De tijd

Wij ervaren een in-de-tijd-zijn.

En die verklaring is noodzakelijkerwijs anders dan die van de tijd in alle andere werelden, want hij aanvaardt geen hogere geest voor onze wereld. Ook moet de samenhang van tijdsmomenten (en ruimtemomenten) verklaard worden.

Daarnaast moet nog verklaard worden hoe wij weten dat die tijd er is, want tijdskennis is a priori. Wij kunnen een tijdsovertuiging hebben, maar waarom zouden we die vertrouwen? Daniel Clement Dennett III beschrijft in Consciousness explained hoe ons brein van vele parallelle en overlappende belevingen een lineaire beleving maakt. Als dat zo is, dan is de lineariteit van de tijd waarschijnlijk een artefact van ons beleven — maar onderzoekers baseren hun werk op een waarachtige lineariteit van de tijd. Dat onderzoek (waaronder hersenonderzoek) is derhalve suspect.

Daarnaast moet de richting van de tijd verklaard worden.

Tegenwerping (Entropie verklaart tijdsrichting):
De tijdsrichting volgt uit entropie: de entropie van het heelal is erg laag, en wil toenemen — dat is de tweede hoofdwet der thermodynamica. Een ruit gaat wel in diggelen, maar die diggelen gaan niet meer in ruit. Daarmee is de tijd asymmetrisch geworden.
Antwoord:
Die asymmetrie ten gevolge van de lage entropie is er inderdaad, en is een vraagstuk op zich. Het vraagstuk van de richting van de tijd houdt echter meer in dan dat: wij beleven de tijd als een bewegen van verleden naar toekomst, en niet andersom.
Even terzijde: dat gaat gepaard met herinneringsvorming, dat is entropieverlaging. Er zijn immers onwaarschijnlijke structuren, onze herinneringen, die in het verleden (met lagere algehele entropie) niet bestonden en in de toekomst (met hogere algehele entropie) wel.

Een immanentist kan geen terecht vertrouwen in het bestaan van de tijd hebben als hij geen kengrond voor dat bestaan heeft — het transcendent argument.