De windselen

Een bijzondere rol is weggelegd voor de lijk­wade. Jozef van Arimathea en Nicodemus „namen dan het lichaam van Jezus en wikkelden het in linnen windselen met de specerijen, zoals het bij de Joden gebruikelijk is te begraven.” (Johannes 19:40).

Dat wil zeggen: men begon bij de oksels het lichaam stijf in te wikkelen, en werkte dan langzaam naar beneden tot aan de voeten, waarbij iedere laag deels over de vorige werd gelegd — zoals wij verbandgaas aanbrengen. Bij iedere wikkeling werden dan kwistig specerijen tussen de twee lagen aangebracht.

Die specerijen betroffen zo'n honderd pond van een mengsel van mirre en aloë (Johannes 19:39). Die mirre was een zwaar-stroperige hars, en de aloë een soort zaagsel, beide met een verstikkend scherpe geur die het bederf moest tegengaan. Tezamen levert dit een soort harnas op: de stijve wikkelingen raken snel doordrenkt met de hars, en het zaagsel zuigt daar het vocht uit zodat het geheel een dikke harde koek wordt.

Het hoofd wordt apart ingewikkeld in wat een „zweet­doek” wordt genoemd, zodat er een stuk van de oksels tot de kin vrij bleef.

Nu schrijft Johannes iets interessants als hij beschrijft hoe hij de lijkwade aantreft: „βλεπει κειμενα τα οθονια” — hij zag liggend de windselen (in het Grieks is duidelijk dat het ‚liggend’ op de windselen slaat, en niet op de kijker). Zonder dat „κειμενα” zou de zin al volkomen in orde zijn geweest, dus waarom die ongewone toevoeging? Blijkbaar is die liggende positie van de windselen iets opmerkenswaardigs. En in het volgende vers merkt Simon Petrus hetzelfde merkwaardige op, en in het vers daar weer na wordt gesteld dat de zweetdoek niet met de windselen ‚liggend’ was, maar (nog) gewikkeld. Blijkbaar waren de windselen langzaamaan ingezakt toen het lichaam eruit verdwenen was, maar had de zweetdoek nog de vorm van het hoofd behouden.

Dat verklaart de uitspraak in Johannes 20:8: „en hij zag het en geloofde”. De nog intacte windselen, waaruit het lichaam verdwenen was, maakten dat Johannes — al had hij (Johannes 20:9) de schriftuurlijke kant van de opstanding nog niet begrepen — tot de overtuiging kwam dat hier een wonder was geschied, en dat Jezus' claims dus toch waar waren.

Dit was voor Johannes een geloofsmoment, dat in zijn geheugen gegrift zal zijn — ongeveer zoals wij ons herinneren dat we hoorden van de aanslag op de Twin Towers, of de ouderen onder ons van de moord op Kennedy. Wat hij verder ook vergeten, of in zijn geheugen veranderd moge hebben, dit feit, dat zijn leven veranderde, zal hij zich boven alles herinnerd hebben.

Tegenwerping (Vervalste windselen):
Misschien zag Johannes een valse lijkwade, en niet de windselen waarin Jezus gewikkeld was geweest.
Antwoord:
Het is verre van triviaal windselen om een (mensvormige) holte te wikkelen, en die dan met hars vast te plakken, dus die vervalsing zou dan ruim van te voren gedaan moeten zijn. ((Afmaken.))

((Toe te voegen.))

Het balsemen wordt beschreven in de Talmoed, Ber.53a. Handen en voeten werden samengebonden met doeken (Johannes 11:44). Als arme was Lazarus niet gebalsemd, vandaar dat hij kon bewegen, en dat Maria een lijklucht duchtte (Johannes 11:39).

Het balsemen en kleden van de doden leidde tot excessen, totdat Gamaliël hier een einde aan maakte door te verordenen dat hij zeer eenvoudig begraven moest worden. Nog altijd wordt op begrafenissen een glas geheven te zijner nagedachtenis, uit dankbaarheid voor deze maatregel.