Wij mogen niet rechtsprekenꜛ
Wie de ander meer acht dan zichzelf kan over die ander niet rechtspreken. Wij mogen elkaar (en zelfs onszelf) dan ook niet oordelen. Per slot van rekening zijn wij net zo schuldig onder de wet. Het oordeel is uitsluitend aan God. (Wij mogen wel arbitreren.)
- Prediker 7:21-22
- Ook moet gij niet letten op alle woorden die men spreekt, opdat gij niet hoort, dat uw knecht u vervloekt, want hoe menigmaal zijt gij u bewust, dat ook gij anderen hebt vervloekt.
- Mattheüs 7:1-5
- Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt; want met het oordeel, waarmede gij oordeelt, zult gij geoordeeld worden, en met de maat, waarmede gij meet, zal u gemeten worden. Wat ziet gij de splinter in het oog van uw broeder, maar de balk in uw eigen oog bemerkt gij niet? Hoe zult gij dan tot uw broeder zeggen: Laat mij de splinter uit uw oog wegdoen, terwijl, zie, de balk in uw oog is? Huichelaar, doe eerst de balk uit uw oog weg, dan zult gij scherp kunnen zien om de splinter uit het oog van uw broeder weg te doen.
- Lukas 6:37
- En oordeelt niet en gij zult niet geoordeeld worden. En veroordeelt niet en gij zult niet veroordeeld worden; laat los en gij zult losgelaten worden.
- Johannes 8:7
- Doch toen zij Hem bleven vragen, richtte Hij Zich op en zeide tot hen: Wie van u zonder zonde is, werpe het eerst een steen naar haar.
- Romeinen 2:1-3
- Daarom zijt gij, o mens, wie gij ook zijt, niet te verontschuldigen, wanneer gij oordeelt. Want waarin gij een ander oordeelt, veroordeelt gij uzelf; want gij, die oordeelt, bedrijft dezelfde dingen. Wij weten echter, dat het oordeel Gods onpartijdig gaat over hen, die zulke dingen bedrijven. Rekent gij wellicht hierop, o mens, die oordeelt over hen, die zulke dingen bedrijven, en ze zelf doet, dat gij het oordeel Gods ontgaan zult?
- Romeinen 14:3-4
- Wie wel eet, minachte hem niet, die niet eet, en wie niet eet, oordele hem niet, die wel eet, want God heeft hem aanvaard. Wie zijt gij, dat gij eens anders knecht oordeelt? Of hij staat of valt, gaat zijn eigen heer aan. Maar hij zal staande blijven, want de Here is bij machte hem vast te doen staan.
- Romeinen 14:10-13
- Gij echter, wat oordeelt gij uw broeder? Of ook gij, wat minacht gij uw broeder? Want wij zullen allen gesteld worden voor de rechterstoel Gods. Want er staat geschreven: (Zo waarachtig als) Ik leef, spreekt de Here: voor Mij zal alle knie zich buigen, en alle tong zal God loven. Zo zal (dan) een ieder onzer voor zichzelf rekenschap geven aan God. Laten wij dan niet langer elkander oordelen, maar komt liever tot dit oordeel: uw broeder geen aanstoot of ergernis te geven.
- 1 Korinthiërs 4:3-5
- Nu raakt het mij zeer weinig, of ik al door u of door enig menselijk gericht beoordeeld word. Ja, ook mijzelf beoordeel ik niet. Want ik ben mij van niets bewust, maar daardoor ben ik niet gerechtvaardigd Hij, die mij beoordeelt is de Here. Daarom, velt geen oordeel voor de tijd, dat de Here komt, die ook hetgeen in de duisternis verborgen is, aan het licht zal brengen en de raadslagen der harten openbaar maken. En dan zal aan elk zijn lof geworden van God.
- Jakobus 4:11-12
- Spreekt geen kwaad van elkander, broeders. Wie van zijn broeder kwaad spreekt of hem oordeelt, spreekt kwaad van de wet en oordeelt haar; en indien gij de wet oordeelt, zijt gij geen dader, doch een rechter der wet. Een is wetgever en rechter, Hij, die de macht heeft om te behouden en te verderven. Maar wie zijt gij, dat gij uw naaste oordeelt?
Zelfs een aartsengel mag de duivel niet oordelen, laat staan wij zondaars andere mensen voor wie Jezus gestorven is.
- 2 Petrus 2:10z-11
- Zulke vermetelen, vol van zelfbehagen, schromen niet de heerlijkheden te lasteren, terwijl engelen, hun meerderen in sterkte en macht, bij de Here geen smadelijk oordeel tegen deze inbrengen.
- Judas 9
- Maar Michaël, de aartsengel, durfde, toen hij met de duivel in twist gewikkeld was over het lichaam van Mozes, geen smadelijk oordeel uitbrengen, doch hij zeide: De Here straffe u!
Deze regel van wedervergelding is een speciaal geval van de algemene barmhartigheidsregel.