Volksvertegenwoordiging

Mijn overtuiging telt mee. Dat is de waarde van verkiezingen: ik kan stemmen op iemand, die dan hopelijk in de Tweede Kamer komt en mijn overtuigingen daar vertegenwoordigt. Dat is tenminste de idee, maar in de praktijk komt daar weinig van terecht.

Allereerst is het nodig dat ik iemand vind die bij benadering staat voor datgene waar ik zelf voor sta. Hoe meer kandidaten met verschillende overtuigingen er zijn, des te meer waarde heeft mijn stemmen. Aan een toestand als in de voormalige USSR, waar men kon kiezen uit één kandidaat, heeft men niet veel. Helaas kent Nederland een paar grote partijen die meestal de dienst uitmaken. Hierdoor wordt „klein stemmen” ontmoedigd („dan gooi je je stem weg”), en dus blijven de grote partijen groot.

Bij kleinere partijen gaan ook relatief meer reststemmen verloren. Eigenlijk zou iedere kandidaat iemand moeten aanwijzen aan wie eventuele reststemmen worden doorgegeven, zodat een uitgebrachte stem niet verloren gaat.

Dan moet die kandidaat de serieuze intentie hebben ook in de Tweede Kamer plaats te nemen. Daarmee vallen lijsttrekkers al af, want die hopen meestal hun taak als volksvertegenwoordiger af te kunnen schuiven en in plaats daarvan minister te worden.

Tenslotte moet die kandidaat bereid zijn naar zijn overtuiging te stemmen — „zonder last of ruggespraak” legt daar een klein deeltje van vast. Helaas stemmen kamerleden van regeringspartijen geregeld volgens het regeerakkoord, in plaats van volgens het verkiezingsprogramma. Op dat verkiezingsprogramma hoef ik dus niet af te gaan bij het kiezen van een kandidaat. De kleine principiële partijen compromitteren zich meestal niet, maar die regeren dan ook meestal niet mee.

Is het een wonder dat ik me niet betrokken voel bij de politiek?

De oorzaak ligt in de verpolitieking van het kabinet. Ooit stond het Kabinet van de koning tegenover het volk, en gaf dat een natuurlijke balans. Nu vertegenwoordigt het Kabinet een deel van de Kamer, met veronachtzaming van de rest. Nu alle partijen in de Kamer zitten, is er geen behoefte meer aan partijen in het Kabinet, en nu er geen zuilen meer zijn die de partijen binnen de perken houden is dat zelfs onwenselijk. Laat het Kabinet beslissen wat mogelijk is, en de Kamers daarna wat wenselijk is. Laat de ministers van de koningin evenals zijzelf boven de partijen staan, en gekozen worden uit de universitaire wereld. Hun taak is het, de gevolgen te onderzoeken van de verschillende mogelijke politieke beslissingen, en de verschillende opties voor te leggen aan de Kamerleden, die vervolgens stemmen in lijn met hun verkiezingsprogramma. Volgens mij is hiervoor niet eens een wetswijziging nodig (hoewel het nuttig kan zijn vast te leggen dat leden van politieke partijen niet in het Kabinet mogen plaatsnemen): de koningin hoeft slechts een niet-politieke formatieopdracht te geven.

De huidige toestand doet onrecht aan de Tweede Kamer, en sinds kort ook aan de Eerste. In de naar hem genoemde „Nacht” heeft Wiegel nog gestaan voor zijn overtuiging, maar bij de landannexatie van Den Haag hebben ook zijn partijgenoten onder druk verzaakt.