Men erkent dat God de Allerhoogste is
David erkent dit.
- 1 Kronieken 29:10-13
- Toen prees David de Here ten aanschouwen van de gehele gemeente, en David zeide: Geprezen zijt Gij, Here, God van onze vader Israël, van eeuwigheid tot eeuwigheid. Van U, o Here, is de grootheid en de kracht, de heerlijkheid, de roem en de majesteit, ja, alles wat in de hemel en op de aarde is; van U is de heerschappij, o Here, en Gij zijt als hoofd boven alles verheven. Want rijkdom en eer komen van U, en Gij heerst over alles; in uw hand is sterkte en kracht, en Gij hebt het in uw macht een ieder groot en sterk te maken. Thans loven wij U, o onze God, en prijzen wij uw heerlijke naam.
Nebukadnezar werd gedwongen dit te erkennen.
- Daniël 4:2
- Het heeft mij behaagd de tekenen en wonderen die de allerhoogste God aan mij gedaan heeft te verkondigen;
- Daniël 4:17
- Dit bevel berust op het besluit der wachters en deze zaak op het woord der heiligen, opdat de levenden mogen weten, dat de Allerhoogste macht heeft over het koningschap der mensen en dat geeft aan wie Hij wil, ja, zelfs de nederigste onder de mensen daarin aanstelt.
- Daniël 4:24-25
- Dit is de uitlegging, o koning, en dit is het besluit des Allerhoogsten over mijn heer, de koning: men zal u verstoten uit de gemeenschap der mensen en uw verblijf zal wezen bij het gedierte des velds; men zal u gras te eten geven als de runderen en u door de dauw des hemels laten bevochtigen; en zeven tijden zullen over u voorbijgaan, totdat gij erkent, dat de Allerhoogste macht heeft over het koningschap der mensen en dat geeft aan wie Hij wil.
- Daniël 4:32
- men verstoot u uit de gemeenschap der mensen en uw verblijf is bij het gedierte des velds; gras zal men u te eten geven als aan de runderen; en zeven tijden zullen over u voorbijgaan, totdat gij erkent, dat de Allerhoogste macht heeft over het koningschap der mensen en dat geeft aan wie Hij wil.
- Daniël 4:34
- Maar na verloop van de gestelde tijd sloeg ik, Nebukadnessar, mijn ogen op naar de hemel, en mijn verstand keerde in mij terug. Toen prees ik de Allerhoogste en roemde en verheerlijkte ik de eeuwig Levende, omdat zijn heerschappij een eeuwige heerschappij is en zijn koningschap van geslacht tot geslacht.
- Daniël 5:18
- O koning, God, de Allerhoogste, heeft uw vader Nebukadnessar koninklijke macht, grootheid, eer en majesteit geschonken,
- Daniël 5:21
- ja, uit de gemeenschap der mensen werd hij verstoten en zijn hart werd aan dat van de dieren gelijk, en bij de wilde ezels was zijn verblijfplaats; men gaf hem gras te eten als aan de runderen en door de dauw des hemels werd zijn lichaam bevochtigd, totdat hij erkende, dat God, de Allerhoogste, macht heeft over het koningschap der mensen en daarin aanstelt wie Hij wil.
De demonen erkennen dit
- Marcus 5:7
- en zeide, roepende met luider stem: Wat hebt Gij met mij te maken, Jezus, Zoon van de allerhoogste God? Ik bezweer U bij God, dat Gij mij niet pijnigt.
- Lukas 8:28
- Toen hij nu Jezus zag, stiet hij een kreet uit en hij viel aan zijn voeten en sprak met luider stem: Wat hebt Gij met mij te maken, Jezus, Zoon van de allerhoogste God? Ik smeek U, dat Gij mij niet pijnigt.
- Handelingen 16:17
- Deze liep Paulus en ons achterna, luid roepende: Deze mensen zijn dienstknechten van de allerhoogste God, die u de weg tot behoudenis boodschappen.