Kengrondenꜛ
We hebben gezien dat betrouwbaar denken het bestaan van een (of misschien wel meer dan één) kengrond vereist. Hoe zou zo'n kengrond er uit kunnen zien? We hebben gezien dat de „vreemdeling”, ook al geeft die volstrekt juiste informatie, niet voldoet, omdat wij niet kunnen weten dat die informatie juist is. Als die vreemdeling dat ons zelf zou verzekeren zou dat weinig helpen, want we hebben immers geen reden hem te vertrouwen‥
Een andere grond die niet voldoet is toeval. Stel dat ik bij toeval altijd het lootje met het juiste antwoord uit een hoed trek. We stoppen er twee lootjes in, „Ja” en „Neen”, stellen de vraag „Trekt Biep altijd het juiste lootje?”, en ik trek „Ja”. Geeft dat vertrouwen in de betrouwbaarheid van mijn lootjestrekkerij? Neen.
Natuurlijk, als zou blijken dat ik steeds weer het correcte lootje zou trekken zou het anders zijn — maar op het niveau waarop wij spreken, ons meest basale weten, is het onmogelijk dat na te gaan. Iedere conclusie, dus ook de conclusie dat ik blijkbaar telkens het juiste lootje trek, is zelf zo'n getrokken lootje.
Een kengrond die wel lijkt te voldoen binnen een bepaalde levensbeschouwing ben ikzelf binnen het solipsisme. Het solipsisme is, kortweg, de overtuiging dat ik de wereld droom. Als dat zo zou zijn, dan weet ik alles wat er in de wereld te weten valt (omdat ik die wereld zelf naar mijn hand kan zetten), en kan dus een betrouwbare kenbron zijn. (In de gewone wereld zien we dat met auteurs, die in principe betrouwbare kenbronnen zijn met betrekking tot de in hun boek beschreven wereld.)
Op deze plaats willen we geen opsomming geven van mogelijke kengronden, maar een gevoel krijgen van welke zaken er spelen bij het beoordelen van een kandidaat. Hoe nauwkeuriger we de eisen voor zo'n kengrond kunnen vaststellen, des te rigoureuzer kunnen we snoeien in het woud van levensbeschouwingen, en dat is wat we willen: pas als er slechts één over blijft hebben we zekerheid. (We zullen nog andere criteria vinden, maar nu we er een te pakken hebben kunnen we er maar beter zo goed mogelijk gebruik van maken.)
((Te doen.))
De kennis van een betrouwbare kenbron moet ons ook bereiken via een betrouwbaar pad (zoals lichtstralen, onze zintuigen, onze breinorganellen, ‥). Dit leidt tot een circulariteit, want we kunnen de betrouwbaarheid van dat pad enkel kennen doordat die kenbron ons dat via dat pad doet weten. Contrôle van het pad via een ander pad leidt enkel tot de vraag naar de betrouwbaarheid van dat tweede pad. Om die reden is enkel het nul-stappenpad aanvaardbaar: er moet een betrouwbare kenbron zijn die ons onmiddellijk wetenschap verstrekt. Vanuit die basis kunnen dan hopelijk andere kenbronnen, en kenpaden, als betrouwbaar erkend worden.