De stijlfiguur der introductie terwille van een parallel

Soms wordt een onderwerp ter sprake gebracht met als hoofddoel het bouwen van een parallellie met het hoofdonderwerp.

1 Korinthiërs 9:7-10
Wie doet ooit dienst in het leger en betaalt zijn eigen soldij? Wie plant een wijngaard zonder van de vrucht daarvan te eten? Of wie weidt een kudde en geniet niet van de melk der kudde? Spreek ik hier soms van menselijk standpunt, of spreekt ook de wet niet van deze dingen? Want in de wet van Mozes staat geschreven: Gij zult een dorsende os niet muilbanden. Bemoeit God Zich soms met de ossen? Of zegt Hij dit in elk geval om onzentwil? Ja, om onzentwil werd het geschreven, omdat de ploeger moet ploegen in hope, en wie dorst (moet dorsen) in de hoop zijn deel te ontvangen.

Hier gaat Paulus na een paar herhalingen (soldaat, wijnbouwer, herder) over op een versterking: het stuk over de ossen is geen herhaling maar een versterking: God beperkt zich niet tot ossen, maar spreekt voor allen die ploegen en dorsen: als een os al‥, hoeveel te meer dan een evangelist.

Introductie hoeft niet talig te zijn, zie de introductie van de Rechabieten in Jeremia 35:1-11 om een contrast te kunnen maken tussen hun gedrag in Jeremia 35:12-16 en tussen hun lot in Jeremia 35:17-19.