Het aanvullend parallellismeꜛ
Bij een aanvullingꜛ bevat het tweede lid een nieuwe boodschap, die echter van dezelfde aard is als die in het eerste lid. Beide zijn zij aspecten van de algemene boodschap die bedoeld is maar niet in zijn abstractheid uitgesproken wordt.
- Psalmen 4:3
- Gij mannen, hoelang is mijn eer tot versmading,
- hoelang hebt gij ijdelheid lief,
- jaagt gij de leugen na? sela
- hoelang hebt gij ijdelheid lief,
- Psalmen 65:7-8
- Gij, die de bergen vastzet door uw kracht, met sterkte omgord;
- die het bruisen der zeeën doet bedaren, het bruisen van haar golven en het rumoer der natiën.
- Psalmen 89:29
- Voor altoos zal ik jegens hem Mijn goedertierenheid bewaren
- en mijn verbond zal voor hem vast blijven.
- Psalmen 76:2
- God is bekend in Juda,
- zijn naam is groot in Israël;
- Psalmen 128:3
- Uw vrouw zal zijn als een vruchtbare wijnstok binnen in uw huis;
- uw zonen als olijfscheuten rondom uw dis.
- Psalmen 149:3
- laten zij zijn naam loven met reidans,
- Hem psalmzingen met tamboerijn en citer.
Dit is nauw verwant met de opsomming.