Logen de apostelen?

Tegenwerping (Apostelen vergisten zich in de leer):
Misschien gaven ze door wat zij dachten dat Zijn leer was, maar vergisten ze zich.
Antwoord:
Jezus was leraar, en trok drie jaar lang dag en nacht op met zijn leerlingen. Een leraar in die dagen trok rond en verkondigde eindeloos hetzelfde, zij het met kleine variaties als aanpassing aan de situatie — dit zien we ook terug in de Evangeliën. Steeds waren die discipelen daarbij, en veel anders gebeurde er niet wat hun aandacht kon afleiden. Die leerlingen zijn dus weldoorkneed in Zijn leer.
Tegenwerping (Apostelen logen):
Dat was hun verhaaltje, ja, maar dat kan natuurlijk best een leugenverhaal zijn geweest. Hoeveel valse profeten noemt de Bijbel zelf al niet?
Antwoord:
Dat is waar, en nog steeds duiken zulke valse profeten op, die genieten van de belangstelling of de status die ze daarmee verwerven. Het geval van de apostelen is echter anders dan de andere gevallen, op verschillende wijzen.
Iedereen kan beweren met een boodschap van God te komen, of een geheime onderwijzing door een engel te hebben gehad — wie kan dat controleren? Maar de apostelen staken hun nek uit door te verwijzen naar een recente beweerde bovennatuurlijke gebeurtenis: een opstanding uit de dood! En we weten dat vroegchristelijke auteurs als Papias mondelinge verslagen van ooggetuigen nog boven de Nieuwtestamentische geschriften stelden, dus die apostelen namen nogal wat risico als ze een welbewuste leugen zouden verbreiden. Als het een leugen was moet het er toch een zijn geweest waarin ze zelf geloofden.
De meeste valse profeten trekken voordeel uit hun activiteiten. Hier zien we echter dertien man, uit alle lagen van de bevolking, die de rest van hun leven leven wijden aan het verbreiden van de blijde boodschap, daarvoor slagen, honger en gevangenis verdurend, en die op één na (Johannes) allen een — vaak gruwelijke — dood sterven omwille van die boodschap. Geloofden ze die boodschap? Dat moet toch wel, want wie laat zich doodmartelen voor iets waarvan hij weet dat het een leugen is? Dus nogmaals: het kan een leugen zijn geweest, maar wel een waar ze in geloofden.
En, wat de apostelen ook geweest mogen zijn, zij waren geen atheïsten. Ze verwachtten voor een God lasterende leugen in het hiernamaals gestraft te zullen worden
Tegenwerping (Apostelgeloof impliceert geen waarheid):
Wel meer mensen geloven in leugens en zijn bereid daarvoor te sterven. Kijk maar naar zelfmoordterroristen.
Antwoord:
Inderdaad, veel te veel mensen zijn gestorven voor een leugen waar ze in geloofden. Maar meestal is dat een geloof op gezag: de meester, of het heilige boek zegt het, of het is een onbetwijfeld geloof in de gemeenschap, en dus wordt het geloofd. Voor de apostelen ligt dat anders: zij geloofden ooggetuigen te zijn geweest van zowel het sterven als de opstanding van Jezus. Zij meenden geen geloof op gezag, maar een ervaringsgeloof te hebben. Sterker nog: getuige van dood èn opstanding te zijn geweest was een voorwaarde voor het apostelschap: Handelingen 1:21-22.
Tegenwerping (Sterven voor bewuste leugen normaal):
Er zijn heel wat familieleden en vrienden van misdadigers gestorven doordat zij verijwillig de schuld op zich namen — die mensen stierven voor een leugen waarvan ze wisten dat het een leugen was.
Antwoord:
Ja, om een ander te redden. Wie zou er door de apostelleugens gered worden? Jezus? Die was al dood. De bekeerlingen? Die zouden door zo'n leugengeloof niet enkel hier op aarde een zwaar leven krijgen, maar daarna ook nog eens gehaat worden door de door hen verwaarloosde goden.
Tegenwerping (Apostelgeloof op gezag):
Wie weet geloofden de apostelen ook wel op gezag, en is dat ooggetuigengedoe een latere verfraaiing.
Antwoord:
((Te doen: Op wiens gezag zouden ze dat dan geloven? En mensen zouden hen natuurlijk ondervraagd hebben, en zouden ze dan gezegd hebben ooggetuigen te zijn? De oudste handschriften zijn van vóór Papias' dood, dus controle was mogelijk en onvermijdelijk. De vroege verbreiding van manuscripten over het gehele Romeinse Rijk in combinatie met de wereldlijke machteloosheid van de kerk vóór Constantijn de Grote weerlegt adaptatie na het schijven.))