De stijlfiguur der antwoordinleidende vraagꜛ
Soms wordt een vraag gesteld en meteen beantwoord. In zo'n geval was de vraag er niet op gericht informatie te verkrijgen, maar gesteld om de luisteraar te vertellen op welke vraag de komende informatie een antwoord was.
Het is een manier op de eropvolgende informatie meer nadruk te geven.
- Jesaja 41:4
- Wie heeft dit bewerkt en tot stand gebracht? Hij, die de geslachten van de aanvang af heeft geroepen; Ik, de Here, die de eerste ben, en bij de laatsten ben Ik dezelfde.
- Jesaja 63:1-3
- Wie is het, die van Edom komt, in helrode klederen van Bosra, die daar praalt in zijn gewaad, fier voortschrijdt in zijn grote kracht? Ik ben het, die in gerechtigheid spreek, machtig om te verlossen. Waarom is dat rood aan uw gewaad, en zijn uw klederen als die van iemand die de wijnpers treedt? Ik heb de pers alleen getreden en van de volken was niemand bij Mij, Ik trad hen in mijn toorn en vertrad hen in mijn grimmigheid; toen spatte hun bloed op mijn klederen en ik bezoedelde mijn ganse gewaad.
- Romeinen 4:3
- Want wat zegt het schriftwoord? Abraham geloofde God en het werd hem tot gerechtigheid gerekend.
Gesloten antwoordinleidende vragen zijn vaak nauw verwant aan rhetorische vragen.
- 1 Samuël 22:14-15
- Toen gaf Achimelek de koning ten antwoord: Maar wie onder al uw dienaren is zo betrouwbaar als David, nog wel des konings schoonzoon, lid van uw lijfwacht, geeerd in uw huis? Heb ik ditmaal voor het eerst God voor hem geraadpleegd? Volstrekt niet!
- Romeinen 3:3-4a
- Wat toch is het geval? Als sommigen ontrouw geworden zijn, zal dan hun ontrouw de trouw Gods tenietdoen? Volstrekt niet!
- Romeinen 3:5-6a
- Maar indien onze onrechtvaardigheid Gods rechtvaardigheid staaft, wat zullen wij dan zeggen? Is God, die zijn toorn doet voelen (ik spreek op menselijke wijze) soms onrechtvaardig? Volstrekt niet!
- Romeinen 3:31
- Stellen wij dan door het geloof de wet buiten werking? Volstrekt niet; veeleer bevestigen wij de wet.
- Romeinen 6:1-2a
- Wat zullen wij dan zeggen? Mogen wij bij de zonde blijven, opdat de genade toeneme? Volstrekt niet!
- Romeinen 6:15
- Wat dan? Zullen wij zondigen, omdat wij niet onder de wet, maar onder de genade zijn? Volstrekt niet!
- Romeinen 7:7a
- Wat zullen wij dan zeggen? Is de wet zonde? Volstrekt niet!
- Romeinen 7:13a
- Is dan het goede mijn dood geworden? Volstrekt niet!
- Romeinen 9:14
- Wat zullen wij dan zeggen: Zou er onrechtvaardigheid zijn bij God? Volstrekt niet!
- 1 Korinthiërs 6:15z
- Zal ik dan leden van Christus wegnemen om er leden ener hoer van te maken? Volstrekt niet!
- Galaten 2:17
- Maar indien wij, trachtende in Christus gerechtvaardigd te worden, ook zelf zijn gebleken zondaars te zijn, staat Christus dan in dienst der zonde? Volstrekt niet.
- Galaten 3:21a
- Is de wet dan in strijd met de beloften Gods? Volstrekt niet!
En met „toch niet” — deze vragen drukken twijfel uit.
- Romeinen 11:1a
- Ik vraag dan: God heeft zijn volk toch niet verstoten? Volstrekt niet!
- Romeinen 11:11a
- Ik vraag dan: zij zijn toch niet zo gestruikeld, dat zij wel vallen moesten? Volstrekt niet!