Apostolische bronnen

De geschriften van de apostelen, of die onder het gezag van een apostel waren gecomponeerd, zijn verzameld in het Nieuwe Testament.

Nagenoeg sinds hun verschijnen werden de Nieuwtestamentische geschriften de meest gecopieerde, meest gelezen, meest vertaalde, meest becommentarieerde en — heel belangrijk voor historici — meest aangevallen geschriften, en die plaats hebben ze nooit meer afgestaan. En dit niet alleen binnen één of enkele culturen, maar binnen alle vormen van beschaving en cultuur. Altijd hebben mensen hun leven op het spel gezet, niet alleen om deze boeken te bemachtigen, te beschermen, te bestuderen of te behouden, maar ook om ze bereikbaar te maken voor anderen.

(Nagaan: dit is waar voor Europa, Afrika, Amerika en Australië, maar ik heb geen getallen omtrent de vroege verspreiding van de grote boeken in India en China. Deze zijn in ieder geval nooit populair geworden buiten hun eigen cultuur — op de I Ching en de Kama Sutra na, maar beiden kunnen op dit punt niet tippen aan de Bijbel.)

((Te doen: de Bijbel noemt de verwoesting van Jeruzalem en de vernietiging van de tweede tempel niet — vóór die tijd was het NT al voltooid.))

Tegenwerping (Bijbel niet het meestverkochte boek):
Een paar jaar terug werden er meer Harry-Potterboeken verkocht dan Bijbels.
Antwoord:
Dat moge zo zijn, maar dat ging om een boek dat nog niemand had. Het aantal Bijbels in omloop was ook toen talloze malen het aantal Harry-Potterboeken in omloop. En de verkoop van die boeken is nu enorm gedaald, terwijl de verkoop van Bijbels onverminderd doorgaat. Er zijn ook jaren waarin een bepaald boek meer vertaald wordt dan de Bijbel — maar altijd enkel in talen waarin de Bijbel al beschikbaar is.
Tegenwerping (Pseudepigrafie):
Sommige Nieuwtestamentische boeken zijn valselijk op naam van apostelen gezet. Dit werd in die tijd heel gewoon gevonden, zelfs een compliment.
Antwoord:
Dit werd inderdaad in een enkel geval als positief gezien, namelijk als een leerling de leer van zijn meester opschreef en met diens goedkeuring onder diens naam publiceerde (een voorbeeld is de Pythagoreïsche leraar Iamblichos). Hoe overigens tegen pseudepigrafie werd aangekeken blijkt uit bijvoorbeeld 2 Thessalonicenzen 2:2 (zie ook Paulus' maatregel in 2 Thessalonicenzen 3:17), en uit wat er gebeurde met de auteur van de „Handelingen van Paulus en Thecla”, die in de tweede eeuw zijn werk onder Paulus' naam uitgaf. Ondanks zijn verklaring dat hij het uit liefde voor Paulus had gedaan werd hij uit zijn ambt van presbyter gezet. (Quintus Septimius Florens Tertullianus, Over de doop 17)
Rond 180 ontdekte Serapion, de achtste bisschop van Antiochië, dat sommigen het „Evangelie van Petrus” lazen. Toen na onderzoek bleek dat dit een pseudepigrafisch werk was, verbood hij het, met de woorden „Want, broeders, wij ontvangen zowel Petrus als de andere apostelen als waren zij Christus zelf. Maar deze geschriften, die valselijk hun naam dragen, verwerpen wij als ervaren personen, in de wetenschap dat dergelijke geschriften ons niet zijn overgeleverd.” (Eusebius, Kerk­geschiedenis 5:12)
Alleen in het geval van 2 Petrus is gepoogd serieus te onderbouwen dat er sprake zou kunnen zijn van een pseudepigrafon, zonder overtuigend resultaat.
Het beste antwoord op deze stelling is: lees eens een vroegchristelijke pseudepigraaf of wat — en zie het verschil in kwaliteit met de canonieke geschriften. De tweede eeuw heeft er heel wat opgeleverd, van een tenenkrommend geschiedkundig, wijsgerig en theologisch gehalte.
Tegenwerping (Ongeletterde apostelen):
Maar de apostelen konden niet lezen of schrijven, zoals blijkt uit Handelingen 4:13, dus ze kunnen nooit de onder hun naam verschenen werken geschreven hebben.
Antwoord:
Daar worden heel wat fouten tegelijk gemaakt, waaronder de volgende.
  • Dat vers noemt enkel Johannes en Petrus, en zegt niets over andere auteurs.
  • Het vers claimt dat die twee apostelen leken waren, dat wil zeggen: geen opleiding onder een Farizeese rabbijn gevolgd hadden.
  • Veel boeken werden gedicteerd — zelfs Paulus, die overduidelijk wel geletterd was en zo'n opleiding gevolgd had, dicteerde zijn brieven.
  • Analfabetisme kan door later onderwijs verdwijnen.

((Te doen: Hebreeën 10:1-11 gebruikt de tegenwoordige tijd waar het de Tempeldienst beschrijft — een aanwijzing dat de brief aan de Hebreeën geschreven is in de tijd dat de Tempel nog fungeerde, dus vóór 70 na Christus.))