Straf

Als wij al niet mogen oordelen, mogen wij al helemaal geen straf op leggen. Sterker nog, de ander niet van harte vergeven kan onze redding in gevaar brengen. Wij moeten integendeel kwaad met goed vergelden.

Ook in het Oude Testament was clementie al de norm.

Genesis 18:26-32
Een veelbesproken aspect van het strafrecht: moeten we zorgen dat we in ieder geval de schuldigen straffen, ook al kan dat ertoe leiden dat soms onschuldigen gestraft worden, of moeten we zorgen dat in ieder geval de onschuldigen niet gestraft worden, ook al kan dat ertoe leiden dat schuldigen vrijuit gaan? God kiest hier duidelijk voor het laatste. Omdat ons oordeel altijd feilbaar is, betekent dat dat wij — zelfs in een Oudtestamentische context — niet gauw tot straffen over moeten gaan.
Spreuken 19:11
Des mensen verstand maakt hem lankmoedig, het is zijn eer een overtreding voorbij te zien.

De Oudtestamentische strafwetten worden door Jezus expliciet afgeschaft.

Exodus 21:23-25
Maar indien er een ander letsel is, zult gij geven leven voor leven, oog voor oog, tand voor tand, hand voor hand, voet voor voet, blaar voor blaar, wond voor wond, striem voor striem.
Leviticus 24:19-20
En wanneer iemand zijn volksgenoot lichamelijk letsel toebrengt, dan zal hem evenzo gedaan worden als hij gedaan heeft: breuk voor breuk, oog voor oog, tand voor tand; hetzelfde letsel, dat hij een mens heeft toegebracht, zal hem toegebracht worden.
Deuteronomium 19:21
Gij zult hem niet ontzien; leven om leven, oog om oog, tand om tand, hand om hand, voet om voet.
Mattheüs 5:38-39
Gij hebt gehoord, dat er gezegd is: Oog om oog en tand om tand. Maar Ik zeg u, de boze niet te weerstaan, doch wie u een slag geeft op de rechterwang, keer hem ook de andere toe;

Één reden dat wij niet mogen straffen is dat Jezus de straf al heeft voldaan. Iemand straffen is ontkennen dat Jezus ook voor hem gestorven is. Pas bij het eindoordeel, als ieder de finale keuze heeft gemaakt, kan aan hen die de betaling door Jezus niet aanvaard hebben straf worden opgelegd.

Mochten wraak en vergelding al op hun plaats zijn dan zal God die wel oefenen.

Deuteronomium 32:35-36a
Mij komt de wraak toe en de vergelding tegen de tijd, dat hun voet zal wankelen, want de dag van hun verderf is nabij, snel komt nader wat over hen is beschikt. Want de Here zal recht doen aan zijn volken Zich ontfermen over zijn knechten;
Romeinen 12:19
Wreekt uzelf niet, geliefden, maar laat plaats voor de toorn, want er staat geschreven: Mij komt de wraak toe, Ik zal het vergelden, spreekt de Here.
Hebreeën 10:30
Want wij weten, wie gezegd heeft: Mij komt de wraak toe, Ik zal het vergelden! En wederom: De Here zal zijn volk oordelen.

Wij moeten ons recht dan ook van God verwachten.

Lukas 18:7-8a
Zal God dan zijn uitverkorenen geen recht verschaffen, die dag en nacht tot Hem roepen, en laat Hij hen wachten? Ik zeg u, dat Hij hun spoedig recht zal verschaffen.

Er komt namelijk een tijd van vergelding door God.

Lukas 21:21-22
Laten dan die in Judea zijn, vluchten naar de bergen, en die binnen de stad zijn, de wijk nemen, en die op het land zijn, er niet binnengaan, want dit zijn de dagen van vergelding, waarin alles wat geschreven is, in vervulling gaat.
Zie ook
Openbaring 18:6.

Dan zal God Zich aan Zijn Eigen Wet houden.

Obadja 15
Want nabij is de dag des Heren over alle volken; zoals gij gedaan hebt, zal u gedaan worden, uw daad zal op uw eigen hoofd terugvallen.