Heilsgeschiedenis

In deze situatie, waaruit wij onszelf niet kunnen redden, heeft God de eerste stap gezet.

Hebreeën 1:1-2
Nadat God eertijds vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had in de profeten, heeft Hij nu in het laatst der dagen tot ons gesproken in de Zoon, die Hij gesteld heeft tot erfgenaam van alle dingen, door wie Hij ook de wereld geschapen heeft.

Om redenen van apologetische aard zullen we de heilsgeschiedenis in grote lijnen achterwaarts beschouwen. De jongste gebeurtenissen zijn met de meeste zekerheid vast te stellen, en hebben dus de grootste waarde bij het bepalen van de (on)waarheid van de Christelijke wereldbeschouwing.

Tegenwerping (Historische bewijzen zwak):
Een beroep op geschiedenis bewijst niets, omdat geschiedkundige „feiten” nooit boven twijfel verheven zijn.
Antwoord:
Geschiedkundige argumenten behoren in een apologetiek pas hun intrede te doen als die historische gebeurtenissen al op voorhand waarschijnlijk zijn geworden. Op dat moment is er geen sprake meer van een a priori onwaarschijnlijkheid die de betrouwbaarheid van de historische bronnen zou ondermijnen. Voor wie in dit werkje aan het begin is begonnen en al zoekend op deze pagina uit is gekomen bestaat die waarschijnlijkheid.
De hier gegeven bronnen en redenen voor die gebeurtenissen zijn daarom supplementair.

((Te doen.))

Beweringen dat het Christendom bestaande geloven naäapt.

Tegenwerping (Jezus imiteert Osiris):
Zie hier.
Tegenwerping (Jezus imiteert Pythagoras):
Pythagoras leerde dingen die Jezus ook leerde. Hij zou een godenzoon zijn, met Apollo als vader, en zij moeder heette Partenis — maagd. Verder deed hij talloze wonderen van de soort die Jezus ook deed.
Antwoord:
Pythagoras had via zijn Phoenicische vader Mnesarchos van Tyros, via zijn leermeesters Pherekydes van Syros en Thales van Milete, die beiden ook voorouders uit Phoenicië hadden, en via zijn verblijf op de Karmel uitgebreid contact met de kennis die daar — ook vanuit Israël — aanwezig was. Verder heeft zijn langdurig verblijf in Babylon hem ongetwijfeld in nauw contact gebracht met de daar florerende Joodse gemeenschap. De aanwezigheid van Joodse elementen in zijn leer (naast Egyptische, Babylonische, en zo voort) is dus niet vreemd.
Die wonderen worden hem vooral in later tijd — als het Pythagorisme concurrentie krijgt van het Christendom. Ze lijken op de wonderen van Jezus, maar zonder de relevantie die de wonderen van Jezus steeds hebben — slechte kopieën dus.
Ook het toeschrijven van zijn geboorte aan Apollo is laat. Dat zijn moeder Partenis zou hebben geheten is inderdaad frappant — maar aan Pythagoras wordt geen maagdelijke geboorte toegeschreven.