Betrouwbaarheidꜛ van de rede
Wil onze rede betrouwbaar zijn, dan zullen ideeën allereerst onderscheiden moeten zijn in ware en onware — er moet een absolute waarheid bestaan. Daarenboven moet de ideeënwereld een structuur hebben die redeneren mogelijk maakt. Waarheid en onwaarheid mogen niet willekeurig over de ideeën verdeeld zijn, maar als bepaalde ideeën waar zijn moeten ook bepaalde andere dat zijn.
Vervolgens is het nodig dat onze geest die structuur van de ideeënwereld kent, zodat hij correct kan bepalen welke ideeën waar en welke onwaar zijn. In sommige wereldbeelden kan dit betekenen dat die structuur in ons brein bevat is.
Een soevereine geest moet kunnen zien dat onze rede betrouwbaar is. Als dat niet mogelijk is — bijvoorbeeld omdat onze rede het één of andere ongefundeerde instinct is — lopen we vast: we concluderen dat ons denken niet betrouwbaar is, verliezen het vertrouwen, en zijn het voorgoed kwijt (een zogeheten fatale redenering).
- Tegenwerping (Vertrouwen in rede herwinbaarꜛ):
- Niet voorgoed: bij dieper nadenken kunnen we misschien een reden vinden waarom ons denken toch betrouwbaar is, of een tegenargument tegen bovenstaande redenering.
- Antwoord:
- Helaas, zonder vertrouwen in de rede kunnen we tot geen enkele betrouwbare conclusie komen. Als ik mijn rede niet vertrouw, hoe kan ik dan zo'n reden of tegenargument geloven? Wie eenmaal in de put van het fatale argument is gevallen komt daar nooit meer redelijk uit.
- Tegenwerping (Blind geloofꜛ):
- Maar geloof is geen logica. Ik kan dingen geloven zelfs tegen mijn verstand in.
- Antwoord:
- Dat is waar. Wie genoegen neemt met een ongefundeerd geloof in wat dan ook zal niet veel hebben aan dit boekje. Wel redelijk is: de aannamen van de fatale redenering verwerpen, zodat de conclusie niet volgt. In dit geval betekent dat dus: het wereldbeeld waarin die rede onbetrouwbaar blijkt verwerpen, en een ander aannemen dat ons wel een terecht vertrouwen in onze rede geeft.
- Tegenwerping (Vertrouwen in rede blijftꜛ):
- Mijn wereldbeeld mag dan tonen dat ik mijn rede niet kan vertrouwen, maar dat betekent nog niet dat dat vertrouwen ook inderdaad verdwijnt. Ik weet niet waarom, maar ik blijf op mijn verstand vertrouwen.
- Antwoord:
- Mensen weten vaak niet welk wereldbeeld ze ten diepste hebben. Veel mensen menen een — bijvoorbeeld — naturalistisch wereldbeeld te hebben, omdat dat overeenkomt met wat men leert op school of leest in de kranten. In werkelijkheid hebben ze echter een ander wereldbeeld, dat hun dat terechte vertrouwen geeft. Iemand kan geloven dat hij iets gelooft zonder dat hij dat ook werkelijk gelooft,en zijn handelen verraadt dat. In de psychologie wordt dit zelfmisleiding genoemd; een voorbeeld is de vooroordelentest.