Chronologieꜛ
Soms wordt beweerd dat de evangeliën strijdige verslagenꜛ van het sterven en de opstanding van Jezus bevatten. Wat heeft zich in welke volgorde voorgedaan? Allereerst wat achtergrondinformatie:
- Door de connecties van Johannes waren Petrus en hij gescheiden geraakt van de negen andere discipelen (Johannes 18:15-16). Johannes kon veel dichter bij het kruis komen dan anderen, en later kon Maria van Magdala Petrus en Johannes los van de anderen opzoeken.
- Vrouwen zouden niet gauw alleen op stap gaan, vanwege de collectiviteit van de cultuur, de betamelijkheid, de veiligheid en kliekvormende neiging van vrouwen.
- De verschillende auteurs schrijven vanuit hun eigen gezichtspunt en volgen hun eigen bronnen. Zo heeft Johannes enkel de informatie van Maria van Magdala, en noemt de andere vrouwen (die niet naar hem en Petrus waren gekomen) niet.
- Het was normaal secundaire personen niet te noemen. Zo weten we dat Jezus met een hele groep leerlingen en vrouwen rondtrok, maar verzen als Lukas 4:14, Lukas 19:1, of Johannes 2:13 noemen dat niet. Uit verzen als Mattheüs 12:1a en Mattheüs 13:36 blijkt dat de discipelen meebegrepen zijn.
- Mattheüs schrijft soms systematiserend, zoals in Mattheüs 27:51-53, of in de Bergredeꜛꜛ.
- Mattheüs 8:2-4 is waarschijnlijk een systematiserende flashback — de passage begint met και, heeft geen δε-verbinding — en is dus niet bedoeld om het verhaal vooruit te brengen (vergelijk Lukas 2:8-20). Het uitleggende ιδου lijkt ook in die richting te wijzen.
- Ook in Mattheüs 28:8-9 systematiseert hij iets: het „met vreze en grote blijdschap” is successief, maar de ontmoeting met Jezus die de overgang kenmerkt wordt in het volgende vers (weer met και en ιδου) verteld.
- Engelenꜛ in de Bijbel zijn altijd mannen: Richteren 13:3 vs. Richteren 13:6, Richteren 13:9 vs. Richteren 13:11, Handelingen 10:3 vs. Handelingen 10:31. Ook Flavius Josephusꜛ gebruikt het woord „man” om engelen te beschrijven.
Gegeven die achtergrond, volgt hier een plausibel scenario:
- Jezus sterft; de negen en de vrouwen zien dit van verre (Mattheüs 27:50-56, Marcus 15:37-41, Lukas 23:46, Johannes 19:30).
- Zijn dood wordt gecontroleerd; Johannes staat vlakbij (indirect Marcus 15:44, Johannes 19:33-37).
- Jozef van Arimatheaꜛ vraagt Pilatus om het lijk, en krijgt dat (Mattheüs 27:57-58, Marcus 15:43-45, Lukas 23:50-52, Johannes 19:38).
- Hij koopt linnen (Marcus 15:46a).
- Met Nicodemusꜛ legt hij het lijk af (Mattheüs 27:59, Marcus 15:46z, Lukas 23:53a, Johannes 19:39-40).
- Samen leggen zij het lijk in een graf (Mattheüs 27:60, Marcus 15:46c, Lukas 23:53z, Johannes 19:41-42).
- De Sabbat begint (Lukas 23:54, Johannes 19:42a).
- De vrouwen uit Galilea zien de begrafenis (Mattheüs 27:61, Marcus 15:47, Lukas 23:55).
- De vrouwen bereiden de specerijen voor (Lukas 23:56a).
- De vrouwen rusten (Lukas 23:56z).
- De Joden regelen een wacht (Mattheüs 27:62-66).
- Na de Sabbat kopen Maria van Magdalaꜛ, Maria van Jakobusꜛ en Salomeꜛ specerijen (Marcus 16:1).
- Een engel opent het graf (Mattheüs 28:2-4).
- Bij het krieken der dag gaat Maria van Magdala op weg (Johannes 20:1a).
- Maria van Jakobus voegt zich bij haar (Mattheüs 28:1).
- Salome en nog andere vrouwen (waaronder Johanna: Lukas 24:10) voegen zich bij hen (Marcus 16:2m, Lukas 24:1 plus het „wij” in Johannes 20:2z).
- Bij zonsopgang komen ze bij het graf aan (Marcus 16:2a, Marcus 16:2z, Lukas 24:22).
- De vrouwen vinden het graf open (Marcus 16:4a, Lukas 24:2, Johannes 20:1z).
- Ze gaan het graf in, maar vinden het lijk niet (Marcus 16:5a, Lukas 24:3
- Maria van Magdala gaat direct naar Petrus en Johannes en licht hen in (Johannes 20:2).
- De andere vrouwen zien twee engelen (Mattheüs 28:5-6, Marcus 16:5-6, Lukas 24:4-8, Lukas 24:23, Johannes 20:11z-13).
- De andere vrouwen worden naar de negen gestuurd, maar blijven bang buiten het graf staan (Mattheüs 28:7, Marcus 16:7).
- Petrus en Johannes gaan kijken (Lukas 24:24a, Johannes 20:3-9).
- Petrus en Johannes vertrekken weer (Lukas 24:24z, Johannes 20:10).
- Maria weent bij het graf (Johannes 20:11a).
- Maria keert zich om en ziet Jezus (Johannes 20:14-17a).
- Jezus stuurt de vrouwen naar de negen (Johannes 20:17z, Mattheüs 28:9-10).
- De vrouwen gaan naar de negen (Johannes 20:18).
- De vrouwen lichten de negen in (Mattheüs 28:8, Lukas 24:9, Lukas 24:22-23).
- De negen geloven hen niet (Lukas 24:11)
- De Joden kopen de wacht om (Mattheüs 28:11-15).
- Jezus verschijnt aan Petrus (Lukas 24:34, 1 Korinthiërs 15:5a).
- Jezus verschijnt aan Klopas en een ander (Lukas 24:13-35).
- Zondagavond verschijnt Jezus aan de discipelen (Lukas 24:36, Johannes 20:19-23, 1 Korinthiërs 15:5z).
Opmerkingen:
- Er is geen sprake van een totale ordening.
- Zo is de preciese volgorde en overlap van het omkopen van de wacht en Jezus' verschijning aan Petrus en die aan de Emmaüsgangersꜛ niet overgeleverd.
- Ook is mogelijk dat de engel- en Jezusverschijningen aan de overige vrouwen plaatsvinden terwijl Maria van Magdala naar Petrus en Johannes is.
- Natuurlijk werkte een man als Jozef niet alleen — hij had slaven. Slechts Johannes, die Nicodemus kende, herkende hem en noemt hem expliciet.
- Het afleggen door Jozef en Nicodemus was een haastklus: het moest gebeurd zijn vóór de Sabbat begon. De één zal gewikkeld hebben terwijl de andere handenvol aloë toevoegde en mirre goot. Na de Sabbat zouden de vrouwen het werk op hun gemak goed over kunnen doen.
- Het woord ἑτοιμαζω, „bereiden”, betekent vaak ook: mensen waarschuwen, in gereedheid brengen. Hetzij de vrouwen waarschuwden de verkopers dat ze specerijen wilden kopen, hetzij ze namen ze alvast af, maar stelden de (op de Sabbat illegale) betaling uit tot na de Sabbat.
- Johannes was wellicht maar ternauwernood 12 jaar oud — natuurlijk gaat hij niet alleen zo'n graf in. (Bij het avondmaal zat hij naast Jezus om de Paschavragen te kunnen stellen.)
- Petrus moet de voorkamer van het graf zijn ingegaan om, bukkend, in het zijkamertje te kunnen kijken.
- De twee auteurs die gefocusd zijn op het wegrollen van de steen noemen maar één engel; die die de afwezigheid van het lijk vooraan hebben staan noemen er twee. Een lijk wordt normaliter door twee mensen weggedragen, dus de vrouwen die zich dat afvragen noemen beide mannen. De weggerolde steen daarentegen is een duidelijk bovennatuurlijk verschijnsel, en het feit dat er later een tweede engel bij kwam wordt niet genoemd door de vrouwen die zich daarop richten.
- Wellicht is de tweede „engel” Jezus zelf. Marcus noemt hem dan pas in het (verloren) originele einde van zijn verslag.
- Dat de Emmaüsgangers niet noemen dat de vrouwen Jezus zelf gezien hadden kan verschillende oorzaken hebben. Het gaat hier om minstens een derdehandsbericht: de vrouwen lichtten de discipelen in, en die (mogelijk indirect) de Emmaüsgangers. Mogelijk twijfelden de vrouwen zelf nog of die „tuinman” inderdaad Jezus was; mogelijk lieten ze dat deel weg omdat ze al uitgelachten werden toen ze over de engelen berichtten. Mogelijk lieten de discipelen dat deel weg, omdat ze het, al hoofdschuddend om die arme hallucinerende vrouwen, niet meegekregen hadden. Mogelijk noemden de Emmaüsgangers het wel, maar liet Lukas het weg omdat zijn boek al de maximale lengte voor een boekrol bereikt had, en hij het verhaal net daarvoor al verteld had. En zo voort.