Typen

Een type is een persoon of zaak die een voor­afbeelding is van een latere en waardevollere persoon of zaak. Er is een belangrijk verschil tussen typen en profetieën: een profetie spreekt direct over de toekomende zaak. Het principe van de typologie is dit: God laat zich kennen in Zijn handelen, en die kennis vormt een belofte. God verloste Israël uit de beperkte slavernij van Egypte — welnu, dan zal Hij ook ons allen verlossen uit de totale slavernij der zonde. God gaf David als feilbare koning — welnu, dan zal Hij ook een onfeilbare Koning geven. Zo is David een type van Christus, waardoor veel van zijn psalmen ook op Jezus betrokken kunnen worden — zij het met aanpassingen.

Psalmen 69:5
O God, Gij kent mijn verdwaasdheid, mijn schuldige daden zijn voor U niet verborgen.
(Dit vers is niet van toepassing op Jezus.)
Psalmen 69:10
want de ijver voor uw huis heeft mij verteerd, en de smaadwoorden van wie U smaden, kwamen op mij neder.
(Dit vers is wel van toepassing op Jezus, en wordt dan ook geciteerd.)
Johannes 2:17
En zijn discipelen herinnerden zich, dat er geschreven is: De ijver voor uw huis zal Mij verteren.
Romeinen 15:3
want ook Christus heeft Zichzelf niet behaagd, maar, gelijk geschreven staat: De smaadwoorden van hen, die U smaden, kwamen op Mij neder.

Wij mogen slechts concluderen tot typologie als de Bijbel dit zelf aangeeft, zoals in de volgende voorbeelden.

De mens als beeld van God.

Genesis 1:26-27
En God zeide: Laat Ons mensen maken naar ons beeld, als onze gelijkenis, opdat zij heersen over de vissen der zee en over het gevogelte des hemels en over het vee en over de gehele aarde en over al het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt. En God schiep de mens naar zijn beeld; naar Gods beeld schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen.
Genesis 9:6
Wie des mensen bloed vergiet, diens bloed zal door de mens vergoten worden, want naar het beeld Gods heeft Hij de mens gemaakt.
1 Korinthiërs 11:7
Want een man moet het hoofd niet dekken: hij is het beeld en de heerlijkheid Gods, maar de vrouw is de heerlijkheid van de man.

Specifieker: Adam als beeld van Christus.

Romeinen 5:14
Toch heeft de dood als koning geheerst van Adam tot Mozes, ook over hen, die niet gezondigd hadden op een gelijke wijze als Adam overtrad, die een beeld is van de komende.
1 Korinthiërs 15:22
Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden.
1 Korinthiërs 15:44-49
Er wordt een natuurlijk lichaam gezaaid, en een geestelijk lichaam opgewekt. Is er een natuurlijk lichaam, dan bestaat er ook een geestelijk lichaam. Aldus staat er ook geschreven: de eerste mens, Adam, werd een levende ziel; de laatste Adam een levendmakende geest. Doch het geestelijke komt niet eerst, maar het natuurlijke, en daarna het geestelijke. De eerste mens is uit de aarde, stoffelijk, de tweede mens is uit de hemel. Gelijk de stoffelijke is, zijn ook de stoffelijken, en zoals de hemelse is, zijn ook de hemelsen. En gelijk wij het beeld van de stoffelijke gedragen hebben, zo zullen wij het beeld van de hemelse dragen.

Melchizedek (uitwerken — zie: aanhalingen betreffende de Messias).

Genesis 14:17-20
Hebreeën 5:5-10
Hebreeën 7:1-17
eerst 6:20

De koperen slang. (De naam van de slang, Nehustan, betekent eenvoudigweg „koperen” — vergelijk ook de naam van de moeder van Jojachin, Nehusta, 2 Koningen 24:8, die mogelijk een koperkleurige huid had).

Numeri 21:6-9
Toen zond de Here vurige slangen onder het volk; die beten het volk, zodat er velen van Israël stierven. Daarop kwam het volk tot Mozes en zeide: Wij hebben gezondigd, want wij hebben tegen de Here en tegen u gesproken; bid tot de Here, dat Hij de slangen van ons wegdoe. Toen bad Mozes ten gunste van het volk. De Here dan zeide tot Mozes: Maak een vurige slang en plaats die op een staak; ieder, die daarnaar ziet, wanneer hij gebeten is, zal in leven blijven. Toen maakte Mozes een koperen slang en plaatste die op een staak; en wie, wanneer een slang hem gebeten had, op de koperen slang de blik richtte, bleef in leven.
Johannes 3:14-15
En gelijk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, zo moet ook de Zoon des mensen verhoogd worden, opdat een ieder, die gelooft, in Hem eeuwig leven hebbe.
Zie ook
2 Koningen 18:4.

Ark en zond­vloed.

1 Petrus 3:20z-21a
terwijl de ark in gereedheid werd gebracht, waarin weinigen, dat is acht zielen, door het water heen gered werden.
Als tegenbeeld daarvan redt u thans de doop,