Ik in de wereld
Het niet aanvaarden van God als bron van mijn eenheid leidt tot allerlei paradoxen zoals beschreven in „The mind's I”.
- Tegenwerping (Schepping van heilafwijzers onzedelijkꜛ):
- Slechts een onzedelijk Godꜛ zou mensen scheppen die vervolgens voor eeuwig in de hel branden — hoe zeer de die straf na hun schepping ook verdiend mogen hebben.
- Antwoord:
- ((Te doen. Is „Als je niet naar mijn pijpen danst mag je niet bestaan” wel ethisch? Die hel is enkel wat die mensen zelf gekozen hebben, geen wraak van een kleinzielig godje.))
- Zie ook dit voor een iets ander probleem.
((Te doen.))
Hoe staat het met mensen die niet willen bestaan — zelfs niet in de hemel? Zij kunnen niet „uitstappen” door zelfmoord, zoals onder het naturalisme. Worden hun rechten geschonden? Wat betekent een recht op niet-bestaan; aan wie zou zo'n recht toegekend zijn?
- Tegenwerping (Mens heeft geen wilsvrijheidꜛ):
- De mens is een speelbal van de omstandigheden.
- Antwoord:
- Er bestaat wilsvrijheid, anders zou er geen kwaad bestaan — want een goede God schept niets kwaads. Als mensen zonder vrije wil kwaad zouden doen zouden ze niet door God, maar door een al kwade macht — en uiteindelijk door een wezen dat vrij besloten heeft kwaad te doen — zo gemaakt zijn. ((Afmaken.))