Het erenꜛ
Eren — dit is het betalen (offeren) van die lofprijs.
- Psalmen 22:26
- Van U komt mijn lof in een grote gemeente, mijn geloften zal ik betalen in de tegenwoordigheid van wie Hem vrezen.
- Psalmen 50:14
- Offer Gode lof en betaal de Allerhoogste uw geloften;
- Psalmen 50:23a
- Wie lof offert, eert Mij,
- Psalmen 56:13
- Op mij, o God, rusten geloften, U toegezegd, lofoffers zal ik U betalen,
David beroept zich erop zijn lof inderdaad betaald te hebben.
- Psalmen 40:10-11
- Ik verkondig de blijde mare van uw gerechtigheid in een grote gemeente; zie, mijn lippen weerhoud ik niet, Here, Gij weet het. Uw gerechtigheid verberg ik niet in mijn hart, van uw trouw en uw heil spreek ik, uw goedertierenheid en uw waarheid verheel ik niet voor een grote gemeente.
- Psalmen 71:14-16
- O God, Gij hebt mij onderwezen van mijn jeugd aan, tot nu toe verkondig ik uw wonderen; wil mij dan ook tot mijn ouderdom en grijsheid, o God, niet verlaten, totdat ik aan dit geslacht uw arm verkondig, aan ieder die komt, uw sterkte.
Sommige psalmen zijn eer — gezongen omdat dat God beloofd was.
- Psalmen 65:2
- U komt stilheid toe, een lofzang, o God in Sion; U worde gelofte betaald.
- Zie ook
- Psalmen 66:16-17.
Op grond van dit principe van „lof betalen” is soms gesteld dat Jona 2:2-9 een flash forward moet zijn naar de lofzang die hij na zijn redding uit de buik van de vis gezongen heeft als betaling.
- Jona 2:9a
- Maar ik, met lofzegging wil ik aan U offeren; wat ik beloofd heb, wil ik betalen;
Vandaar dat hij aan die redding als voldongen feit kan refereren.
- Jona 2:2
- Hij zeide: Ik riep uit mijn nood tot de Here en Hij antwoordde mij; uit de schoot van het dodenrijk schreeuwde ik, Gij hoordet mijn stem.
- Jona 2:6z
- Toen trokt Gij mijn leven uit de groeve omhoog, o, Here, mijn God!
Uit de „waterstroom”, „brandingen”, en „golven” uit Jona 2:3 en het „zeewier” uit Jona 2:5 blijkt echter dat de nood niet bestond uit het verblijf in de vis, maar uit het zinken in het water. Met andere woorden: toen Jona eenmaal in de vis was wist hij zich gered en kon hij zijn lof betalen.