Woordspel

Paranomasia of woordspel komt in de meeste talen voor. Één van de woordspelingsvormen in het Grieks is het spelen met verwante werkwoordsstammen. Neem de uitspraak van Filippus.

Handelingen 8:30z
Verstaat gij ook, hetgeen gij leest?

Het Grieks heeft hier: γινωσκεις α αναγινωσκεις, wat door Dr.­Dronkert fraai is hertaald als „doorziet gij wat gij vóór u ziet?”.

Of Paulus.

Filippenzen 3:2-3
Let op de honden, let op de slechte arbeiders, let op de versnijdenis! Want wij zijn de besnijdenis, die door de Geest Gods Hem dienen, die in Christus Jezus roemen en niet op vlees vertrouwen.
Galaten 5:11-12
Wat mij echter betreft, broeders, indien ik nog de besnijdenis predik, waarom word ik dan nog vervolgd? Dan is immers het aanstotelijke van het kruis van kracht beroofd. Zij moesten zich maar laten snijden, die u verontrusten!
2 Thessalonicenzen 3:11z
door geen werk te verrichten, maar bezig te zijn met wat geen werk is;
(Letterlijk: door niet werkend-te-zijn (εργαζομενους) maar rondgaand-werkend-te-zijn (περιεργαζομενους), dus: door niet druk te zijn met hun eigen werk, maar integendeel al te druk te zijn met andermans werk.)

Het Hebreeuws geeft de voorkeur aan niet verwante, maar toevallig min of meer gelijkluidende woorden. Een voorbeeld geeft Johannes de Doper.

Mattheüs 3:9z, Lukas 3:8z
want ik zeg u, dat God bij machte is uit deze stenen Abraham kinderen te verwekken.
(Stenen is ‚abanim’, kinderen = ‚banim’ in het Hebreeuws. Ook in het Aramees, of sprak Johannes hier Hebreeuws?)
Jesaja 65:11-12
Maar gij die de Here verlaat, die mijn heilige berg vergeet, die voor Gad een tafel aanricht en voor Meni mengdrank schenkt: Ik zal u voor het zwaard bestemmen [manithi] en gij zult allen moeten neerknielen om geslacht te worden, omdat gij niet geantwoord hebt, toen Ik riep, en niet gehoord hebt, toen Ik sprak, maar gedaan hebt wat kwaad is in mijn ogen en verkozen hebt wat Mij mishaagt.
(Mani of Meni was de Babylonische godin van het noodlot.)
Ezechiël 9:9z-10a
de Here ziet het niet. Daarom zal Ik ook niet ontzien
(Het eerste „niet” is ‚ayin’, en „ontzien” vertaalt ‚oog’, ayin.)
Amos 8:2
Toen zeide Hij: Wat ziet gij, Amos? En ik zeide: Een korf met rijpe vruchten. Daarop zeide de Here tot mij: Rijp is het einde voor Israël, mijn volk. Ik zal het voortaan niet meer sparen.
(Letterlijk: „‥met zomerfruit [qayits]. Het einde [qets] is gekomen voor Israël‥”. De NBG-vertaling poogt dit woordspel te vangen in het woord „rijp”.

Meer woordspel in Micha 2:1-3

Ook rijm is niet geheel onbekend in het Hebreeuws. Zo wordt het gebruikt in Genesis 4:23, Richteren 16:24, en Psalmen 122:6-7.