). Maar een passend gevolg op lijden is niet het plegen van een misdaad! (Dat is ook geen passende voorbereiding, trouwens.) ((Wellicht is dit een te eenvoudig denkbeeld, want de misdaad, achterwaarts gezien, is wellicht een zegen. Omgekeerd lijden lijkt nog steeds lijden. Lijkt angst voor diefstal, achterwaarts gezien, dankbaarheid voor een schenking? Als zorgen slecht zijn voor de gezondheid, zijn ze achterwaarts juist helend.))
- De oorzaak is verantwoordelijk voor het gevolg, niet andersom — ook al zijn alle natuurwetten omkeerbaar.
Ook de bewering dat tijd zich anders gedraagt dan een ruimtelijke dimensie lijkt niet te onderbouwen, zolang „nu” maar strict deiktisch wordt opgevat. Natuurlijk kijgen we vreemde zaken als we het nu als absoluut begrip nemen — dat krijgen we ook als we „dit” absoluut nemen terwijl we bij verschillende gelegenheden naar verschillende zaken wijzen.
Ook de „richting van de tijd”ꜛ is niet aan te tonen. „Nu komt vóór nu” is als „Dit is links van dit”. Die laatste zin kunnen we keren („Dit is rechts van dit”, waarbij we ons wijzen aanpassen), maar dat kan met de tijdszin ook: „Na nu komt nu”. Een bezwaar tegen de veranderde woordvolgorde is loos: net zoals we bij de ruimtezin ons aanwijzen in de ruimte moeten aanpassen moet dat bij de tijdszin in de tijd. Slechts doordat wij die zinnen zelf per se in de tijd, en niet in de ruimte, willen uitsmeren leidt dit tot een verschil. (Er is nog een klein verschil als gevolg van het feit dat we die tijdsuitsmering gebruiken om dat wijzen te correleren aan de deiktische woorden, maar we zouden dat alles gemakkelijk kunnen veranderen in een corresponderende ruimte-uitsmering.)
((Toevoegen: anisotropieꜛ.))
Mogelijk beleven wij tijd noodzakelijkerwijze in de richting van toenemende entropie. In dat geval zal zelfs schommelende entropie tot een gevoel van tijdsrichting leiden — maar dan volgt hetzelfde argument als voor veel werelden of voor een orde-eiland: een fataal argument.