Het universum heeft een bepaalde, complexe natuurkundige structuur, en die structuur leidt tot redelijkꜛ denken volgens een principe van zelforganisatieꜛ. Als je een voldoend aantal logische schakelingen willekeurig aan elkaar koppelt is de kans erg klein dat er geen redeneervermogen ontstaat, en bijna ieder element met toestanden kan als logische schakeling dienstdoen. Onze hersencortex bestaat uit weinig anders dan een groot aantal aan elkaar geschakelde cellen „die niets anders te doen hebben” (dus niet nodig zijn voor spierbeweging, homeostase, of noem maar op), en puur uit statistische overwegingen mogen we daarom vertrouwen stellen in hun redeneervermogen.
Antwoord:
((Nog te doen.
De veronderstelling is speculatief, en zonder vertrouwen in de rede kunnen we niet naar een empirische onderbouwing zoeken. We hebben een zekerheid a priori nodig, en dit is a posteriori. (Natuurlijk mag die onderbouwing zelf wel a posteriori zijn, maar wel gebaseerd op een a priori betrouwbare rede.)
Dit kunnen we niet buiten het denken om weten.
Dit is niet voldoende: we vertrouwen niet ieders denkproducten, anders zou het zeldzaamheidsprobleem acuut worden: slechts een kleine minderheid van de mensen is naturalist, dus als de meerderheid correct denkt moet dat de incorrect denkende minderheid wel zijn.
Ook anderszins blijft het zeldzaamheidsprobleem bestaan.