Godsbewijzen

Volgens deze zienswijze zijn er geen geldige Godsbewijzen, omdat die alle circulair zijn: een Godsbewijs neemt aan dat er zoiets als een bewijs bestaat, maar dat bestaat slechts als de Christen gelijk heeft. Zelfs de redenering die de circulariteit van de andere argumenten voor of tegen God laat zien is circulair, want uitgaand van het gelijk van de Christen. Het argument heeft wel overtuigingskracht, in deze zin: zonder de Christelijke waarheid hebben zelfs begrippen als „circulair;” en „onwaar” geen betekenis. De ware bedoeling van deze bewijzen is het vermorzelen van het wereldbeeld van de ongelovige, waarna de Heilige Geest Zijn werk kan doen. Het is dus eerder een voorbereiding op een oproep die dan kan leiden tot ervaring.

Als voorbeeld geven we hier een argument dat een niet-Christen zou kunnen gebruiken om zijn gelijk te staven, met het uiteindelijke antwoord van de Christen.

Tegenwerping (Contradictoir Godsbeeld):
Op allerlei wijzen is het Christelijke Godsbeeld contradictoir. Zo is Gods volmaaktheid strijdig met het feit dat Hij ons schiep tot Zijn eer. Blijkbaar had Hij nog eer nodig, of is Hij met die eer beter af dan zonder. Iets kan niet tegelijk volmaakt en voor verbetering vatbaar zijn, dat is een tegenspraak.
Antwoord:
Deze tegenwerping beroept zich op de wet van de uitgesloten tegenspraak. De Christen merkt op dat deze wet door God aan Zijn schepping is opgelegd, en slechts geldt voor het eindige, niet voor God. Daarmee heeft de Christen een redelijke positie.
De niet-Christen daarentegen kan geen reden geven waarom er überhaupt een wet van de uitgesloten tegenspraak zou zijn, en heeft dus al vanaf het begin geen been om op te staan.