De stijlfiguur der betekenis­correspondentie

Een auteur kan bewust tegen de grammaticale correspondentie zondigen, om met subtiele nadruk extra informatie te verschaffen. Soms komt namelijk een eigenschap van een woord niet overeen met de gelijke eigenschap van de betekenis. Zo is het geslacht van het woord „meisje” onzijdig, maar het geslacht van het meisje zelf vrouwelijk. Om de toestand van de werkelijkheid te benadrukken wordt dan soms een constructie gebruikt waarbij een aanwijzend voornaamwoord correspondeert met de betekenis in plaats van met het woord.

Grammaticale correspondentie
„Daar ligt een boek. Dat heb ik nog niet gelezen.”
(Het zou onjuist zijn te zeggen „Die heb ik nog niet gelezen.”)
Betekeniscorrespondentie
„Er kwam een meisje binnen. Ze had een tas bij zich.”
(Door hier „ze” te gebruiken benadrukken we dat het meisje vrouwelijk is, ook al is het woord „meisje” dat niet.)

Dit verschijnsel heet „betekeniscorrespondentie”, of „constructio ad sententiam”.

Ook in het Grieks bestaat de mogelijkheid tot betekeniscorrespondentie. Zo maakt Johannes daar gebruik van als hij wil benadrukken dat de Heilige Geest geen levenloos instrument maar een levende persoon is.