Het oordeelꜛ
Christenen komen niet in het oordeel.
Zij zijn namelijk niet meer onder de (veroordelende) Wetꜛ
- Romeinen 8:1-2
- Zo is er dan nu geen veroordeling voor hen, die in Christus Jezus zijn. Want de wet van de Geest des levens heeft u in Christus Jezus vrijgemaakt, van de wet der zonde en des doods.
En dank zij Jezus is er genade.
- Romeinen 8:33-34
- Wie zal uitverkorenen Gods beschuldigen? God is het, die rechtvaardigt; wie zal veroordelen? Christus Jezus is de gestorvene, wat meer is, de opgewekte, die ter rechterhand Gods is, die ook voor ons pleit.
((Te doen: Nave's verwijzingen bij ‚Hell’ en ‚Wicked people’ nagaan, en onderstaande aantekeningen verwerken.))
Er zijn maar twee opties, Schaapꜛ of bokꜛ: Mattheüs 25:33; Koninkrijk of hel: Marcus 9:43-48.
Bij de dood worden mensen gescheiden. Naar de mens is het verschil niet te zien: Prediker 2:16; Prediker 3:19-20, maar de levensadem van de mens gaat in principe naar boven, die van de beesten naar beneden: Prediker 3:21 — en de verlorene vergaat als de beesten (Psalmen 49:21):
- die gaan naar de groeve: Psalmen 28:1.
De gerechtvaardigden gaan wel omhoog: Spreuken 15:24:
- en dalen niet af in de groeve: Jesaja 38:17
- die worden door God opgenomen: Psalmen 49:15
- door engelen (Lazarusꜛ): Lukas 16:22
- ver van het dodenrijk: Lukas 16:23
- bij God: Prediker 12:7
Geen mens kan een mens vrijkopen van de groeve: Psalmen 49:8-10
Er is een onoverkomelijke kloof tussen de gerechtvaardigden en de ongerechtvaardigden: Lukas 16:26.
Het „beneden” in afwachting van het oordeel: zie Openbaring 9:1-11 voor veel informatie (engel des afgronds, enz.)
Het is een plaats: Jesaja 14:15 Het dodenrijk is de groeve, of het diepste daarvan: Psalmen 30:4; Jesaja 14:15. De groeve is de onderwereld: Ezechiël 32:18.
- De zondige engelen zijn daar: 2 Petrus 2:4; Judas 6.
- Het beest komt daar vandaan: Openbaring 11:7; Openbaring 17:8
- Demonen kunnen daarheen verbannen worden: Lukas 8:31
- De duivel zal daar voor duizend jaar zijn: Openbaring 20:3
- In afwachting van de straf van eeuwig vuur: Judas 7
- Jezus is daar geweest: Romeinen 10:7 (daarvoor was de vervloeking nodig!)
In het dodenrijk is bewustzijn: Jesaja 14:10
- men kan daar spreken: Ezechiël 32:21
- men ziet elkaar daar: Ezechiël 32:31
De plaats is voor de niet-gerechtvaardigden: Jesaja 14:9 (bokken); Psalmen 49:15
- wie het dodenrijk verwacht heeft geen hoop meer: Job 17:13-16 - zondaars gaan daarheen: Job 24:19; Ezechiël 28:8 - voor de onbesnedenen: Ezechiël 28:10; Ezechiël 32:9-30 - de rijke man is daar: Lukas 16:23 (ver van Lazarus verwijderd!) De koningen der volken hebben daar nog steeds tronen: Jesaja 14:9 Men is daar een krachteloze schim: Jesaja 14:9-10 De oprechten zullen (daar of later?) over hen heersen: Psalmen 49:15 Het is een plaats van pijniging in een vlam: Lukas 16:23-25, Lukas 16:28
De gerechtvaardigden en ongerechtvaardigden zien elkaar en kunnen met elkaar spreken: Lukas 16:23-31
In de groeve is het te laat voor redding. Daar:
- looft men God niet:
- Psalmen 30:10
- Wat voor gewin ligt er in mijn nederdalen in de groeve? Kan het stof U loven?
- Jesaja 38:18
- het dodenrijk looft U niet, de dood prijst U niet
- (volgens Hizkia)
- Psalmen 88:11-13
- verwacht men het niet van God:
- Jesaja 38:18
- wie in de groeve zijn neergedaald, hopen niet op Uw trouw
- Psalmen 88:12-13
Toch heeft Jezus het Evangelie gepredikt in de „gevangenis”: 1 Petrus 3:19-20
[[Elihu over de groeve: Job 33]]
Zie: groeve, dodenrijk, onderwereld
Het „boven” in afwachting van het oordeel
De gerechtvaardigden zijn in de hemel: - voor Gods troon: Openbaring 7:9, Openbaring 7:14-15 - de martelaren onder het altaar: Openbaring 5:9
Het oordeel
- Voor het oordeel is er een opstanding: Johannes 5:29; Handelingen 24:15
- Elke daad van iedere mens komt in het gericht: Prediker 12:14
- maar zij die uit Christus leven zijn al geoordeeld:
- De gegeven straf of beloning zal eeuwig zijn: Daniël 12:2; Mattheüs 25:46
De toekomst van de geredden
- Alle heiligen wacht een beloning:
- leven: Mattheüs 25:46
- Dit leven is eeuwig: Mattheüs 25:46
- Er is een plaats voor deze beloning:
- graanschuur: Mattheüs 3:12
De toekomst van de verlorenen
- Alle niet-heiligen wacht de straf: Openbaring 20:15; Openbaring 21:8a
- Deze straf heet „de tweede dood”: Openbaring 20:14z; Openbaring 21:8z
- Er is een plaats voor deze straf („gaat heen”, „wordt geworpen”, ‥): Lukas 16:28
- Deze straf heet „de tweede dood”: Openbaring 20:14z; Openbaring 21:8z
- vurige oven: Mattheüs 13:42, Mattheüs 13:50
- poel des vuurs, van vuur en zwavel: Openbaring 20:14-15; Openbaring 21:8m
- het eeuwige vuur: Mattheüs 25:41; Marcus 9:43
- poel des vuurs, van vuur en zwavel: Openbaring 20:14-15; Openbaring 21:8m
- Deze plaats is bedoeld voor de duivel en zijn engelen: Mattheüs 25:41; Openbaring 19:20a; Openbaring 20:10
De straf bestaat uit
- De gestraften zullen bij kennis zijn (volgt ook uit het feit dat zij de heiligen zien)
- geween en tandengeknars: Mattheüs 8:12, Mattheüs 13:42, Mattheüs 13:50, Mattheüs 22:13, Mattheüs 24:51, Mattheüs 25:30; Lukas 13:28.
- geen rust, dag en nacht: Openbaring 14:11, (Openbaring 20:10)
- „levend” geworpen in de poel: Openbaring 19:20z
- geen rust, dag en nacht: Openbaring 14:11, (Openbaring 20:10)
- Zij zullen verwijderd zijn van Jezus en Hem niet zien: Mattheüs 7:23; Mattheüs 25:41; 2 Thessalonicenzen 1:9
- Jezus en de heiligen zullen hen wel zien: Jesaja 66:24; Openbaring 14:10
- tot afgrijzen van de heiligen: Jesaja 66:24; Daniël 12:2
- Zij zullen de heiligen eveneens wel zien: Lukas 13:28