Overdrijving ter versterking

Overdrijving wordt ook gebruikt om weer te geven dat iets heel erg het geval is (vaak om een contrast aan te dikken).

Genesis 41:44
Ook zeide Farao tot Jozef: Ik ben Farao, maar zonder u zal niemand in het gehele land Egypte zijn hand of zijn voet opheffen.
Exodus 5:12
Toen verspreidde zich het volk over het gehele land Egypte om stoppels te verzamelen voor het stro.
Richteren 7:12
Midian nu en Amalek en al de stammen van het Oosten lagen in de vlakte, talrijk als sprinkhanen, en hun kamelen waren ontelbaar, talrijk als het zand aan de oever der zee.
(In contrast met de kleinheid van Gideons bende — vergelijk ook Habakuk 1:9.)
Ezechiël 31:8-9
Ceders in Gods hof evenaarden hem niet, cypressen waren niet te vergelijken met zijn twijgen, en platanen haalden niet bij zijn takken; geen boom in Gods hof was hem gelijk in schoonheid. Schoon had Ik hem gemaakt met zijn overvloed van takken; alle bomen van Eden die in Gods hof stonden, benijdden hem.
Joël 2:3
als de hof van Eden is het land vóór hem, en achter hem is het een woeste wildernis;
(Dit is binnen een fabel. Zie ook Ezechiël 28:12z-15.)
Mattheüs 6:3
Maar laat, als gij aalmoezen geeft, uw linkerhand niet weten wat uw rechter doet,
(Zelfs uw meest naasten, maar het nabijzijn wordt overdreven tot een eigen ander lichaamsdeel.)
Mattheüs 13:32
Het is wel het kleinste van alle zaden, maar als het volgroeid is, is het groter dan de tuingewassen en het wordt een boom, zodat de vogelen des hemels in zijn takken kunnen nestelen.
Marcus 6:5
En Hij kon daar geen enkele kracht doen; alleen genas Hij enige zieken door handoplegging.
(Logisch gezien is het tweede in strijd met het eerste.)
Marcus 14:55a
De overpriesters nu en de gehele Raad trachtten een getuigenverklaring tegen Jezus te vinden om Hem ter dood te kunnen brengen;
(Evenzo Marcus 15:1, maar zie Lukas 23:50.)
Lukas 21:22
want dit zijn de dagen van vergelding, waarin alles wat geschreven is, in vervulling gaat.
(Inclusief de profetieën van het nieuwe Jerusalem? De „tijden der heidenen” moeten nog komen.)
2 Korinthiërs 8:3
want (zij deden), dat getuig ik, wat zij konden, ja meer dan dat,
(Letterlijk genomen is dit natuurlijk een logische onmogelijkheid.)