Flavius Josephus over Jakobus

In Antiquitates 20:9.1 ¶200 lezen we dat op het Paasfeest van het jaar 62, de hogepriester Ananus de Jongere een vergadering bijeenriep:

Porcius Festus was overleden, en [diens opvolger] Albinus was nog onderweg. Hij verzamelde derhalve het Sanhedrin der rechters, en liet de broeder van Jezus, die de Christus genoemd werd, Jakobus geheten, alsmede enige anderen voor zich brengen. Hij klaagde hen aan als overtreders van de Wet en leverde hen over om gestenigd te worden”. (Dit is niet te verwarren met de in Handelingen 12:2 genoemde executie in 44 van Jakobus de broeder van Johannes onder Herodes Agrippa I)

Deze passage toont onomstotelijk aan dat Jezus gezien werd als de Messias, zelfs door Zijn eigen broer. En om nog een andere reden is deze regel belangrijk: er wordt hier naar „Jezus, die de Christus genoemd werd” verwezen op een manier die aangeeft dat die persoon al geïntroduceerd was. Dit kan enkel zijn in deze passage.