De Heiland

Wie is de Σωτηρ, onze Heiland?

God de Heiland.

1 Timotheüs 1:1
Paulus, een apostel van Christus Jezus naar de opdracht van God, onze Heiland, en van Christus Jezus, onze hoop,
1 Timotheüs 2:3
Dit is goed en aangenaam voor God, onze Heiland,
1 Timotheüs 4:10
Ja, hierom getroosten wij ons moeite en grote inspanning, omdat wij onze hoop gevestigd hebben op de levende God, die een Heiland is voor alle mensen, inzonderheid voor de gelovigen.
Judas 25
de enige God, onze Heiland, zij door Jezus Christus, onze Here, heerlijkheid, majesteit, kracht en macht voor alle eeuwigheid, en nu en in alle eeuwigheden! Amen.

Jezus de Heiland.

Johannes 4:42
en zij zeiden tot de vrouw: Wij geloven niet meer om wat gij zegt, want wij zelf hebben Hem gehoord en weten, dat deze waarlijk de Heiland der wereld is.
Handelingen 5:31
Hem heeft God door zijn rechterhand verhoogd, tot een Leidsman en Heiland om Israël bekering en vergeving van zonden te schenken.
Handelingen 13:23
Uit zijn geslacht heeft God naar de belofte voor Israël de Heiland Jezus doen komen,
2 Timotheüs 1:10
doch die nu geopenbaard is door de verschijning van onze Heiland, Christus Jezus, die de dood van zijn kracht heeft beroofd en onvergankelijk leven aan het licht gebracht heeft door het evangelie.
2 Petrus 1:11
Want zo zal u rijkelijk worden verleend de toegang tot het eeuwige Koninkrijk van onze Here en Heiland, Jezus Christus.
2 Petrus 2:20m
door de erkentenis van de Here en Heiland Jezus Christus,
2 Petrus 3:2
om aan de woorden te denken, die door de heilige profeten tevoren gesproken zijn, en aan het gebod uwer apostelen van de Here en Heiland.
(Waarschijnlijk Jezus, vanwege het voorgaande en volgende citaat.)
2 Petrus 3:18a
maar wast op in de genade en in de kennis van onze Here en Heiland, Jezus Christus.
1 Johannes 4:14
En wij hebben aanschouwd en getuigen, dat de Vader de Zoon gezonden heeft als Heiland der wereld.

Merk op dat de Bijbel nooit zelfs maar een hint geeft dat er twee of meer Heilanden zouden zijn. Toch worden in één adem èn God, èn Jezus Heiland genoemd.

Lukas 1:47
en mijn geest heeft zich verblijd over God, mijn Heiland,
Lukas 2:11
U is heden de Heiland geboren, namelijk Christus, de Here, in de stad van David.
Titus 1:3-4
die mij is toevertrouwd in opdracht van God, onze Heiland: aan Titus, mijn waar kind krachtens (ons) gemeenschappelijk geloof: genade zij u en vrede van God, de Vader, en van Christus Jezus, onze Heiland.
Titus 2:10z
om de leer van God, onze Heiland, in alles tot sieraad te strekken.
Titus 3:6
die Hij rijkelijk over ons heeft uitgestort door Jezus Christus, onze Heiland,

Integendeel, het is duidelijk dat de termen God, Heiland, Christus alle op Jezus slaan (zie Sharps regel).

Titus 2:13
verwachtende de zalige hoop en de verschijning der heerlijkheid van onze grote God en Heiland, Christus Jezus,
Titus 3:4
Maar toen de goedertierenheid en mensenliefde van onze Heiland (en) God verscheen,
2 Petrus 1:1-2
Simeon Petrus, een dienstknecht en apostel van Jezus Christus, aan hen, die een even kostbaar geloof als wij hebben verkregen door de gerechtigheid van onze God en Heiland, Jezus Christus: genade en vrede worde u vermenigvuldigd door de kennis van God en van Jezus onze Here.
(Die verwijzing naar kennis geeft aan dat Petrus juist hier zorgvuldig zal zijn om een correcte indruk omtrent de Goddelijke economie te wekken.)

Tweemaal wordt Σωτηρ anders dan met Heiland vertaald — in beide gevallen wordt Jezus bedoeld, getuige de context.

Efeziërs 5:23z
Hij is het, die zijn lichaam in stand houdt.
(Letterlijk: de Σωτηρ van het lichaam.)
Filippenzen 3:20z
waaruit wij ook de Here Jezus Christus als verlosser {=Σωτηρ} verwachten,