God is de Allerhoogste

Genesis 14:18-24
En Melchisedek, de koning van Salem, bracht brood en wijn; hij nu was een priester van God, de Allerhoogste. En hij zegende hem en zeide: Gezegend zij Abram door God, de Allerhoogste, de Schepper van hemel en aarde, en geprezen zij God, de Allerhoogste, die uw vijanden in uw macht heeft overgeleverd. En hij gaf hem van alles de tienden.
De koning van Sodom nu zeide tot Abram: Geef mij de mensen, en behoud de have voor u. Doch Abram zeide tot de koning van Sodom: Ik zweer bij de Here, bij God, de Allerhoogste, de Schepper van hemel en aarde: Zelfs geen draad of schoenriem, ja niets van het uwe zal ik nemen, opdat gij niet kunt zeggen: Ik heb Abram rijk gemaakt! Geenszins, alleen wat de knechten hebben verteerd en het aandeel der mannen die met mij gegaan zijn, Aner, Eskol en Mamre, laten die hun aandeel ontvangen.
Numeri 24:16
de spreuk van hem, die de woorden Gods hoort, en die de wetenschap des Allerhoogsten kent, die het gezicht des Almachtigen schouwt, nederliggende met ontsloten ogen.
Deuteronomium 32:8
Toen de Allerhoogste aan de volken hun erfenis toedeelde, toen Hij de mensenkinderen van elkander scheidde, heeft Hij de grenzen der volken vastgesteld naar het aantal der zonen van Israël.
2 Samuël 22:14
De Here deed de donder uit de hemel weerklinken, de Allerhoogste verhief zijn stem.
Psalmen 7:17
Ik zal de Here loven naar zijn gerechtigheid, en de naam des Heren, des Allerhoogsten, psalmzingen.
Psalmen 9:2
in U wil ik mij verheugen en juichen, uw naam psalmzingen, o Allerhoogste,
Psalmen 18:13
De Here deed de donder in de hemel weerklinken, de Allerhoogste verhief zijn stem; hagel en vurige kolen.
Psalmen 21:7
Want de koning vertrouwt op de Here en door de goedertierenheid des Allerhoogsten wankelt hij niet.
Psalmen 46:4
Een rivier; haar stromen verheugen de stad Gods, de heiligste onder de woningen des Allerhoogsten.
Psalmen 47:2
Want de Here, de Allerhoogste, is geducht, een groot Koning over de ganse aarde.
Psalmen 50:14
Offer Gode lof en betaal de Allerhoogste uw geloften;
Psalmen 57:2
Ik roep tot God, de Allerhoogste, tot God, die het voor mij voleindigt.
Psalmen 73:11
zij zeggen: Hoe zou God het weten; zou er ook wetenschap zijn bij de Allerhoogste?
Psalmen 77:10
Daarom zeg ik: Dit krenkt mij, dat de rechterhand des Allerhoogsten verandert.
Psalmen 78:17
Maar zij bleven verder tegen Hem zondigen, zij waren in de wildernis weerspannig tegen de Allerhoogste;
Psalmen 78:35
en gedachten, dat God hun rots was, en God, de Allerhoogste, hun verlosser.
Psalmen 78:56
Maar zij verzochten God en waren weerspannig tegen Hem, de Allerhoogste, en onderhielden zijn getuigenissen niet;
Psalmen 82:6
Wel heb Ik gezegd: Gij zijt goden, ja, allen zonen des Allerhoogsten;
Psalmen 83:18
opdat zij weten, dat alleen uw naam is: Here, de allerhoogste over de ganse aarde.
Psalmen 87:5
Ja, van Sion wordt gezegd: Ieder van hen is in haar geboren, Hij, de Allerhoogste, bevestigt haar.
Psalmen 91:1
Wie in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, vernacht in de schaduw des Almachtigen.
Psalmen 91:9
Want Gij, o Here, zijt mijn toevlucht. De Allerhoogste hebt gij tot uw schutse gesteld;
Psalmen 92:2
Het is goed de Here te loven, uw naam psalmen te zingen, o Allerhoogste,
Psalmen 97:9
Want Gij, Here, zijt de Allerhoogste over de ganse aarde, Gij zijt zeer hoog verheven boven alle goden.
Psalmen 107:11
Omdat zij de woorden Gods hadden weerstreefd en de raad des Allerhoogsten versmaad,
Jesaja 14:14
ik wil opstijgen boven de hoogten der wolken, mij aan de Allerhoogste gelijkstellen.
Klaagliederen 3:35
dat men het recht van een man buigt voor het aangezicht van de Allerhoogste,
Klaagliederen 3:38
Komt niet uit de mond des Allerhoogsten het kwade en het goede?
Daniël 3:26
Toen trad Nebukadnessar op de deur van de brandende vuuroven toe; hij nam het woord en zeide: Sadrak, Mesak en Abednego, gij dienaars van de allerhoogste God, treedt naar buiten en komt hier! Toen kwamen Sadrak, Mesak en Abednego uit het vuur.
Daniël 7:18
daarna zullen de heiligen des Allerhoogsten het koningschap ontvangen, en zij zullen het koningschap bezitten tot in eeuwigheid, ja, tot in eeuwigheid der eeuwigheden.
Daniël 7:22
totdat de Oude van dagen kwam en recht verschaft werd aan de heiligen des Allerhoogsten en de tijd naderde, dat de heiligen het koningschap in bezit kregen.
Daniël 7:25
Hij zal woorden spreken tegen de Allerhoogste, en de heiligen des Allerhoogsten te gronde richten; hij zal er op uit zijn tijden en wet te veranderen, en zij zullen in zijn macht gegeven worden voor een tijd en tijden en een halve tijd;
Daniël 7:27
En het koningschap, de macht en de grootheid der koninkrijken onder de ganse hemel zal gegeven worden aan het volk van de heiligen des Allerhoogsten: zijn koningschap is een eeuwig koningschap, en alle machten zullen het dienen en gehoorzamen.
Lukas 1:32
Deze zal groot zijn en Zoon des Allerhoogsten genoemd worden, en de Here God zal Hem de troon van zijn vader David geven,
Lukas 1:35
En de engel antwoordde en zeide tot haar: De Heilige Geest zal over u komen en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen; daarom zal ook het heilige, dat verwekt wordt, Zoon Gods genoemd worden.
Lukas 1:76
En gij, kind, zult een profeet des Allerhoogsten heten; want gij zult uitgaan voor het aangezicht des Heren, om zijn wegen te bereiden,
Lukas 6:35
Neen, hebt uw vijanden lief, en doet hun goed en leent zonder op vergelding te hopen, en uw loon zal groot zijn en gij zult kinderen van de Allerhoogste zijn, want Hij is goed jegens de ondankbaren en bozen.
Handelingen 7:48
De Allerhoogste echter woont niet in wat men met handen maakt, zoals de profeet zegt:
Hebreeën 7:1
Want deze Melchisedek, koning van Salem, priester van de allerhoogste God, die Abraham bij zijn terugkeer na het verslaan van de koningen tegemoet kwam en hem zegende,