Goede werken zijn een uitingꜛ van liefde
Geloof bewijst zich in liefde, en liefde toont zich in het gedragꜛ.
Liefde tot God bewijst zich in het houden van Gods geboden.
- Johannes 14:15
- Wanneer gij Mij liefhebt, zult gij mijn geboden bewaren.
- Johannes 14:21
- Wie mijn geboden heeft en ze bewaart, die is het, die Mij liefheeft; en wie Mij liefheeft, zal geliefd worden door mijn Vader en Ik zal hem liefhebben en Mijzelf aan hem openbaren.
- Johannes 14:23-24
- Jezus antwoordde en zeide tot hem: Indien iemand Mij liefheeft, zal hij mijn woord bewaren en mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en bij hem wonen. Wie Mij niet liefheeft bewaart mijn woorden niet; en het woord, dat gij hoort, is niet van Mij, maar van de Vader, die Mij gezonden heeft.
- Johannes 15:14
- Gij zijt mijn vrienden, indien gij doet, wat Ik u gebied.
- 1 Johannes 5:3-4
- Want dit is de liefde Gods, dat wij zijn geboden bewaren. En zijn geboden zijn niet zwaar, want al wat uit God geboren is, overwint de wereld; en dit is de overwinning, die de wereld overwonnen heeft; ons geloof.
- 2 Johannes 6
- En dit is de liefde, dat wij naar zijn geboden wandelen. Dit is het gebod, gelijk gij het van den beginne gehoord hebt, dat gij daarin moet wandelen.
Liefde tot de naaste bewijst zich in goed werkꜛ.
- Jakobus 2:12-17
- Spreekt zo en handelt zo als (mensen past), die door de wet der vrijheid zullen geoordeeld worden. Want onbarmhartig zal het oordeel zijn over hem, die geen barmhartigheid bewezen heeft; barmhartigheid (echter) roemt tegen het oordeel. Wat baat het, mijn broeders, of iemand al beweert geloof te hebben, als hij geen werken heeft? Kan dat geloof hem behouden? Stel, dat een broeder of zuster gebrek heeft aan kleding en aan dagelijks voedsel, en iemand uwer zegt tot hen: Gaat heen in vrede, houdt u warm en eet goed, zonder hen echter van het nodige voor het lichaam te voorzien, wat baat dit? Zo is het ook met het geloof: indien het niet met werken gepaard gaat, is het, op zichzelf genomen, dood.
Daarom moeten wij hulpvragers niet afwijzen. Barmhartigheidꜛ roemt inderdaad tegen het oordeel.
- Mattheüs 25:41-45
- Dan zal Hij ook tot hen, die aan zijn linkerhand zijn, zeggen: Gaat weg van Mij, gij vervloekten, naar het eeuwige vuur, dat voor de duivel en zijn engelen bereid is. Want Ik heb honger geleden en gij hebt Mij niet te eten gegeven, Ik heb dorst geleden en gij hebt Mij niet te drinken gegeven; Ik ben een vreemdeling geweest en gij hebt Mij niet gehuisvest, naakt en gij hebt Mij niet gekleed, ziek en in de gevangenis en gij hebt Mij niet bezocht. Dan zullen ook zij Hem antwoorden en zeggen: Here, wanneer hebben wij U hongerig gezien, of dorstig, of als vreemdeling, of naakt of ziek, of in de gevangenis, en hebben wij U niet gediend? Dan zal Hij hun antwoorden en zeggen: Voorwaar, Ik zeg u, in zoverre gij dit aan een van deze minsten niet gedaan hebt, hebt gij het ook aan Mij niet gedaan.
- Lukas 11:41
- Doch geeft de inhoud als aalmoes en zie, alles is u rein.
- Lukas 14:14a
- En gij zult zalig zijn, omdat zij niets hebben om u terug te betalen.
- Zie ook
- Daniël 4:27.
Jobs houding in dezen.
- Job 31:16-23
- Indien ik ooit de bede der geringen heb afgeslagen, de ogen der weduwe heb laten versmachten, of ooit mijn bete alleen gegeten, zonder dat de wees daarvan at — veeleer van mijn jeugd af groeide hij bij mij op als bij een vader, en van de schoot mijner moeder af leidde ik haar — indien ik ooit een zwerveling heb gezien zonder kleed en een arme zonder bedekking; indien zijn lendenen mij niet hebben gezegend, en hij zich niet verwarmd heeft met de vacht mijner schapen; indien ik ooit mijn hand heb opgeheven tegen een wees, omdat ik in de poort bijstand voor mij zag, zo valle mijn schouder uit zijn gewricht, en breke mijn arm van zijn pijp af. Want een schrik voor mij was het ongeluk, door God beschikt; en vanwege zijn hoogheid vermocht ik niets.