Leidt evolutie tot betrouwbaar denken?

Tegenwerping (Evolutie waarborgt rede):
In de loop van miljoenen jaren is het verstand door evolutie verbeterd. Onjuist denken werd afgestraft door uitsterven, en enkel de beste denkers bleven over.
Antwoord:
Dit slaat slechts op dat denken dat voor het voortbestaan noodzakelijk is. Een andere nuttige eigenschap, ons schattingsvermogen, dat al veel langer bestaat en aan die selectie onderhevig is, is berucht om zijn onbetrouwbaarheid als het om iets abstractere zaken gaat, zoals het onderschatten van combinatorische explosies. Dat voorspelt dan niet veel goeds voor ons denken over minstens zo abstracte zaken.
Of neem ons correlatievermogen — de bron van al ons bijgeloof zoals Skinners duivenonderzoek toonde. Hoe betrouwbaar is dat? ((Gevoeligheid voor lage correlatie is wellicht nodig om zuigelingen beheersing van eigen spieren te leren, maar andere dieren lijken dat niet nodig te hebben.))
Verder is rede pas zinvol met een voldoend aantal a priori's, en andersom. Dit is een voorbeeld van een onherleidbaar complex systeem (zie Evolutie in deze bibliotheek).
Tenslotte is er sprake van een indirectie. Overtuigingen leiden ons gedrag, en redeneren helpt overtuigingen te vormen. We mogen dus verwachten dat het gedrag „correcter” (aangepaster) zal zijn dan de overtuigingen, en die weer correcter dan het redeneervermogen. Welnu, door de geschiedenis heen zijn de overtuigingen van mensen waar die hun directe handelen overstegen niet erg correct geweest, en we mogen derhalve aannemen dat hun redeneervermogen nog minder correct was. Evolutionair is er geen argument waarom wij nu opeens wel een betrouwbaar redeneervermogen zouden bezitten. (Dit is uit het ongerijmde: aangenomen dat wij correcte inzichten en rede bezitten toont dit argument dat dat onwaarschijnlijk is.)
Maar de plaats van overtuigingen in de keten is niet zeker. Als bewustzijn een epifenomeen is (het epifenomenalisme), vallen die overtuigingen buiten de keten. Mogelijk valt de syntaxis (bepaalde constellatie van hersencellen) binnen de keten, maar dan nog de semantiek (de overtuiging zelf) niet — zodat een efficiënt „programma” met absurde gedachten zou kunnen overeenkomen zonder dat evolutie daar iets aan doet.
Maar zelfs als we aannemen dat de geest op het lichaam werkt, dat overtuigingen ons gedrag beïnvloeden, geeft dat nog weinig hoop dat die overtuigingen op juistheid worden geselecteerd. Onjuiste overtuigingen (zoals pananimisme) kunnen vaak tot het juiste gedrag leiden, en zijn dan ook wijdverbreid. Geeft de haast universeel-menselijke overtuiging dat er goden bestaan de naturalist vertrouwen in de rede van de mens? (Omgekeerd geven de metafysische overtuigingen van naturalisten de theïst ook niet veel vertrouwen in hun rede‥)
Dit is een fataal argument, gebouwd op de vooronderstellingen van naturalisme en evolutie.

((Toevoegen: voorbeelden van typische denkfouten. Het feit dat die met diepere reflectie vermeden kunnen worden zegt niet veel, want in het dagelijks leven doen we weinig aan diepere reflectie. Waarom zou iets dat we dagelijks doen minder betrouwbaar zijn dan iets dat we zelden doen? Waarom zou mijn eerste indruk dat als een universiteit vrouwen lagere cijfers geeft dan mannen tenminste één faculteit dit moet doen minder betrouwbaar zijn dan mijn latere reflectie die mij leert dat dit niet hoeft? Selectie op correcte eerste indrukken is veel sterker dan op zorgvuldige abstracte nabeschouwing.))