Het avondmaalsbrood

Zoals nog steeds geldt onder de Arabieren, vormde het samen gegeten hebben van één bete voedsel een vredesverbond dat men voor de ander desnoods zijn leven zal geven. Dat maakt Judas' reactie des te schrijnender, en vergelijkbaar met het handelen van Ismaël in Jeremia 41:1z-2.

Johannes 13:26-27
Jezus dan antwoordde: Die is het, voor wie Ik het stuk brood indoop en wie Ik het geef. Hij doopte dan het stuk brood in en nam het en gaf het aan Judas, de zoon van Simon Iskariot. En na dit stuk brood, toen voer de satan in hem. Jezus dan zeide tot hem: Wat gij doen wilt, doe het met spoed.

Dit verbond speelt ook in het eten van het avondmaalsbrood. Wij vormen samen het ene lichaam van Christus, met alle plichten voor onderlinge zorg die daaruit voortvloeien.

1 Korinthiërs 10:16z-17
Is niet het brood, dat wij breken, een gemeenschap met het lichaam van Christus? Omdat het één brood is, zijn wij, hoe velen ook, één lichaam; wij hebben immers allen deel aan het ene brood. Daarom moeten wij ook op elkaar wachten, samen het ene brood eten, in plaats van ieder zijn deel apart.
1 Korinthiërs 11:27-29
Wie dus op onwaardige wijze het brood eet of de beker des Heren drinkt, zal zich bezondigen aan het lichaam en bloed des Heren. Maar ieder beproeve zichzelf en ete dan van het brood en drinke uit de beker. Want wie eet en drinkt, eet en drinkt tot zijn eigen oordeel, als hij het lichaam niet onderscheidt.
1 Korinthiërs 11:33
Daarom, mijn broeders, als gij samenkomt om te eten, wacht op elkander.

De zelfbeproeving voor het brood behelst dus de vraag: offer ik mij metterdaad op ten behoeve van mijn lijdende geloofsgenoten?

Brood wordt gebroken bij het gezamelijk eten.

Mattheüs 14:19z
Lukas 24:30z
Handelingen 20:11a
Handelingen 27:35

Dit is een perfect beeld van de gemeente als lichaam van Christus, maar niet van Jezus' sterven zelf. Zijn lichaam wordt nadrukkelijk juist niet in stukken gebroken.

Johannes 19:31-36

Het „dit” uit Mattheüs 26:26, Marcus 14:22, Lukas 22:19, 1 Korinthiërs 11:24 verwijst dan waarschijnlijk ook naar het groepje discipelen dat met Jezus aanzat. Vooral de wijze waarop Paulus dit vers ter ondersteuning van zijn argumentatie gebruikt maakt dit aannemelijk — de Bijbel legt de Bijbel uit. Het woord is ook onzijdig, waardoor het onwaarschijnlijk is dat het terug slaat op het mannelijke woord voor „brood” (niet onmogelijk, omdat Jezus het woord „brood” niet gebruikte: het geeft enkel aan dat Hij dat woord niet in gedachten had en de auteurs geen van allen de verbinding legden).

(De woorden voor „drinkbeker” en „bloed” zijn onzijdig, zodat uit de bekerverzen geen vergelijkbare conclusie kan worden getrokken.)

((Enkel in het Hebreeuws betekent hetzelfde woord, LeChem, zowel brood als vlees, en hetzelfde woord zowel bloed als wijn. Jezus sprak dus waarschijnlijk Hebreeuws toen Hij Zijn avondmaalswoorden sprak.))