Hardvochtigheid leidt tot heilsverlies

Romeinen 11:22
Let dan op de goedertierenheid Gods en zijn gestrengheid: over de gevallenen gestrengheid, maar over u goedertierenheid Gods, indien gij bij de goedertierenheid blijft; anders zult ook gij weggekapt worden.

Wij moeten anderen van harte vergeven.

Mattheüs 18:21-22
Toen kwam Petrus bij Hem en zeide: Here, hoeveel maal zal mijn broeder tegen mij zondigen en moet ik hem vergeven? Tot zevenmaal toe? Jezus zeide tot hem: Ik zeg u, niet tot zevenmaal toe, maar tot zeventig maal zevenmaal.
(Dit refereert aan Genesis 4:24.)
Lukas 17:3-4
Ziet toe op uzelf! Indien uw broeder zondigt, bestraf hem, en indien hij berouw heeft, vergeef hem. En zelfs indien hij zevenmaal per dag tegen u zondigt en zevenmaal tot u terugkomt en zegt: Ik heb berouw, zult gij het hem vergeven.
Kolossenzen 3:13
Verdraagt elkander en vergeeft elkander, indien de een tegen de ander een grief heeft; gelijk ook de Here u vergeven heeft, doet ook gij evenzo.

Indien wij anderen niet vergeven zal de schuld die ons al kwijtgescholden was alsnog met terugwerkende kracht van ons geeist worden:

Mattheüs 18:32-35
Toen ontbood zijn heer hem en zeide tot hem: Slechte slaaf, al die schuld heb ik u kwijtgescholden, daar gij het mij dringend hadt gevraagd. Hadt ook gij geen medelijden moeten hebben met uw medeslaaf, zoals ook ik medelijden had met u? En zijn meester werd toornig en gaf hem in handen van de folteraars, totdat hij hem al het verschuldigde zou betaald hebben. Alzo zal ook mijn hemelse Vader u doen, indien gij niet, een ieder zijn broeder, van harte vergeeft.

Onze eigen barmhartigheid zal namelijk de maat zijn waarmee wij gemeten worden.

Mattheüs 5:7
Zalig de barmhartigen, want hun zal barmhartigheid geschieden.
Mattheüs 6:12
en vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren;
Mattheüs 6:14-15
Want indien gij de mensen hun overtredingen vergeeft, zal uw hemelse Vader ook u vergeven; maar indien gij de mensen niet vergeeft, zal ook uw Vader uw overtredingen niet vergeven.
Mattheüs 7:1-2
Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt; want met het oordeel, waarmede gij oordeelt, zult gij geoordeeld worden, en met de maat, waarmede gij meet, zal u gemeten worden.
Marcus 4:24-25
En Hij zeide tot hen: Ziet toe, wat gij hoort. Met de maat, waarmede gij meet, zal u gemeten worden, en u zal boven die maat gegeven worden. Want wie heeft, hem zal gegeven worden; en wie niet heeft, ook wat hij heeft zal hem ontnomen worden.
Marcus 11:25-26
En wanneer gij staat te bidden, vergeeft wat gij tegen iemand mocht hebben, opdat ook uw Vader in de hemelen uw overtredingen vergeve. Indien gij echter niet vergeeft, zal ook uw Vader, die in de hemelen is, uw overtredingen niet vergeven.
Lukas 6:37-38
En oordeelt niet en gij zult niet geoordeeld worden. En veroordeelt niet en gij zult niet veroordeeld worden; laat los en gij zult losgelaten worden. Geeft en u zal gegeven worden: een goede, gedrukte, geschudde, overlopende maat zal men in uw schoot geven. Want met de maat, waarmede gij meet, zal u wedergemeten worden.
Lukas 11:4a
en vergeef ons onze zonden, want ook wijzelf vergeven een ieder, die ons iets schuldig is;
Romeinen 2:1-8
Daarom zijt gij, o mens, wie gij ook zijt, niet te verontschuldigen, wanneer gij oordeelt. Want waarin gij een ander oordeelt, veroordeelt gij uzelf; want gij, die oordeelt, bedrijft dezelfde dingen. Wij weten echter, dat het oordeel Gods onpartijdig gaat over hen, die zulke dingen bedrijven. Rekent gij wellicht hierop, o mens, die oordeelt over hen, die zulke dingen bedrijven, en ze zelf doet, dat gij het oordeel Gods ontgaan zult? Of veracht gij de rijkdom van zijn goedertierenheid, verdraagzaamheid en lankmoedigheid, en beseft gij niet, dat de goedertierenheid Gods u tot boetvaardigheid leidt? Maar in uw weerbarstigheid en onboetvaardigheid van hart hoopt gij u toorn op tegen de dag des toorns en der openbaring van het rechtvaardig oordeel Gods, die een ieder vergelden zal naar zijn werken: hun, die, in het goeddoen volhardende, heerlijkheid, eer en onvergankelijkheid zoeken, het eeuwige leven; maar hun, die zichzelf zoeken, der waarheid ongehoorzaam en der ongerechtigheid gehoorzaam zijn, wacht toorn en gramschap.
Jakobus 2:13
Want onbarmhartig zal het oordeel zijn over hem, die geen barmhartigheid bewezen heeft; barmhartigheid [echter] roemt tegen het oordeel.

Geloof zonder werken is namelijk liefdeloos, dood, en loochent in wezen Jezus.

Jakobus 2:14-17
Wat baat het, mijn broeders, of iemand al beweert geloof te hebben, als hij geen werken heeft? Kan dat geloof hem behouden? Stel, dat een broeder of zuster gebrek heeft aan kleding en aan dagelijks voedsel, en iemand uwer zegt tot hen: Gaat heen in vrede, houdt u warm en eet goed, zonder hen echter van het nodige voor het lichaam te voorzien, wat baat dit? Zo is het ook met het geloof: indien het niet met werken gepaard gaat, is het, op zichzelf genomen, dood.
Jakobus 2:26
Want gelijk het lichaam zonder geest dood is, zo is ook het geloof zonder werken dood.
1 Johannes 3:17
Wie nu in de wereld een bestaan heeft en zijn broeder gebrek ziet lijden, maar zijn binnenste voor hem toesluit, hoe blijft de liefde Gods in hem?

Daarom is rijkdom ook zo'n gevaar voor ons heil.