Leer als zuurdesem

Zuurdeeg, hoe weinig ook, trekt door het gehele deeg.

Hosea 7:4
Zij allen zijn overspelig, zij zijn te vergelijken met een oven, die blijft branden, ook al is de bakker opgehouden met stoken, omdat hij het deeg kneedt, totdat het doorzuurd is.

Vanwege die eigenschap is er ook een spreekwoord.

1 Korinthiërs 5:6z
Weet gij niet, dat een weinig zuurdeeg het gehele deeg zuur maakt?
Galaten 5:9
Een weinig zuurdeeg maakt het gehele deeg zuur.

Overdrachtelijk staat zuurdesem voor een leer, een levenshouding, een geest, die doordringt in alle aspecten van iemands leven. Meestal negatief.

Mattheüs 16:6
Jezus zeide tot hen: Ziet toe en wacht u voor de zuurdesem der Farizeeën en Sadduceeën.
Mattheüs 16:11-12
Hoe begrijpt gij niet, dat Ik u niet van broden sprak? s Maar wacht u voor de zuurdesem der Farizeeën en Sadduceeën. Toen zagen zij in, dat Hij hun niet gezegd had zich te wachten voor de zuurdesem der broden, maar voor de leer der Farizeeën en Sadduceeën.
Marcus 8:15
En Hij gebood hun, zeggende: Ziet toe, wacht u voor de zuurdesem der Farizeeën en de zuurdesem van Herodes.
Lukas 12:1
Toen intussen duizenden mensen waren bijeengekomen, zodat zij elkander verdrongen, begon Hij te spreken, in de eerste plaats tot zijn discipelen: Wacht u voor de zuurdesem, dat is de huichelarij, der Farizeeën
1 Korinthiërs 5:7-8
Doet het oude zuurdeeg weg, opdat gij een vers deeg moogt zijn; gij zijt immers ongezuurd. Want ook ons paaslam is geslacht: Christus. Laten wij derhalve feest vieren, niet met oud zuurdeeg, noch met zuurdeeg van slechtheid en boosheid, maar met het ongezuurde brood van reinheid en waarheid.

Soms echter positief, want naast het verkeerde en het oude zuurdeeg is er ook het nieuwe goede.

Mattheüs 13:33
Nog een gelijkenis sprak Hij tot hen: Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een zuurdesem, welke een vrouw nam en in drie maten meel deed, totdat het geheel doorzuurd was.
Lukas 13:20-21
En wederom sprak Hij: Waarmede zal Ik het Koninkrijk Gods vergelijken? Het is gelijk aan een zuurdesem, welke een vrouw nam en in drie maten meel deed, totdat het geheel doorzuurd was.
(Dit is het tweede deel van een parallel die aldus de betekenis van het mosterdzaad in Lukas 13:19 verklaart.)