Vrijheidꜛ
Als deze wereld gedacht wordt door God, is er dan wilsvrijheidꜛ mogelijk? Denken wij wat wij denken, en doen we wat we doen, enkel doordat God dat wil? Hebben wij enige vrije keuze? En als wij vrij zijn, waar komt die vrijheid dan vandaan?
En hoe is meervoudige vrijheid eigenlijk mogelijk: als twee vrije willen verschillende dingen willen, welk van die dingen gebeurt er dan?
((Te doen:
Eerst even dit: willen is iets anders dan verlangen, hoewel de twee woorden in onzorgvuldig taalgebruik vaak door één gehaald worden. Ik kan verlangen jouw geld te stelen, maar dat toch niet willen. Willen ligt dicht bij beslissen: als ik mijn arm wil bewegen beweegt die, als mijn verlangen naar snoep niet te groot wordt kan ik van de snoeptrommel af willen blijven.
Specifiek van belang is wat meestal met de ongelukkige naam „wilsvrijheid” aangeduid wordt. Enerzijds moet de wil vrij zijn tot handelen: wat wij willen moeten wij ook kunnen, en anderzijds moet de wil vrij zijn van zowel dwang als willekeur: wij moeten anders hebben kunnen handelen dan wij gedaan hebben, zonder de counterfactual „als iets anders anders zou zijn geweest (wat het niet was)”. Het „vrij zijn tot” heet „vrijheid”; het „vrij zijn van” heet „vrijdom”ꜛ: vrijdom van dwang is een voorwaarde voor vrijheid. ((Terminologiepagina over vrijheid en vrijdom maken. Een drugsverslaafde kan vrijdom van zijn verslaving krijgen, maar ook de vrijheid tot gebruik. Pas na die vrijdom is hij echt vrij.))
Het wilsvrijheidsprobleem kan zuiver als volgt gesteld worden.
- X heeft wilsvrijheid betreffende Y
- X heeft tegelijk het vermogen Y te doen en het vermogen Y te laten.
- (Dit betekent natuurlijk niet dat X het vermogen heeft tegelijk Y te doen en Y te laten: X kan slechts één van die vermogens actualiseren.)
- Determinisme
- Het verleden plus de natuurwetten leggen volkomen de toekomst uniek vast.
- Het determinisme is waar.
- Er zijn gevallen van wilsvrijheid.
Dat tweede punt kan eventueel indirect gemaakt worden.
- Zonder wilsvrijheid bestaat geen verantwoordelijkheid, kan geen schuld toegerekend worden, is niemand schuldig.
- Schuldigheid bestaat.
))
Een machine heeft geen wil, en dus al helemaal geen vrije. Zij doet onverbiddelijk wat ze doet, en als ze rekening houdt met iets is dat omdat ze daartoe geprogrammeerd is. Het is óf dat, óf willekeur (de machine gooit een dobbelsteen en reageert afhankelijk van het resultaat van de worp). In geen van beide gevallen heeft ze een vrije wil, of kan ze verantwoordelijk worden gehouden. Men kan besluiten een moorddadige machine te vernietigen, of op te sluiten, maar dwangarbeid is nonsens: dat vernietigen of opsluiten is ter bescherming van ons, niet om haar te straffen. (Haar maker kunnen we wel straffen, als verantwoordelijk voor het aangerichte leed.) De machine zou ook niet lijden onder de straf — en daarmee zijn we weer bij het qualiaprobleem.
We kunnen zeggen dat een machine een drang heeft, maar geen wil. Zo heeft de thermostaat wel de drangꜛ de kamertemperatuur constant te houden, maar niet de wil dat te doen. Wel schrijven wij gemakkelijk, maar ten onrechte, wil toe aan machines met drang.
Wij hebben een besef van vrijheid, van niet onderworpen zijn aan die informatiearmoede.
- Tegenwerping (Wilsvrijheid betekent vrijheid van dwangꜛ):
- Maar wilsvrijheid betekent gewoon dat er geen dwang van buitenaf is. Ik geef vrijwillig geld als ik geld geef zonder daartoe gedwongen te worden.
- Antwoord:
- Dat laatste klopt; dat eerste niet. Wat maakt het immers uit of die dwang van binnenuit of van buitenaf komt? Als ik dwanggedachten heb die maken dat ik op een bepaalde manier handel, of lijd aan dwanghandelingen (zeg: het wassen van mijn handen), was ik die handen dan vrijwillig? Neen, een inwendig mechanisme dwingt me daartoe, en ik ben pas vrij als dat mechanisme die dwang niet meer uitoefent.
- Als ik in iemands brein een apparaatje zou inbouwen dat maakt dat die persoon bepaalde dingen wil, heeft die persoon plus dat apparaatje dan een vrije wil, en die persoon minus dat apparaatje niet?
- ((De vele betekenissen van „wilsvrijheid” behandelen, en aangeven welke wij hier bedoelen.))
- Voor de claim dat wilsvrijheid niet bestaat daar wij voluit geconditioneerd zijn, zie hier.
- Als ik in iemands brein een apparaatje zou inbouwen dat maakt dat die persoon bepaalde dingen wil, heeft die persoon plus dat apparaatje dan een vrije wil, en die persoon minus dat apparaatje niet?
- Tegenwerping (Freudianismeꜛꜛ):
- Onze wil is niet vrij, want wij worden door onbewuste motieven, zoals verlangens, gedreven.
- Antwoord:
- Dan werd Sigmund Freudꜛ toen hij zijn theorieën verzon ook niet gedreven door nuchtere waarheidsvinding, maar door wensdenken. Hij wilde onbewust dat we zo gedreven werden, en daarom schreef hij dat op, niet omdat hij, onpartijdig naar de waarheid zoekend, op die theorie uitkwam. Het zou dan wel een ongelofelijk toeval zijn als wat hij schreef nog waar zou blijken te zijn ook. ((Gemeenschappelijk behandelen met het behaviourisme en eventuele andere dergelijke theorieën. Laten zien dat een betrouwbare rede een vrije wil vooronderstelt.))
- Met andere woorden: het Freudianisme is sterk zelfweerleggend
- Overigens bevat ook deze theorie waarheid, want we hebben een (zeer feilbare) psychologische ondersteuning van de rede. We kunnen echter zelf kiezen of we ons wel of niet door ons redegevoel laten (mis-)leiden. ((Biased thinking.))
- Met andere woorden: het Freudianisme is sterk zelfweerleggend
- Tegenwerping (Ongeloof een rechtꜛ):
- Mensen hebben recht op ongeloofꜛ, niemand mag iemand dwingen tot een geloof.
- Antwoord:
- Sterker nog, dat kan niet eens. We kunnen eventueel gedragingen afdwingen, maar nooit overtuigingen. Natuurlijk hebben mensen recht op het geloof of de twijfel van hun keuze. Jegens zichzelf heeft iedereen denk ik de plicht niets te geloven waarvan hijzelf kan inzien dat het onzin is, maar dat is een persoonlijke kwestie, waar anderen niets over te zeggen hebben.
- Overigens geeft deze overtuiging, dat ongeloof een recht is, blijk van geloof in wilsvrijheid, want rechten en plichten bestaan slechts binnen een context van vrijheid, èn in objectieve morele waarden, want anders zou zo'n recht niet kunnen bestaan. Een coherent wereldbeeld waarin dit recht geldt zal dus het bestaan van zowel wilsvrijheid als van rechten in het algemeen en dit specifieke recht in het bijzonder aannemelijk moeten maken — en daarbovenop het feit dat wij weten dat wij een vrije wil en dit recht hebben.
((Te doen.))
Dit is een deelonderwerp binnen vrijheid. De hoofdpagina zou over de aard van het begrip moeten gaan, en het conflict van meervoudige vrijheid behoort op een deelpagina.
Vrijheid is primair, en derhalve niet wetenschappelijk benoembaar. Wetenschappen kunnen dus nooit vaststellen of ergens sprake is van vrijheid. (Ook een volslagen regelmaat kan vrij gekozen zijn, of per voorkomen ervan vrij gekozen worden.)
((Ergens te doen.))
Volledige rationaliteitꜛ lijkt onmogelijk: rationaliteit vergt dat aan iedere actie een beslissing voorafgaat. Dat dit bij een vrije keuze een vrije wilsbeslissing is is accidenteel — het probleem ligt niet bij de vrijheid, maar bij de rationaliteit. De reflexmatige metakeuze een vrije keuze te maken leidt tot een vrije keuze, ook al was de metakeuze onvrij. En die reflex kan men zich aanleren.
Pagina over mogelijkheidꜛ, „kunnen”ꜛ. Meestal wordt relatieve mogelijkheidꜛ, relatief kunnenꜛ bedoeld: als zulks of zulks anders was geweest zou dit gebeurd zijn, dus had het gekund. „Ik kan zwemmen” betekent: als er water was geweest, en ik zin had gehad er in te springen en te zwemmen, zou ik daarin geslaagd zijn. Absolute mogelijkheidꜛ, absoluut kunnenꜛ, betekent keuzevrijheid: gegeven de feitelijke situatie totaan het moment van keuze was een andere keuze mogelijk. Een verzwakking hiervan leidt tot het voor verantwoordelijkheid relevante begrip: gegeven de feitelijke situatie tot op het moment van een eerdere keuze had die eerdere keuze anders gemaakt kunnen worden — en gegeven die andere keuze had nu tot een andere keuze gekomen kunnen zijn. (Hierbij hoort dan een redelijk vooruitzien: de man die ervoor kiest alcohol te drinken en dan achter het stuur te kruipen is verantwoordelijk voor de aanrijding, ook al had hij, dronken als hij was, niet kunnen kiezen de juiste stuurhandelingen te verrichten om die aanrijding te voorkomen.) Natuurlijk kan de beslissing waar het hier om gaat een beslissing zijn die eerder al (eventueel onbewust) genomen is, en die de bewuste beslissing — eventueel deterministisch — stuurt.