Het Boeddhisme

Tegenwerping (Boeddhisme beter):
Siddhartha Gautama's wijze om het nirwana te bereiken lijkt mij redelijker.
Antwoord:
Sjakjamoeni zag — zoals de Indische denkers in het algemeen — heel goed de ellende op deze wereld, en voelde de leegte in zijn hart. Zijn „oplossing” is echter een noodgreep: ellende wordt pas ellendig als wij het ons aantrekken. Als we derhalve maar leren onthechten, leren onaangedaan te raken, verdwijnt de ellende vanzelf. Als we dan ook nog leren geen fouten in ons leven te maken verdwijnt de noodzaak tot wedergeboorte, en kunnen we opgaan in het nirwana, het niet.
Met het vermogen te lijden moeten we ook het vermogen tot genieten opgeven, en zelfvernietiging is het hoogst haalbare. In wezen leerde hij totale afstomping, en gooide daarmee het kind met het badwater weg.
((Toevoegen: hij had geen argumenten voor de waarheid van zijn overtuiging, en nam veel zaken gewoon over uit het Vedische en proto-Hindoeïstische volksgeloof in zijn omgeving.))
Op het punt van zielsverhuizing verving hij reïncarnatie door metempsychose — in plaats dat ik een nieuw leven krijg ontstaat er een ander met mijn karma. Dit is strict onrechtvaardig, en nauw vergelijkbaar met de onrechtvaardigheid van de Ariaanse God.
Boeddhisten ontkennen het bestaan van een „zelf” of identiteit — niets bestaat op twee verschillende tijdsmomenten. Dit maakt het moeilijk een absolute natuurwet als die van het karma te aanvaarden: zowel de wet, het karma, en degene op wie zij werkt moeten door de tijd heen bestaan. Ook reïncarnatie is moeilijk te verklaren zonder temporele continuïteit. Er is een enorme hoeveelheid intellectuele energie gestoken in pogingen deze zwakte in de leer te ondervangen, zonder dat dit een eensluidend overtuigend antwoord heeft opgeleverd. En als de persoon straks niet „ik” is, waarom zou ik dan moeite doen juist die persoon te redden van een lot dat niet hij, maar telkens weer anderen zullen ondergaan?
Nu bestaat „het Boeddhisme” niet — het kent een continue ontwikkeling, waarbinnen weliswaar drie hoofdstadia te onderscheiden zijn, maar met talloze scholen binnen elk van die drie. Op deelpagina's worden die hoofdstadia behandeld.

((Te doen.))

Het Boeddhisme ontkent enerzijds transtemporele identiteit, maar biedt anderzijds een weg tot — toekomstige — verlossing. Langs die weg kun je dus een ander (beter: ieder moment weer een ander) verlossen, niet je (dan niet meer bestaande) zelf.

Ons beslissen en handelen is een illusie — en de Boeddhist poogt zich van die illusie te bevrijden. Die tegenspraak is analoog aan die van het determinisme dat de rechter tot vrijspraak zou moeten leiden.

De Boeddhistische leerstelling „Niets is blijvend” leidt tot een restrictieparadox.

Nitsjiren

In Japan werd in 1222 Nitsjiren Daisjonin geboren. Hij claimde de door Gautama aangekondigde hersteller van de oorspronkelijke leer te zijn, en verklaarde dat de Lotus soetra, Mjoho renge kjo, de enige ware leer bevatte — alle eerdere uitspraken van de Boeddha waren slechts voorbereidende lessen, die niet tot verlichting konden leiden. Zijn leer corrigeerde enige van de problemen inherent in het klassieke Boeddhisme.

Zo erkent Nitsjiren dat verlangens hun positieve zijde hebben. Wat echter is kwaad voor hem dan, en wat maakt juist dat tot kwaad? Ook erkende hij een soort „zelf”, dat (als „koe”) behouden blijft tussen levens. ((De drogreden van de verklarende benoeming.))

Hij legde de nadruk op de noodzaak van een vast geloof dat alles binnen onszelf bestaat — wij moeten een diepe overtuiging hiervan oproepen, en met die overtuiging de titel van de soetra als een mantra scanderen — am Mjoho renge kjo, toewijding aan de soetra van de lotusbloem van de wonderbaarlijke wet. Daar de titel conceptueel staat voor de gehele soetra zou dit de gehele soetra bij ons op moeten roepen. ((Dit roept vragen op: Hoe kunnen wij dit geloof bereiken, zonder basering op feiten? Wat is het nut van het scanderen, als geloof de werkzame oorzaak is — is dat scanderen een soort zelf-­indoctrinatie? Als alles in mij is — monisme —, hoe kan mijn leven dan een verloop hebben, waarin één moment anders is dan een ander?))

De grond van de wereld zou medelijden of mededogen zijn. Als dat zo is, wat verklaart dan ons totaal onverschillig heelal, en het eindeloze lijden? En de karma­wet is meedogenloos, al zij ze wellicht rechtvaardig als er een zelf is.