Kaartlezen

De derde voorbereiding betreft het kaartlezen. Een kaart heeft geen nut als men haar niet kan lezen, en dat geldt voor dit boekje niet minder dan voor andere kaarten — misschien juist nog wel meer, want gewone land­kaarten hebben we al zó vaak gezien, dat we een nieuw type kaart vaak ook zonder voorbereiding wel min of meer kunnen ontcijferen: de kaart geeft het landschap weer, en dus zijn er een noord-, oost-, zuid- en westrichting, en het noorden wil nog wel eens bovenaan op de kaart staan (niet altijd: op kaarten van Den Haag ligt het noorden meestal rechts, en het westen boven).

Maar deze kaart geeft niet de leefwereld weer, maar de denkwereld, en daarin zijn er geen noord of zuid.

Om deze kaart te lezen gaan we eerst naar de vragen, en die lopen we stapsgewijs door — dat kan zoals we inmiddels weten door steeds op de knop (de derde knop van rechts in het rijtje linksboven) te klikken.

Al door die vragen lopend vinden we steeds interessante verwijzingen, en daar kunnen we op klikken. Zo leren we begrippen die nuttig zijn voor ons onderzoek (begrippen in de denkwereld zijn als herkenningspunten in de gewone wereld: bergen, gebouwen, moerassen, ‥). Ook zijn er verwijzingen naar opties, dingen die we al dan niet kunnen geloven. Deze komen overeen met de wegen in de gewone wereld, en een bladzijde met opties is als een kruispunt: we kunnen één optie volgen, maar niet meer tegelijk. Wel kunnen we natuurlijk terugkeren naar het kruispunt en alsnog een andere weg kiezen. Als we op zo'n kruispunt een bepaalde weg kiezen (aanklikken) komen we in een landschap op de kaart terecht. Daar kunnen we verder onderzoeken of dat landschap veelbelovend is — of de schat daar begraven zou kunnen liggen.

Anders dan bij een gewone kaart moeten we steeds als we een uitstapje hebben gemaakt terugkeren naar de vragen om meer mogelijkheden te vinden. Dat terugkeren kan door één of meer keren op de knop (de vierde knop van links, net links van het midden) te klikken.