David grijpt hier terug op een weg die eerder door Farao Amanemhet Iꜛ was bewandeld. Toen die een paleissamenzwering tegen zijn leven ontdekte stelde hij zijn zoon Sesostris Iꜛ aan als mederegent om een soepele troonsopvolging te bewerkstelligen. Zijn voorbeeld werd gevolgd door alle latere farao's van het Middenrijk, en was ongetwijfeld aan David bekend.
Abiamꜛ: deze naam betekent ‚vader van Jam’ꜛ, een Kanaänitische zeegod. In 2 Kronieken 12:16-14:1 heet hij Abiaꜛ of Abiahoeꜛ, ‚vader van JHWH’. Het ‚vader’ betekent hier ‚volgeling’. Dit naamsverschil komt overeen met de manier waarop de auteur hem schildert, als slechte of als goede koning. ((Hoe kom ik hieraan? Het betekent veeleer: „Mijn vader is ‥”.)
Hinkenꜛ: het gaat hier niet zomaar om een spottende beschrijving. Volgens Heliodorusꜛ, een Griekse romanschrijver uit de 3e eeuw, hinkten de Fenicische kooplui bij hun aanbidding van „Heracles”ꜛ (Melqartꜛ, de Baälꜛ van Tyrus).