Informatiestromenꜛ in het Romeinse Rijk
In die wereld zien we verschillende relevante mensen- en informatiestromen.
- Joodse toeristenꜛ
- Joden brachten met honderdduizenden het Paschafeestꜛ door in Jeruzalemꜛ, en velen bleven gedurende het gehele wekenfeestꜛ, dus tot na Pinksterenꜛ. Na afloop keerden zij terug naar al die verschillende steden en dorpjes waar ze zich gevestigd hadden — er was nagenoeg geen stadje in het rijk dat geen Joodse gemeenschap had.
- De apostelen
- Vluchtelingenꜛ
- Zeer snel na de opstanding begon de vervolgingꜛ van de niet geringe Christengemeenschap in Jeruzalem. Deze vluchtelingen, deels teruggekeerde Diasporajodenꜛ, voegden hun verhalen en belevenissen toe aan de kennis van de Joden in de Romeinse stadjes.
- (Later, na 70, kwam daar nog eens de enorme vluchtelingenstroom bij die volgde op de vernietiging van Jeruzalem.)
- Geschriftenꜛ
- Brieven, en even later de evangeliën en het boek Handelingen, begonnen de ronde te doen. Ook de gegevens uit deze geschriften zullen eindeloos vergeleken zijn met de eerder gehoorde verhalen. Voor de Christenen waren dit niet enkel interessante verhalen, maar de basis voor het meest wezenlijke uit hun leven, een basis op grond waarvan ze het gedurfd hadden de verering van alle oude goden te staken. Als zulke geschriften daarmee niet overeen zouden komen, zouden ze ofwel hun geloof, ofwel die geschriften verworpen hebben. Dat dit niet gebeurde (integendeel!) toont dus aan dat ze wel overeenkwamen. In het bijzonder moeten de Paas- en Pinksterverhalen uit die geschriften basaliter correct zijn.
- Uit deze geschriften leren we — en dat moet dus ook correct zijn — dat er nogal wat contact bestond tussen de verse Christengemeenten, en dat er inzamelingen werden gehouden voor de arme Christenen in Jeruzalem. Deze inzamelingen zullen weer de gelegenheid hebben geboden na te gaan wat er nu precies plaatsgevonden had.
- Vervolgersꜛ
- Fanatieke Joden van het type Saulus van Tarsusꜛ gingen van gemeente tot gemeente om de mensen te waarschuwen tegen het verderfelijke nieuwe geloof. Eventuele bewijsbare onjuistheden zouden dezen meteen aangegrepen hebben om de evangelisten te weerleggen.
- Romeinse navragingen
- In het kader van het proces tegen Paulus van Tarsusꜛ zullen de Romeinen de spectaculaire claims uit de geschriften van Lukasꜛ zeker nagegaan zijn. Tenslotte hadden de Christenen al eens eerder tot een rel geleid, in Romeꜛ nog wel (Suetonius: Vita Claudii 25:3), op grond waarvan de keizer alle Joden de stad uit had gestuurd. Aperte onjuistheden zouden Paulus' positie veel schade hebben gedaan, en zeker door de tegenpartij als propagandamateriaal zijn gebruikt.
- (Deze verdrijvingꜛ onder Claudiusꜛ veroorzaakte nog een informatiestroom; zo duiken enkele bannelingenꜛ op in Korinthe — Handelingen 18:2.)
Het zal duidelijk zijn dat het behoorlijk lastig zou zijn geweest voor de apostelen, of voor de evangelieschrijvers, pertinente onjuistheden te verkondigen. In het bijzonder de Paas- en Pinksterverhalen moeten in grote lijnen kloppen.
Maar als het Pinksterverhaal in grote lijnen klopt, moeten duizenden Joden zich nog geen twee maanden na de kruisiging van Jezus door een beroep op Diens opstanding hebben laten overtuigen Christen te worden. Met andere woorden: die beweerde opstanding moet toen al behoorlijk overtuigend zijn geweest.