De Talmoedsꜛ
((Nog te doen.))
De Talmoed is de schriftelijke neerslag van eeuwen mondelinge overlevering op religieus gebied — in laatste instantie een uiterst gedetailleerde uitwerking in regel en voorbeeld van het gebod God lief te hebben. Volgens de tradtie had Mozesꜛ naast de schriftelijke op de Sinaïꜛ ook een mondelinge Wetꜛ ontvangen, die sindsdien van leraar op leerling overgeleverd werd.
De Talmoed valt uiteen in twee soorten inhoud: Halachaꜛ, dogmatiek, is het geheel aan zorgvuldig afgeleide en bindende wettische principes; daartegenover is de Haggadaꜛ, het stichtelijke illustratieve materiaal, niet bindend. Hierin wordt ook veel vrijer met de stof omgesprongen. Haggada omvat alles wat maar ter illustratie kan dienen, van ware of verzonnen verhalen via wijze lessen tot theologische speculatie.
Rond 220 na Christus voltooide Rabbi Jehuda de Heiligeꜛ een systematische samenvatting van de Halacha (met een beetje Haggada), en kort daarop werd die opgeschreven. Dit was de Misjnaꜛ, de onderste laag van de Talmoed. Een andere compilatie, de Toseftaꜛ, verkreeg minder gezag.
Deze Misjna werd zelf weer het onderwerp van studie, vooral omdat vele beslissingen omtrent de ritusꜛ onduidelijk waren — sinds de tempel verwoest was werd die ritus immers niet meer uitgevoerd. De resultaten van deze studie, de Gemaraꜛ, werden onafhankelijk opgeschreven door de Joden uit Palestinaꜛ (eind vierde eeuw) en die uit Babylonꜛ (zesde eeuw), zodat er twee Gemara's zijn. Misjna en Gemara vormen samen de Talmoed, en men spreekt gewoonlijk van de Palestijnse Talmoedꜛ en de Babylonische Talmoedꜛ. De Palestijnse is veel kleiner, niet alleen doordat de Babylonische Joden een langere commentaartraditie hadden te beschrijven, maar ook doordat de Palestijnse onvoltooid is.
Naast deze „systematische theologie” werden de verschillende rabbijnse gedachten ook geordend per Bijbelvers. Een document dat van een Bijbelpassage vers voor vers de daarop betrekking hebbende leringen uit de mondelinge wet opsomt heet een Midrasjꜛ. De Midrasjiem hebben een veel meer stichtelijke dan wetenschappelijke nadruk.
Rabbijnenbijbels bevatten op iedere pagina rond de tekst een hoeveelheid Misjnacommentaar, en daar weer omheen Gemaracommentaar. Verder zijn er dan nog tekstvarianten in de kantlijn, en andere noten onderaan de bladzijde. Nederlandse drukkers hebben veel ervaring opgedaan met het ingewikkelde werk steeds de bladspiegel goed te krijgen, en dit maakte dat zij later probleemloos de veel eenvoudiger opgave van tekst met kanttekeningen die de Statenvertalingꜛ bood aankonden.
Gegeven de enorme omvang en rijkdom van de Talmoed is het mogelijk hier een argumentum ex silentioꜛ, een argument uit zwijgen, te vormen: als Jezus niet bestaan zou hebben, of de Christelijke overlevering wezenlijk van de historische werkelijkheid zou verschillen, dan zou de Talmoed dat zeker nadrukkelijk vermeld hebben.