Hoe kunnen wij weten?

Neurologie en verwante wetenschappen tonen ons dat de door ons waargenomen wereld slechts een zeer indirect verband houdt met de werkelijke wereld. Niet enkel is alles was het brein bereikt een web van zenuw­pulsen, maar die pulsen worden ook nog eens massaal bewerkt en aangepast voordat ze (op welke wondere wijze ook) tot bewustzijn leiden. Er wordt geschoven met plaats en tijd, elementen worden toegevoegd of onttrokken, en in het algemeen wordt van zwaar ondergespecificeerde gegevens een samenhangend verhaal gemaakt dat al dan niet enige relatie heeft met de buitenbreinige werkelijkheid.

Als dat zo is, hoe kunnen we dan dat verhaal geloven? Zo is ons ruimtebesef sterk afhankelijk van ons brein. Stel dat wij van nature een lesie in Brodmans Gebied 7 zouden hebben gehad, dan zouden wij een geometrie ontwikkeld hebben waarin het kortste pad heen ongelijk is aan het kortste pad terug. Met de hersenen die wij hebben hebben wij ons huidige ruimtebesef ontwikkeld — maar wie zegt ons dat ons besef wel (bij benadering) met de werkelijkheid overeenkomt? Maar als we dat verhaal niet geloven, hoe kunnen we dan weten dat zulke aanpassingen werkelijk plaatsvinden — dat hebben we immers ook uit dat verhaal geleerd?

((Te doen.))

Veel voorbeelden toevoegen bij neurologie: we zien onze blinde vlek niet, noch veel buiten onze gele vlek, het kleuren-phi­verschijnsel, gezichts­bedrog, de eindeloos stijgende toon­ladder, ‥

Het door Donald Davidson in Knowing One's Own Mind voorgestelde gedachten­experiment van de moerasman toont aan dat betekenis onder het naturalisme problematisch is. Er zijn twee op het zicht identieke knikkers, en ik leg één daarvan op Davidsons bureau. Hij ziet die knikker, en een herinnering vormt zich in zijn brein. Als ik de andere knikker had neergelegd had precies dezelfde breintoestand zich gevormd, maar die herinnering zou naar de andere knikker verwezen hebben. Nu wordt hij vernietigd, en geheel toevallig vormt zich een ander wezen met precies zijn breintoestand. Dit andere wezen meent zich de knikker te herinneren — maar over welke knikker heeft hij het dan? Er is geen causale relatie tussen die breintoestand en welke knikker dan ook.

In het bijzonder het weten van acausale, buitenbreinse feiten (zoals wiskundige waarheden) is problematisch onder het naturalisme.

Onder evolutionair naturalisme zou ons brein niet voor waarheid, maar voor overleefbaarheid optimaliseren. Dat betekent dat eenoudig (en energieëfficiënt) berekenbare benaderingen verkozen worden over dure precieze berekeningen. Dit zou verklaren waarom we steeds weer menen een onderliggende eenvoud te zien in de wereld — de theorie van alles zou op een T-shirt moeten passen. Eenvoud zou dan een rode vlag voor waarheid zijn, een aanwijzing dat we de zaak mis hebben, ook al lijkt dat niet zo.