Het lichaamꜛ als woningꜛ
Job vervangt het beeld van aardewerk door het stremmenꜛ van melkꜛ tot kaasꜛ, en door het wevenꜛ van weefselꜛ.
- Job 10:8-11
- Uw handen hebben mij gewrocht en gevormd, geheel en volledig; en wilt Gij mij in het verderf storten? Bedenk toch, dat Gij mij als leem hebt gevormd, en wilt Gij mij tot stof doen wederkeren? Hebt Gij mij niet als melk uitgegoten, en mij als kaas laten stremmen, met huid en vlees mij bekleed, met beenderen en spieren mij doorweven?
Een verwant beeld is de lemen hutꜛ.
- Job 4:18-21
- (Elifaz:)
- Zie, in zijn dienaren stelt Hij geen vertrouwen, en bij zijn engelen vindt Hij dwaling; hoeveel te meer bij hen die in lemen hutten wonen, welker grondslag is in het stof, die men als motten dood drukt. Tussen morgen en avond worden zij verpletterd, onopgemerkt gaan zij voor altijd te gronde. Wordt niet hun tentkoord bij hen losgerukt? Zij sterven, doch zonder wijsheid.
Het losmakenꜛ van een tentkoordꜛ staat dan voor lichamelijke aftakeling.
- Job 30:10-11
- Zij verafschuwden mij, houden zich op een afstand van mij, en sparen mijn gelaat het speeksel niet; want Hij heeft mijn tentkoord losgemaakt en mij vernederd, en tegen mij hebben zij de teugel gevierd.
- Jeremia 10:20
- Mijn tent is vernield en al mijn koorden zijn losgerukt; mijn kinderen zijn van mij weggegaan en zijn er niet; geen is er meer, die mijn tent spant, mijn tentkleden opricht.
- Zie ook
- Jesaja 33:20.
Het beeld van tentꜛ en huisꜛ wordt vaker gebruikt. Hierbij wordt de hemelse woning naast de aardse gezet. Mogelijk is de hemelse woning dus het verheerlijkte lichaam.
- Lukas 16:9
- En Ik zeg u: Maakt u vrienden met behulp van de onrechtvaardige Mammon, opdat, wanneer deze u ontvalt, men u opneme in de eeuwige tenten.
- 2 Korinthiërs 5:1-4
- Want wij weten, dat, indien de aardse tent, waarin wij wonen, wordt afgebroken, wij een gebouw van God hebben, in de hemelen, niet met handen gemaakt, een eeuwig huis. Want hierom zuchten wij: wij haken ernaar met onze woonstede uit de hemel overkleed te worden, als wij maar bekleed, en niet naakt, zullen bevonden worden. Want wij, die nog in een tent wonen, zuchten bezwaard, omdat wij niet ontkleed, doch overkleed willen worden, opdat het sterfelijke door het leven worde verslonden.
- 2 Petrus 1:13-14
- Ik acht het mijn plicht, zolang ik in deze tent ben, u door herinnering wakker te houden, want ik weet, dat het afleggen van mijn tent spoedig komt, zoals ook onze Here Jezus Christus mij heeft doen weten.
Het beeld van huis of tent kan ook slaan op een persoon, maar ook op een gezin, familie of stam. In het geval van ‚huis’ is dit zelfs zo algemeen dat hier slechts enkele voorbeelden worden gegeven.
- Genesis 7:1
- En de Here zeide tot Noach: Ga in de ark, gij en geheel uw huis, want u heb Ik in dit geslacht voor mijn aangezicht rechtvaardig bevonden.
- Genesis 12:17
- Maar de Here sloeg Farao met zware plagen, evenals zijn huis, ter oorzake van Sarai, de vrouw van Abram.
- Genesis 24:28
- En het meisje snelde heen en verhaalde het gebeurde aan haar moeders huis.
- Exodus 16:31
- Het huis Israëls noemde het: manna; en het was wit als korianderzaad en de smaak ervan was als die van een honigkoek.
- Psalmen 78:67
- En Hij versmaadde de tent van Jozef, en verkoos Efraïms stam niet.
- Psalmen 83:6-9
- Want zij hebben eensgezind beraadslaagd, tegen U een verbond gesloten: de tenten van Edom en de Ismaëlieten, Moab en de Hagrieten, Gebal, Ammon en Amalek, Filistea met de inwoners van Tyrus; zelfs Assur heeft zich bij hen gevoegd, zij zijn de zonen van Lot tot steun. sela
- Jeremia 30:18
- Zo zegt de Here: Zie, Ik brengeen keer in het lot van de tenten van Jakob en over zijn woningen zal Ik Mij ontfermen: de stad zal op haar puinheuvel herbouwd worden en de burcht op zijn rechte plaats tronen.
- Klaagliederen 2:4
- Hij heeft zijn boog gespannen als een vijand, zijn rechterhand opgeheven als een tegenstander; Hij heeft gedood al wat een lust der ogen was; in de tent van de dochter van Sion heeft Hij zijn grimmigheid uitgegoten als vuur.
- Klaagliederen 2:6a
- Hij heeft zijn tent omvergehaald als ware het een omheining, zijn plaats van samenkomst heeft Hij vernield.
- Habakuk 3:7
- Ik zie de tenten van Kusan onder druk, de tentkleden van het land van Midian sidderen.
- Zacharia 12:7
- Ook zal de Here de tenten van Juda allereerst verlossen, opdat de trots van het huis van David en van de inwoners van Jeruzalem zich niet verheffe tegen Juda.
- Maleachi 2:12
- De Here roeie de man uit, die zulks doet, wie hij ook zij, uit de tenten van Jakob, ook al brengt hij offer aan de Here der heerscharen.
Soms zelfs wordt ‚gezin’ gezien als één van de betekenissen van ‚beth’ꜛ (huisꜛ).
- Exodus 1:21
- En daar de vroedvrouwen God vreesden, gaf Hij haar ieder een gezin.
Soms is moeilijk uit te maken of de woning letterlijk, als beeld van het lichaam, of als beeld van het huisgezin gebruikt wordt.
- Job 11:14
- indien er ongerechtigheid in uw hand is, werp die verre weg, en laat geen onrecht in uw tent wonen —
- Psalmen 91:10
- geen onheil zal u treffen, en geen plaag zal uw tent naderen;
- Spreuken 14:11
- Het huis der goddelozen zal verwoest worden, maar de tent der oprechten zal bloeien.
- Zie ook
- Job 22:23.
In het geval van de tent der goddelozen suggereert de context soms een overdrachtelijke lezing. Zo verwijzen in de volgende passage de plantenbeelden (lootꜛ, palmtakꜛ, wijnstokꜛ, olijfboomꜛ) alle naar lichamelijke vernietiging, en dus is het redelijk te veronderstellen dat ook de tent daarnaar verwijst.
- Job 15:30
- Hij ontkomt niet aan de duisternis, de vlam doet zijn loten verdorren en door de adem van zijn mond wordt hij weggevaagd. Hij betrouwe niet op ijdelheid, hij komt bedrogen uit, want ijdelheid zal zijn vergelding zijn. Voor zijn tijd zal het met hem gedaan zijn en zijn palmtak zal niet groenen. Als een wijnstok laat hij zijn druiven onrijp vallen en als een olijfboom werpt hij zijn bloesem af. Want de bende der godvergetenen is onvruchtbaar, en vuur verteert de tenten der veile lieden.
- Job 8:21-22
- Eens zal Hij uw mond vervullen met gelach en uw lippen met gejuich; uw haters zullen met schaamte overdekt worden, en de tent der goddelozen zal niet meer zijn.
- Job 18:5-6
- Toch zal het licht der goddelozen uitgeblust worden, en de gloed van zijn vuur zal niet blijven schijnen. Het licht in zijn tent verduistert, en zijn lamp boven hem wordt uitgeblust.
- Job 18:14
- Hij wordt weggerukt uit zijn tent, waar hij zich veilig voelde; dit doet hem voortschrijden naar de koning der verschrikkingen.
- Job 21:28
- dat gij zegt: Waar is het huis van die machthebber gebleven? En waar is de tent die de goddelozen bewoonden?
- Jesaja 38:12a
- Mijn woning werd afgebroken en van mij weggerukt als de tent van een herder ik wikkelde mijn leven samen als een wever, Hij snijdt mij af van de drom.
Nog een andere betekenis van tent of tentpinꜛ is ‚plaats om te wonen’.
- Ezra 9:8
- En thans is ons sedert kort genade bewezen van de Here, onze God, doordat Hij ons heeft gelaten degenen die ontkomen waren, en ons een tentpin heeft gegeven in zijn heilige plaats, waardoor onze God onze ogen deed oplichten en ons een weinig verademing gaf in onze slavernij;
- Psalmen 78:55
- Hij verdreef volken voor hen uit, mat hun die toe als erfelijk bezit, en liet Israëls stammen in hun tenten wonen.
- Jesaja 54:2
- Maak de plaats voor uw tent wijd, en men spanne de kleden uwer woningen uit, wees er niet karig mee, maak uw touwen lang en sla uw pinnen vast.
De tentpin in Zacharia 10:4 lijkt een variant op de hoeksteen.