Gods wezen

God is een geest.

Johannes 4:24
God is geest en wie Hem aanbidden, moeten aanbidden in geest en in waarheid.
2 Korinthiërs 3:18
En wij allen, die met een aangezicht, waarop geen bedekking meer is, de heerlijkheid des Heren weerspiegelen, veranderen naar hetzelfde beeld van heerlijkheid tot heerlijkheid, immers door de Here, die Geest is.

God is oneindig en alomtegenwoordig, in ruimte en tijd.

1 Koningen 20:28
Toen naderde de man Gods en zeide tot de koning van Israël: Zo zegt de Here omdat de Arameeers gezegd hebben: de Here is een berggod en geen God der vlakten, daarom zal Ik deze gehele grote, rumoerige schare in uw macht geven, opdat gij weet, dat Ik de Here ben.
Jeremia 23:23-24
Ben Ik een God van nabij, luidt het woord des Heren, en niet een God van verre? Zou zich iemand in schuilhoeken kunnen verschuilen, dat Ik hem niet zou zien? luidt het woord des Heren. Vervul Ik niet de hemel en de aarde? luidt het woord des Heren.
1 Koningen 8:27, 2 Kronieken 2:6, 2 Kronieken 6:18
(Zie ook Jesaja 66:1-2a, aangehaald in Mattheüs 5:34-35, Handelingen 7:49-50. De hemel als Gods troon komt vaker voor, bij voorbeeld in Mattheüs 23:22.)
Psalmen 139:7-10
Waarheen zou ik gaan voor uw Geest, waarheen vlieden voor uw aangezicht?
Steeg ik ten hemel; Gij zijt daar. Of maakte ik het dodenrijk tot mijn sponde; Gij zijt er;
nam ik vleugelen van de dageraad, ging ik wonen aan het uiterste der zee,
ook daar zou uw hand mij geleiden, uw rechterhand mij vastgrijpen.
Spreuken 15:3
De ogen des Heren zijn aan alle plaatsen, opmerkzaam acht gevend op kwaden en goeden.
Amos 9:2
Al groeven zij door tot in het dodenrijk, mijn hand zou hen vandaar weghalen; al klommen zij op ten hemel, Ik zal hen vandaar omlaag trekken! Al verscholen zij zich op Karmels top, Ik zou hen daar opsporen en weghalen; al verborgen zij zich voor mijn ogen op de bodem der zee, Ik zou vandaar een slang gelasten hen te bijten! Al gingen zij voor hun vijanden uit in gevangenschap, Ik zou vandaar het zwaard gelasten hen om te brengen. Zo richt Ik op hen mijn oog, ten kwade en niet ten goede.
Handelingen 17:26-28
Hij heeft uit één enkele het gehele menselijke geslacht gemaakt om op de ganse oppervlakte der aarde te wonen en Hij heeft de hun toegemeten tijden en de grenzen van hun woonplaatsen bepaald, opdat zij God zouden zoeken, of zij Hem al tastende vinden mochten, hoewel Hij niet ver is van een ieder van ons. Want in Hem leven wij, bewegen wij ons en zijn wij, gelijk ook enige van uw dichters hebben gezegd: Want wij zijn ook van zijn geslacht.

Zoals ook al uit verschillende der bovenstaande verzen blijkt, gaat met die alomtegenwoordigheid alwetendheid gepaard.

Psalmen 33:13-15
De Here schouwt uit de hemel, Hij slaat alle mensenkinderen gade;
uit zijn woonplaats ziet Hij naar alle bewoners der aarde,
Hij, die hun aller harten vormt, die al hun werken doorgrondt.
Psalmen 44:20-21
Indien wij de naam van onze God hadden vergeten, en onze handen uitgestrekt naar een vreemde god, zou God dat niet uitvorsen? Hij toch kent de geheimen des harten.
Psalmen 139:1-5
Voor de koorleider. Van David. Een psalm.
Here, Gij doorgrondt en kent mij;
Gij kent mijn zitten en mijn opstaan, Gij verstaat van verre mijn gedachten;
Gij onderzoekt mijn gaan en mijn liggen, met al mijn wegen zijt Gij vertrouwd.
Want er is geen woord op mijn tong, of, zie, Here, Gij kent het volkomen;
Gij omgeeft mij van achteren en van voren en Gij legt uw hand op mij.
Psalmen 139:15-16
Mijn gebeente was voor U niet verholen, toen ik in het verborgene gemaakt werd, gewrocht in de diepten van het aardrijk;
uw ogen zagen mijn vormeloos begin; in uw boek waren zij alle opgeschreven de dagen, die geformeerd zouden worden, toen nog geen daarvan bestond.
Spreuken 15:11
Dodenrijk en verderf liggen open voor de Here, hoeveel te meer de harten der mensenkinderen!
Jesaja 42:9
Het vroegere, zie, het is gekomen, en nieuwe dingen kondig Ik u aan; voordat zij uitspruiten, doe Ik ze u horen.
Jesaja 46:10
Ik, die van den beginne de afloop verkondig en vanouds wat nog niet geschied is; die zeg: Mijn raadsbesluit zal volbracht worden en Ik zal al mijn welbehagen doen;
Jeremia 17:10
Ik, de Here, doorgrond het hart en toets de nieren, en dat, om aan een ieder te geven naar zijn wegen, naar de vrucht zijner daden.
1 Korinthiërs 4:5
Daarom, velt geen oordeel voor de tijd, dat de Here komt, die ook hetgeen in de duisternis verborgen is, aan het licht zal brengen en de raadslagen der harten openbaar maken. En dan zal aan elk zijn lof geworden van God.
Hebreeën 4:13
en geen schepsel is voor Hem verborgen, want alle dingen liggen open en ontbloot voor de ogen van Hem, voor wie wij rekenschap hebben af te leggen.
1 Johannes 3:19-20
Hieraan zullen wij onderkennen, dat wij uit de waarheid zijn en voor Hem ons hart overtuigen, dat, indien ons hart (ons) veroordeelt, God meerder is dan ons hart en kennis heeft van alle dingen.