Geesten van overledenenꜛ
De geesten van dodenꜛ bestaan, en hebben bewustzijnꜛ.
Vòòr het kruisoffer.
- Spreuken 14:32
- In zijn rampspoed wordt de goddeloze geveld, maar de rechtvaardige vindt zelfs in zijn dood een schuilplaats.
- Jesaja 14:9-11
- Het dodenrijk beneden is over u in beroering om u bij uw komst te ontmoeten het wekt de schimmen voor u op, al de bokken der aarde; het doet alle koningen der volken van hun tronen opstaan. Zij allen vangen aan tot u te zeggen: Ook gij zijt krachteloos geworden als wij, gij zijt aan ons gelijk geworden; uw trots is in het dodenrijk neergeworpen, de klank uwer harpen; het gewormte ligt onder u gespreid en maden zijn uw bedekking.
- Ezechiël 32:21
- Vanuit het dodenrijk zullen de machtige helden hem en zijn helpers toeroepen: Zij zijn neergedaald, daar liggen zij, de onbesnedenen, geveld door het zwaard.
- Ezechiël 32:30-31a
- Daar zijn de vorsten van het Noorden, zij allen, en alle Sidoniers; bij de verslagenen zijn zij neergedaald, beschaamd, ondanks de schrik voor hun macht. Zij liggen, de onbesnedenen, bij hen die zijn geveld door het zwaard en dragen hun smaad bij hen die in de groeve zijn neergedaald. Dezen zal Farao zien: getroost zal hij zijn over heel zijn menigte.
- Lukas 16:22-23
- Het geschiedde, dat de arme stierf en door de engelen gedragen werd in Abrahams schoot. Ook de rijke stierf en hij werd begraven. En toen hij in het dodenrijk zijn ogen opsloeg onder de pijnigingen, zag hij Abraham van verre en Lazarus in zijn schoot.
Na het kruisoffer.
- Hebreeën 12:22-24
- Maar gij zijt genaderd tot de berg Sion, tot de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem, en tot tienduizendtallen van engelen, en tot een feestelijke en plechtige vergadering van eerstgeborenen, die ingeschreven zijn in de hemelen, en tot God, de Rechter over allen, en tot de geesten der rechtvaardigen, die de voleinding bereikt hebben, en tot Jezus, de middelaar van een nieuw verbond, en tot het bloed der besprenging, dat krachtiger spreekt dan Abel.
- 1 Petrus 3:18-20
- Want ook Christus is eenmaal om de zonden gestorven als rechtvaardige voor onrechtvaardigen, opdat Hij u tot God zou brengen: Hij, die gedood is naar het vlees, maar levend gemaakt naar de geest, in welke Hij ook heengegaan is en gepredikt heeft aan de geesten in de gevangenis, die eertijds ongehoorzaam geweest waren, toen de lankmoedigheid Gods bleef afwachten, in de dagen van Noach, terwijl de ark in gereedheid werd gebracht, waarin weinigen, dat is acht zielen, door het water heen gered werden.
Bij de verwijzingen naar waarzeggende geesten van doden wordt nooit gezegd of dit om werkelijke geesten of bedrog gaat. Het is gewoon verboden, punt uit.
- Leviticus 20:6
- En iemand, die zich tot de geesten van doden of tot waarzeggende geesten wendt, om die overspelig na te lopen; tegen zo iemand zal Ik mijn aangezicht keren en hem uit het midden van zijn volk uitroeien.
- Deuteronomium 18:10-11
- Onder u zal er niemand worden aangetroffen, die zijn zoon of zijn dochter door het vuur doet gaan, die waarzeggerij pleegt, geen wichelaar, uitlegger van voortekenen, of tovenaar, geen bezweerder, niemand, die de geest van een dode of een waarzeggende geest ondervraagt of die de doden raadpleegt.
- 1 Kronieken 10:13-14
- Zo stierf Saul, omdat hij de Here ontrouw geweest was, omdat hij het woord des Heren niet in acht had genomen, ja, zelfs de geest van een dode ondervraagd en geraadpleegd had, en niet de Here had geraadpleegd. Daarom doodde Hij hem en deed het koningschap overgaan op David, de zoon van Isai.
- 2 Kronieken 33:6
- Ja, hij deed zijn zonen door het vuur gaan in het dal Ben-Hinnom en liet zich in met toekomstvoorspellingen, waarzeggerij en toverij, en stelde bezweerders van doden en van geesten aan. Hij deed veel, dat kwaad is in de ogen des Heren en krenkte Hem daardoor.
- Jesaja 8:19
- En wanneer men tot u zegt: Vraagt de geesten van doden en de waarzeggende geesten, die daar piepen en mompelen. Zal een volk niet zijn God vragen? Zal men voor de levenden de doden [vragen]?
- Jesaja 19:3z
- Dan zal men de afgoden vragen, de bezweerders, de geesten van doden en de waarzeggende geesten.
- Jesaja 29:4
- Dan zult gij diep uit de grond spreken en uw woord zal uit het stof gedempt opklinken; als van de geest van een dode zal uw stem uit de grond komen en uw woord zal uit het stof piepen.
De meest uitgebreide beschrijving is in het verhaal van de tovenares te Endorꜛ.
- 1 Samuël 28:7-19
- Toen zeide Saul tot zijn dienaren: Zoekt mij een vrouw die geesten van doden kan bezweren; dan wil ik naar haar toe gaan en haar raadplegen. Zijn dienaren antwoordden hem: Zie, er is een vrouw die geesten van doden kan bezweren, in Endor. Toen vermomde Saul zich, hij trok andere klederen aan en ging met twee mannen op weg. Toen zij in de nacht bij die vrouw gekomen waren, zeide hij: Wil mij waarzeggen met behulp van de geest van een dode, en laat mij opkomen die ik u noemen zal. Maar de vrouw antwoordde hem: Zie, gij weet, wat Saul gedaan heeft, dat hij de dodenbezweerders en waarzeggers in het land heeft uitgeroeid. Waarom spant gij mij dan een valstrik, om mij te doden? Toen zwoer Saul haar bij de Here: Zo waar de Here leeft, om deze zaak zal geen schuld over u komen. Daarop vroeg de vrouw: Wie moet ik u laten opkomen? En hij antwoordde: Laat mij Samuël opkomen. Toen de vrouw Samuël zag, slaakte zij een luide kreet. En de vrouw zeide tot Saul: Waarom hebt gij mij bedrogen? Gij zijt Saul zelf! Maar de koning sprak tot haar: Vrees niet; maar wat ziet gij? De vrouw antwoordde Saul: Ik zie een bovennatuurlijk wezen uit de aarde opkomen. Daarop vroeg hij haar: Hoe is zijn gestalte? Zij antwoordde: Een oud man komt op, gehuld in een mantel. Toen begreep Saul, dat het Samuël was, en hij knielde met het aangezicht ter aarde en boog zich neer.
- Daarna sprak Samuël tot Saul: Waarom hebt gij mij verontrust en mij laten opkomen? Saul zeide: Ik verkeer in grote nood: de Filistijnen strijden tegen mij, en God is van mij geweken. Hij antwoordt mij niet meer, noch door de dienst van profeten noch door dromen. Daarom heb ik u geroepen, opdat gij mij bekend zoudt maken, wat ik doen moet. Toen sprak Samuël: Waarom raadpleegt gij mij; de Here is immers van u geweken en uw vijand geworden. De Here heeft gedaan, zoals Hij door mijn dienst gesproken had: de Here heeft het koningschap uit uw hand gescheurd en aan uw naaste, aan David, gegeven. Omdat gij naar de Here niet geluisterd hebt en zijn brandende toorn over Amalek niet hebt doen komen, daarom heeft de Here u op deze dag dit aangedaan. De Here zal ook Israël met u in de macht der Filistijnen geven, en morgen zult gij met uw zonen bij mij zijn. Ook het leger van Israël zal de Here in de macht der Filistijnen geven.