Gedachtenꜛ
Dan zijn er de gedachten die de rede vormen. Daarin zijn te onderscheiden:
- Het begripꜛ
- De gewaarwordingen leiden tot begrippen als „boom”, „liefde”, „eenhoorn” of „godsbewijs”. Er is nog geen zekerheid of er met die begrippen ook iets in de één of andere werkelijkheid overeenkomt, maar die begrippen zijn er. Sommige begrippen verwijzen naar zaken waarvan het bestaan bekend is, zoals „gedachte”. Een bijzonder begrip is „ik”.
- Het oordeelꜛ
- Tussen ervaring en wil staat onder meer het oordeel, de overtuigingꜛ. Dit feit is waar, die actie is goed, gene boom is mooi, gindse leeuw is eng.
- Natuurlijk hoeft die leeuw of die boom helemaal niet te bestaan, maar gegeven de wereld die onze gewaarwordingen ons voorspiegelen zijn er dergelijke oordelen. De begrippen „leeuw” en „boom” moeten wel bestaan willen die oordelen betekenis hebben.
Begrippen kunnen leiden tot nieuwe gewaarwordingen, namelijk van abstracta. Een oordeel legt een structuur op aan een verzameling gewaarwordingen, zoals tussen „Dat” (een concretumꜛ) en „mooi” (een abstractumꜛ) in het oordeel „Dat is mooi”. Een oordeel zelf is ook weer een abstracte gewaarwording: het oordeel „Gindse leeuw is eng” bevat ondermeer als gewaarwording het oordeel „Dat daar is een leeuw”.