Kennis en strafwaardigheid

Wij kunnen iets pas beter doen als we weten dat het verkeerd is. Daarom maakt die kennis ons strafwaardig.

Lukas 12:47-48
Die slaaf nu, die de wil van zijn heer kende en geen toebereidselen getroffen heeft, of niet gedaan heeft naar de wil van zijn heer, zal vele slagen ontvangen. Wie echter die wil niet heeft gekend en dingen heeft gedaan, die slagen verdienen, zal er weinige ontvangen. Van een ieder, wie veel gegeven is, zal veel geëist worden, en aan wie veel is toevertrouwd, van hem zal des te meer worden gevraagd.
Johannes 9:41
Jezus zeide tot hen: Indien gij blind waart, zoudt gij geen zonde hebben; maar nu zegt gij: Wij zien; daarom blijft uw zonde.
Johannes 13:17
Indien gij dit weet, zalig zijt gij, als gij het doet.
Johannes 15:22
Indien Ik niet gekomen was en tot hen gesproken had, zij zouden geen zonde hebben, maar nu hebben zij geen voorwendsel voor hun zonde.
Johannes 15:24
Indien ik niet de werken onder hen gedaan had, die niemand anders gedaan heeft, zouden zij geen zonde hebben; maar nu hebben zij, hoewel zij ze gezien hebben, toch Mij en mijn Vader gehaat.
Romeinen 1:20-21
Want hetgeen van Hem niet gezien kan worden, zijn eeuwige kracht en goddelijkheid, wordt sedert de schepping der wereld uit zijn werken met het verstand doorzien, zodat zij geen verontschuldiging hebben. Immers, hoewel zij God kenden, hebben zij Hem niet als God verheerlijkt of gedankt, maar hun overleggingen zijn op niets uitgelopen, en het is duister geworden in hun onverstandig hart.
Romeinen 1:32
Immers, hoewel zij de rechtseis van God kenden, namelijk, dat zij, die zulke dingen bedrijven, de dood verdienen, doen zij ze niet alleen zelf, maar schenken ook nog hun bijval aan wie ze bedrijven.

Onwetendheid leidt dus tot barmhartigheid.

Lukas 23:34a
En Jezus zeide: Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen.
1 Timotheüs 1:13z
Maar mij is ontferming bewezen, omdat ik het in mijn onwetendheid, uit ongeloof, gedaan heb,
Zie ook
1 Johannes 3:21.

Het is namelijk die kennis die ons zal oordelen.

Johannes 12:48
Wie Mij verwerpt en mijn woorden niet aanneemt, heeft een, die hem oordeelt: het woord, dat Ik heb gesproken, dat zal hem oordelen ten jongsten dage.
Zie ook
Ezechiël 2:5.

Daarom is een mens die zijn eigen zonde niet wil zien, reddeloos.

Spreuken 26:12
Ziet gij een man die wijs is in eigen oog, voor een dwaas is meer hoop dan voor hem.
Jesaja 5:21
Wee hun die in eigen oog wijs zijn en in eigen oordeel verstandig.
Jeremia 2:34-35
Zelfs is in uw slippen het bloed gevonden van onschuldige armen, die gij niet bij een inbraak hebt betrapt, maar boven dit alles zegt gij nog: Neen, ik ben onschuldig; inderdaad, zijn toorn heeft zich van mij gewend. Zie, Ik ga met u in het gericht, omdat gij zegt: Ik heb niet gezondigd.
Lukas 18:11-14
De Farizeeër stond en bad dit bij zichzelf: O God, ik dank U, dat ik niet zo ben als de andere mensen, rovers, onrechtvaardigen, echtbrekers, of ook als deze tollenaar; ik vast tweemaal per week, ik geef tienden van al mijn inkomsten. De tollenaar stond van verre en wilde zelfs zijn ogen niet opheffen naar de hemel, maar hij sloeg zich op de borst en zeide: O God, wees mij, zondaar, genadig! Ik zeg u: Deze keerde, in tegenstelling met de ander, gerechtvaardigd naar huis terug. Want een ieder, die zichzelf verhoogt, zal vernederd worden, doch wie zichzelf vernedert, zal verhoogd worden.
Zie ook
Spreuken 3:7, Romeinen 1:22-31, 1 Korinthiërs 3:18.

God maakt dus een drievoudig onderscheid tussen zondaars:

Zij die de wet niet kennen
Dezen zullen niet of licht gestraft worden.
Zij die de wet wel kennen maar zichzelf rechtvaardig verklaren
Dezen zullen de volle straf ondergaan.
Zij die hun schuld erkennen
Voor hen bestaat de mogelijkheid eeuwig leven te ontvangen.

Vergelijk ook het lijden van geredden.