Bronnenꜛ
Het Hebreeuws voor bronꜛ is enꜛ. We vinden dit woord terug in verschillende plaatsnamen.
Endorꜛ, „Bron van Dor”ꜛ — ‚dor’ꜛ = ‚woning’ꜛ (Jozua 17:11, 1 Samuël 28:7, Psalmen 83:11)
En-Eglaïmꜛ, „Bron van de twee kalveren” (Ezechiël 47:10, waar ook Engedi genoemd wordt)
En-Gannimꜛ, „Bron der tuinen” (Jozua 15:34, Jozua 21:29)
Engediꜛ, „Bron van het bokje” (Jozua 15:62, 1 Samuël 23:29, 1 Samuël 24:1, 2 Kronieken 20:2)
En-Haddaꜛ, „Vlietende bron” (Jozua 19:21, waar ook En-Gannim genoemd wordt)
En-Hakko-Reꜛ, „Bron van de roepende”. Wordt genoemd in Richteren 15:19, alwaar de NBG de vertaling geeft.
En-Hazorꜛ, „Bron van Hazor” (Jozua 19:37)
En-Mispatꜛ, „Oordeelsbron” (Genesis 14:7)
En-Rimmonꜛ, „Granaatappelbron” (Nehemia 11:29)
En-Rogelꜛ, „Vollersbron” (Jozua 15:7, waar ook En-Semes genoemd wordt)
En-Semesꜛ, „Zonnebron” (Jozua 18:17)
En-Tappuahꜛ, „Bron van Tappuah”ꜛ —Tappuah = „Appelstad” (Jozua 17:7)