De tijdꜛ
Enige algemene zaken zijn hier al behandeld.
Voor een goed begrip van Gods verhouding tot de tijd is het van belang Zijn bestaansniveaus te onderscheiden:
- Ontiek
- Ontisch is God voor zover wij weten tijdloos. Tijdelijkheid valt moeilijk te verenigen met absolute prioriteit. Onze tijd is voor Hem geen A-serie, maar mogelijk iets als de B-serie. Bijbels wordt dit vaak uitgedrukt alsof God „vóór de tijd” (of, beter, vóór de wereld, het heelal, het ruimte-tijd-energie-materiecomplex) zou bestaan: Genesis 1:1, Spreuken 8:22, Johannes 1:1, Efeziërs 1:4, 2 Timotheüs 1:9, Titus 1:2-3, 1 Petrus 1:20, Openbaring 13:8).
- Economiek
- Economisch bestaat God binnen onze tijd als drie Personae.
- (Het is van belang het verschil tussen het godsleerstellige begrip Persona en het alledaagse begrip persoon in het oog te blijven houden.)
- Tegenwerping (Tijdelijk gewordenꜛ):
- Misschien was God tijdloos, maar is Hij na de schepping binnen de tijd getreden.
- Antwoord:
- In niet-precieze zin is dit niet onwaar, maar precies genomen is het onjuist.
- Ontisch gezien is God tijdloos, en daar kan geen verandering in komen, want dat vergt tijd, een „vóór de verandering” en een „ná de verandering”. En economisch gezien is Hij altijd in de tijd geweest — er was geen tijd dat God niet in Zijn schepping aanwezig was.
- Tegenwerping (Gods bezwaarlijke tijdloosheidꜛ):
- Er zijn veel wijsgerige bezwaren tegen de notie dat God buiten onze tijd zou bestaan.
- Antwoord:
- Er zijn veel bezwaren die ten onrechte zo geformuleerd zijn. In werkelijkheid betreft het bezwaren tegen de idee dat God niet binnen de tijd zou bestaan. Zo zeggen alle bezwaren vanuit Gods persoonlijkheid, de schepping, of de heilsgeschiedenis niets over Zijn al dan niet bestaan buiten de tijd, maar louter iets over Zijn al dan niet bestaan binnen de tijd.
- Tegenwerping (Interactie onmogelijkꜛ):
- Als God niet binnen de tijd bestaat kan Hij niet met ons interageren, maar als Hij wel binnen de tijd bestaat is Hij niet de almachtige, want dan is de tijd niet door Hem geschapen.
- Antwoord:
- Beide punten zijn onjuist. Wij kunnen interageren met iemand in een roman die wij schrijven, ook al schrijven wij die niet tijdslineair. Wij interageren met onze dagdromen — juist ook door „terug te gaan in de tijd” en boventijdelijk zaken te veranderen om de dagdroom meer aan onze behoeften te doen beantwoorden. Anderzijds kan de schepper van een wereld ingrediëren in die wereld, zoals wij regelmatig doen in onze dromen.
Mogelijk zien wij een „inbreken” van Gods eeuwigheidꜛ in onze tijd in lichtꜛ. God is licht, en relativistisch gezien bestaat licht in een eeuwig „nu”ꜛ. Voor een fotonꜛ in vacuo is alles gelijktijdig. Dit beeld toont ook duidelijk het verschil tussen eeuwigheid en temporele eindeloosheidꜛ.