Iets irreducibel tot niets

De fundamentele irreducibiliteit is iets tot niets. Vanuit niets is geen overgang te maken, dus kan niets afgeleid worden. Ex nihilo nihil.

Zo kan, bij voorbeeld, nooit iets uit niets worden, want worden veronderstelt tijd. Ook het zich niet uit niets actualiseren, want dat veronderstelt een potentieel. Wel kan er iets zijn dat alles is, het geheel, waar„buiten” niets is.

De evolutie­biologie stelt soms dat Charles Darwin de oplossing vond van het probleem hoe complexe wezens kunnen onstaan gegeven eenvoudige wezens, en dat binnenkort de oplossing gevonden zal worden van het probleem hoe eenvoudige wezens konden ontstaan uit anorganisch materiaal. Laat dat zo zijn. Maar hun volgende claim, dat daarmee het probleem is opgelost hoe alle leven „uit het niet” kon onstaan, is onjuist. Dat „niets” omvat enerzijds de natuurkundige wetten en processen die maken dat moleculen kunnen ontstaan en op elkaar kunnen reageren, en anderzijds de wiskundig-informatiekundige structuur die recombinatie en natuurlijke selectie mogelijk maakt. Dit laatste omvat waarschijnlijkheidsrekening, complexiteitstheorie, coderingstheorie en vele andere theorieën. Als de werkelijkheid zich aan één van die theorieën niet zou houden zou evolutie niet werken. Weer blijkt een zogenaamd „niets” bij nadere beschouwing oneindig complex.

De gemaakte fout is vaak dezelfde: alle abstracte complexiteit (zoals gedragswetten) wordt over het hoofd gezien. Van jongs-af leren wij een lege ruimte (of zelfs een ruimte met lucht) „niets” noemen: „Er is niets in de kast”. Voor veel mensen is er niets als er niets zichtbaars is. In de wetenschap, en al helemaal in de wijsbegeerte, dienen wij het woord zorgvuldiger te gebruiken, zoals hier uitgelegd.

Dit strijdt niet met de creatio ex nihilo, de leer der schepping uit niets. Ex nihil nihilo volgt uit het principe van toereikende grond.

((Te doen:

Vaak wordt gezegd dat nihil ex nihilo ook een ervaringsfeit is: wij zien geen dingen zo maar ontstaan uit het niets. Het is echter a priori niet aannemelijk dat zulke eventueel uit het niets ontstaande zaken in verbinding zouden staan met ons heelal — dat zulk ontstaan binnen onze tijdruimte zou plaatsvinden. Als bovenstaande argumenten niet zouden gelden zou een (tijdloos) herhaald ontstaan uit het niets kunnen leiden tot een multiversum.

Ook niets uit iets lijkt onmogelijk.))

Tegenwerping (Ex nihilo aliquid):
Ik kan mij voorstellen dat iets uit niets ontstaat — en iets metafysisch onmogelijks is onvoorstelbaar, dus het voorstelbare is metafysisch mogelijk.
Antwoord:
Ten eerste: het is eenvoudig zich geen oorzaak van iets voor te stellen: dat is gewoon een geval van een onvolledig voorgestelde wereld. Het is veel moeilijker zich feitelijk het niet bestaan van een oorzaak voor te stellen; dat komt neer op het zich actief voorstellen dat geen, al dan niet voorgestelde, oorzaak bestaat.
Maar ten tweede: een droomwereld heeft als oorzaak de dromende geest (zie de contraire toets). Wie zich een wereld voorstelt is de uiteindelijke oorzaak van alles wat in die wereld het geval is. De dromer die zich een „uit het niets” ontstaand iets meent voor te stellen vergist zich: hij is zelf de oorzaak van dat iets, en stelt zich in werkelijkheid een creatio ex nihilo voor.
Tegenwerping (Iets uit niets via een limietproces):
Iets kan uit niets ontstaan middels een limietproces.
Antwoord:
Die claim wordt hier nader bekeken.