Wij mogen, en moeten soms, arbitrerenꜛ
Het begrip oordelen heeft in de Bijbel twee betekenissen.
- Enerzijds heeft het de zware betekenis van rechtsspreken. Dit mogen wij niet.
- Anderzijds heeft het de dagelijkse betekenis van een beslissingꜛ nemen. Dit mogen wij wel, ook als het over mensen gaat: als Christenen daarom vragen mogen wij een beslissendeꜛ uitspraak doen.
- 1 Korinthiërs 6:1-5
- Durft iemand uwer, wanneer hij iets heeft met een ander, recht zoeken bij de onrechtvaardigen en niet bij de heiligen? Of weet gij niet, dat de heiligen de wereld zullen oordelen? En indien bij u het oordeel over de wereld berust, zijt gij dan onbevoegd voor de meest onbetekenende rechtspraak? Weet gij niet, dat wij over engelen oordelen zullen? Hoeveel te meer dan over alledaagse dingen? Indien gij alledaagse geschillen te berechten hebt, laat gij dan hen zitting nemen, die in de gemeente niet in tel zijn? Ik zeg het om u te beschamen. Is er dan bij u geen enkel wijs man, die uitspraak zal kunnen doen tussen broeders?
De ban is geen rechtsbesluit, en leidt ook niet tot heilsverlies: 1 Korinthiërs 5:5.
Mensen buiten de gemeente hebben wij niet te oordelen.
- 1 Korinthiërs 5:12-13a
- Staat het soms aan mij, hen te oordelen, die buiten zijn? Oordeelt ook gij niet (alleen) hen, die in uw kring zijn? Hen, die buiten zijn, zal God oordelen.
De hoogste straf hier is de banꜛ (uit de gemeente sturen, „aan de duivel overgeven”).
- 1 Korinthiërs 5:2-5
- En gij zijt opgeblazen in plaats van u veeleer te bedroeven, en dus de bedrijver van die daad uit uw midden te verwijderen? Want mijnerzijds heb ik, hoewel lichamelijk niet, maar naar de geest wel aanwezig, reeds, als aanwezig, vonnis geveld over hem, die op zulk een wijze zo iets heeft begaan. Wanneer wij vergaderd zijn, gij en mijn geest met de kracht van onze Here Jezus, leveren wij in de naam van de Here Jezus die man aan de satan over tot verderf van zijn vlees, opdat zijn geest behouden worde in de dag des Heren.
- 1 Korinthiërs 5:13z
- Doet, wie niet deugt, uit uw midden weg.
((Te doen.))
Dit gaat over een proces: Mattheüs 18:15-17, Jakobus 5:19-20.