Gods positie

Hij is verheven boven ons (Zijn majesteit). Allereerst als bezitter en heerser.

Exodus 19:5z
want de ganse aarde behoort Mij.
Deuteronomium 10:14
Zie, van de Here, uw God, is de hemel, ja, de hemel der hemelen, de aarde en alles wat daarop is;
Job 41:2z
Wat onder de ganse hemel is, dat behoort Mij toe.
Psalmen 50:10
want Mij behoort al het gedierte van het woud, het vee op bergen, rijk aan runderen.
Psalmen 50:11z
wat zich roert op het veld, staat Mij ter beschikking.
Psalmen 50:12
want Mij behoort de wereld en haar volheid.
Johannes 17:6m
de mensen, die Gij Mij uit de wereld gegeven hebt. Zij behoorden U toe en Gij hebt hen Mij gegeven
Zie ook
Exodus 9:29.
Jesaja 66:1a
Zo zegt de Here: De hemel is mijn troon en de aarde de voetbank mijner voeten,
Mattheüs 5:34-35a
Maar Ik zeg u, in het geheel niet te zweren: bij de hemel niet, omdat hij de troon van God is; bij de aarde niet, omdat zij de voetbank zijner voeten is;

David erkende dit.

1 Kronieken 29:11-12a
Van U, o Here, is de grootheid en de kracht, de heerlijkheid, de roem en de majesteit, ja, alles wat in de hemel en op de aarde is; van U is de heerschappij, o Here, en Gij zijt als hoofd boven alles verheven. Want rijkdom en eer komen van U, en Gij heerst over alles;
1 Kronieken 29:14z
Want het komt alles van U, en wij geven het U uit uw hand.
1 Kronieken 29:16
Here, onze God, al deze rijkdom die wij bijeengebracht hebben om U een huis te bouwen voor uw heilige naam, komt uit uw hand; U behoort het alles.

(En Paulus stemde daarmee in.)

Psalmen 24:1z
Des Heren is de aarde en haar volheid, de wereld en die daarop wonen.
1 Korinthiërs 10:26
want de aarde en haar volheid is des Heren.

En Nebukadnezar.

Daniël 4:34z
Toen prees ik de Allerhoogste en roemde en verheerlijkte ik de eeuwig Levende, omdat zijn heerschappij een eeuwige heerschappij is en zijn koningschap van geslacht tot geslacht. Ja, alle bewoners der aarde worden als niets geacht; Hij doet naar zijn wil met het heer des hemels en de bewoners der aarde: en niemand is er, die zijn hand kan weerhouden of tot Hem kan zeggen: wat doet Gij?

God is onvergelijkelijk (meestal aangegeven in open rhetorische vragen.)

Psalmen 89:7
want wie in de hemel kan de Here evenaren, wie onder de goden is de Here gelijk?
Psalmen 89:9a
Here, God der heerscharen, wie is als Gij grootmachtig, o Here,
Jesaja 40:18
Met wie dan wilt gij God vergelijken en welke vergelijking op Hem toepassen?
Jesaja 40:25
Met wie dan wilt gij Mij vergelijken, dat Ik hem zou gelijk zijn? zegt de Heilige.
Jeremia 10:6
Niemand is U gelijk, Here! groot zijt Gij en groot is uw naam in kracht!
Micha 7:18a
Wie is een God als Gij,