Gods Woord

Gods woord is een weg, een pad. Wie het niet houdt dwaalt.

Psalmen 119:67
Eer ik verdrukt werd, dwaalde ik, maar nu onderhoud ik uw woord.
Psalmen 119:110
Goddelozen leggen mij een strik, maar van uw bevelen dwaal ik niet af.
Jesaja 53:6
Wij allen dwaalden als schapen, wij wendden ons ieder naar zijn eigen weg, maar de Here heeft ons aller ongerechtigheid op hem doen neerkomen.
Hosea 11:2
Hoe meer men hen riep, des te meer dwaalden zij weg: aan de Baals offerden zij en aan de gesneden beelden brachten zij reukoffers.
Mattheüs 22:29
Jezus antwoordde en zeide tot hen: Gij dwaalt, want gij kent de Schriften niet noch de kracht Gods.
Marcus 12:24
Jezus sprak tot hen: Dwaalt gij niet daarom, dat gij de Schriften niet kent noch de kracht Gods?
Marcus 12:27
Hij is niet een God van doden, maar van levenden. Gij dwaalt wel zeer.
1 Timotheüs 4:1
Maar de Geest zegt nadrukkelijk, dat in latere tijden sommigen zullen afvallen van het geloof, doordat zij dwaalgeesten en leringen van boze geesten volgen,
Jakobus 5:19a
Mijn broeders, indien bij u iemand van de waarheid afdwaalt,
Judas 13
wilde baren der zee, die hun eigen schande opschuimen; dwaalsterren. Voor hen is de donkerste duisternis voor eeuwig weggelegd.

En dit dwalen mogen wij niet doen.

1 Korinthiërs 6:10
Dwaalt niet! Hoereerders, afgodendienaars, overspelers, schandjongens, knapenschenders, dieven, geldgierigen, dronkaards, lasteraars of oplichters zullen het Koninkrijk Gods niet beerven.
Galaten 6:7
Dwaalt niet, God laat niet met Zich spotten. Want wat een mens zaait, zal hij ook oogsten.
Jakobus 1:16
Dwaalt niet, mijn geliefde broeders.