Jezus'ꜛ rechtvaardigheid bij het spreken in gelijkenissenꜛ
Jezus legt dit duidelijk uit als zijn discipelen er naar vragen. Hij heeft net een gelijkenis gesproken, en eindigt met de oproep tot horen.
- Mattheüs 13:9
- Wie oren heeft, die hore!
Begrijpelijkerwijs verbazen de discipelen zich hierover.
- Mattheüs 13:10-13
- En de discipelen kwamen en zeiden tot Hem: Waarom spreekt Gij tot hen in gelijkenissen? Hij antwoordde hun en zeide: Omdat het u gegeven is de geheimenissen van het Koninkrijk der hemelen te kennen, maar hun is dat niet gegeven. Want wie heeft, hem zal gegeven worden en hij zal overvloedig hebben; maar wie niet heeft, ook wat hij heeft, zal hem ontnomen worden. Daarom spreek Ik tot hen in gelijkenissen, omdat zij ziende niet zien en horende niet horen of begrijpen.
Let wel, omdat zij ziende niet zien en horende niet horen of begrijpen, niet opdat. Het volk heeft al besloten niet te luisteren, heeft zelf al zijn oren toegesloten, zoals Jesaja al voorzei.
- Mattheüs 13:14-15
- En aan hen wordt de profetie van Jesaja vervuld, die zegt: Met het gehoor zult gij horen en gij zult het geenszins verstaan, en ziende zult gij zien en gij zult het geenszins opmerken; want het hart van dit volk is vet geworden, en hun oren zijn hardhorend geworden, en hun ogen hebben zij toegesloten, opdat zij niet zien met hun ogen, en met hun oren niet horen, en met hun hart niet verstaan en zich bekeren, en Ik hen zou genezen.
Een verstokking volgt op het vrijelijk verwerpen van Gods wil.
Jezus staat klaar hen te genezen, en al wat zij te doen hebben is vragen „Wat bedoelt u?”. De discipelen doen dat, en worden meteen beloond met „Jullie mogen Gods geheimen kennen”, maar anderen doen dat niet, en doordat ze die eigen stap niet maken verspelen zij hun toegang tot het heil. Mattheüs 7:7, Lukas 11:9, waar het „bidt” „vraagt” betekent.
- Jesaja 65:1-5a
- Te raadplegen was Ik voor hen die naar Mij niet vroegen, te vinden voor hen die Mij niet zochten; Ik zeide tot een volk dat mijn naam niet aanriep: Hier ben Ik, hier ben Ik. De ganse dag breidde Ik mijn armen uit naar een opstandig volk, dat volgens eigen overleggingen wandelde op een weg, die niet goed is; een volk, dat Mij bestendig openlijk krenkt door te offeren in de hoven en offers te ontsteken op de tichelstenen; die in de graven zitten en op verborgen plaatsen overnachten; die vlees van zwijnen eten en in wier vaatwerk verfoeilijk voedsel is; die zeggen: Blijf daar, nader mij niet, want ik ben voor u ongenaakbaar.
- Marcus 4:9-13
- En Hij zeide: Wie oren heeft om te horen, die hore. En toen Hij (met hen) alleen was, vroegen zij die in zijn omgeving waren met de twaalven, Hem naar de gelijkenissen. En Hij zeide tot hen: U is gegeven het geheimenis van het Koninkrijk Gods, maar tot hen, die buiten staan, komt alles in gelijkenissen, dat zij ziende zien en niet bemerken, en horende horen en niet verstaan, opdat zij zich niet bekeren en hun vergeven worde. En Hij zeide tot hen: Weet gij niet, wat deze gelijkenis betekent, en hoe zult gij dan al de gelijkenissen verstaan?
- (Merk op dat ook niet-discipelen die vraag stelden, en dat zij mede betrokken werden in het „U is gegeven”.)
- Lukas 8:9-10
- Zijn discipelen vroegen Hem, wat de bedoeling van deze gelijkenis was. En Hij zeide: U is het gegeven de geheimenissen van het Koninkrijk Gods te kennen, maar aan de anderen (worden zij gepredikt) in gelijkenissen, opdat zij ziende niet zien en horende niet begrijpen.
De discipelen vragen ook bij andere gelijkenissen om uitleg.
- Mattheüs 13:36z
- En zijn discipelen kwamen bij Hem en zeiden: Maak ons de gelijkenis van het onkruid in de akker duidelijk.
- Mattheüs 15:15
- Petrus antwoordde en zeide tot Hem: Verklaar ons de gelijkenis.
- Marcus 7:17
- En toen Hij van de schare thuis kwam, vroegen zijn discipelen Hem naar de gelijkenis.
En Jezus verklaart hun alles.
- Marcus 4:33-34
- En in vele dergelijke gelijkenissen sprak Hij het woord tot hen, naardat zij het konden horen, en zonder gelijkenis sprak Hij tot hen niet, maar afzonderlijk aan zijn discipelen verklaarde Hij alles.