Skepsis omtrent het bestaan van God
De term agnosticismeꜛ wordt vooral gebruikt voor skepsis met betrekking tot de Godsvraag, of algemener met betrekking tot de vraag naar de ultieme werkelijkheid. ((Aantonen dat agnosticisme leidt tot skepsis met betrekking tot weten, en daarmee tot rationeel nihilisme.))
Binnen de skepsis kan hooguit met pragmatische argumenten gewerkt worden.
- Tegenwerping (Godsbegrip ongedefinieerdꜛ):
- Om iets te kunnen zoeken moet er eerst een criterium zijn om het te herkennen. Als ik niet weet wat een Taraxacum is kan ik er ook niet naar zoeken, en kan ik ook niet ontdekken of er Taraxaca bestaan.
- Antwoord:
- Dat is juist, maar er zijn twee vormen van onderzoek. Men kan gericht zoeken naar iets gedefinieerds, of men kan inventariseren wat er zoal is. Inventariseren gaat voor op gericht zoeken: eerst leren we wat voor meubilair er zoal bestaat, en geven we dat namen, en pas daarna kunnen we op zoek gaan naar een achtzitsbank en ontdekken of zo'n ding al dan niet bestaat.
Deze apologetiek valt ergens tussen beide fasen: veel is ontdekt, en heeft niet onze interesse, maar over veel andere zaken bestaat nog geen eenstemmigheid — op dat gebied is nog inventarisatie nodig. Het is daarom gemakkelijker te zeggen wat we niet zoeken dan wat we wel zoeken, ook al omdat we bereid willen blijven ons te laten verrassen door wat we vinden. Zoeken met oogkleppen op is niet ons doel.
Een korte tijd lang was een boek met de titel „Waren de goden kosmonauten?”ꜛ populair. Hierin werd de stelling verdedigd dat goedaardige en intelligente buitenaardse wezens ooit op aarde waren geland en beschaving verspreid hadden, en sindsdien vergoddelijkt in de herinnering voortleefden. Stel dat we buiten enige twijfel zouden kunnen bewijzen dat dit inderdaad zo gebeurd was, hadden we dan de vraag naar het bestaan van God of goden positief beantwoord? Voor het doel van deze apologetiek, neen. Inderdaad, die specifieke „goden” zouden dan bestaan hebben, net zoals de aanbidders van Alexander de Groteꜛ of Napoleonꜛ een ooit werkelijk bestaan hebbend wezen aanbaden. De meeste Romeinse keizers kenden een apotheoseꜛ, een officiële vergoddelijkingꜛ, en het zou me niet verbazen als er mensen zijn geweest die kort na dier dood gebeden hebben tot Pim Fortuynꜛ of André Hazesꜛ, die informeel een dergelijke apotheose ondergingen (sterker nog, het zou me verbazen als dat niet gebeurd was). Maakt dat die mensen tot goden in de zin van deze apologetiek? Neen.
De God die wij zoeken is een Opperwezen, hoewel wij in onze zoektocht natuurlijk open zullen blijven staan voor wat we ook maar mogen ontdekken omtrent de bovenzinnelijke wereld.
Een eerste eis die we stellen is het vermogen tot handelen. Een god die enkel toekijkt is niet de God die wij zoeken. Sterker: wij zoeken een Schepper, de oorsprong van het heelal.
- Tegenwerping (Zwijgen over God nodigꜛ):
- Zoals Ludwig Josef Johann Wittgensteinꜛ inzag kan als het antwoord niet te geven is ook de vraag niet betekenisvolꜛ gesteld worden. Tractatus logico-philosophicusꜛ 6.51
- Antwoord:
- ((Nog te doen.))