Commentaar op het Evangelie naar Lukas

Het Evangelie naar Lukas.

De aanleiding tot beide boeken van Lukas is waarschijnlijk de rechtszaak in Rome tegen Paulus. (Zie de apologetiek voor meer informatie.)

Waarschijnlijk is Maria één van Lukas' bronnen geweest. Dit verklaart de uitvoerige informatie omtrent de geboorte van Johannes de Doper en de geboorte en jeugd van Jezus, en wordt weergegeven in de „hartsverzen” (Lukas 2:19, Lukas 2:59).

Lukas 1:13
Uw gebed: waarschijnlijk het gebed dat Zacharias als priester had gebeden ter verlossing, verzoening en vergeving van het volk Israël. Er is geen enkele aanwijzing dat het gebed van Zacharias het (egoïstische) wonder van een nakomeling betrof, en al zou hij daar al om bidden, dan toch waarschijnlijk niet op deze dag waarop hij niet zichzelf, maar geheel Israël vertegenwoordigde.
Lukas 1:34
Deze vraag getuigt niet van ongeloof, maar is heel praktisch. Moest ze snel trouwen? Met Jozef, of wilde God een andere vader? God had ook Hosea al de opdracht gegeven te trouwen.
Lukas 2:2
Het woord πρωτος moet hier waarschijnlijk vertaald worden als eerst, pas. Het bevel met de bijbehorende commotie kwam, maar de feitelijke census werd pas vele jaren later uitgevoerd, nadat Jozef, Maria en Jezus uit Egypte teruggekeerd waren. Ze waren dus in seculiere zin voor niets, maar in profetische zin om Micha 5:1 waar te maken, naar Bethlehem gereisd. De plicht tot terugreizen gold voor migrantenarbeiders, zo blijkt uit een Egyptische papyrus uit 104. Jozef was dus een migrantenarbeider, wellicht werkend aan de Romeinse stad die gebouwd werd bij Nazareth.
Waarschijnlijk joeg Varus de Joden tegen zich in het harnas, en gelukte de census pas aan Quirinius
Zie ook Tacitus, Annales 1, 11, 4.
Lukas 3:33
Admin en Arni: volgens het Oude Testament is hier maar één generatie, die van Ram (1 Kronieken 2:9-10). In verschillende handschriften is de tekst dan ook (op uiteenlopende wijze) „gerepareerd”.
Lukas 5:5-6
Een voorbeeld van de kracht van liefde. Al de haat en minachting, al het gescheld en gemopper van de inwoners van Jericho had deze man niet tot verandering kunnen brengen; de onvoorwaardelijke acceptatie van Jezus wel.
Lukas 5:17z
Jezus genas de man niet meteen, maar dat was niet doordat Hij dat niet zou kunnen. Zie ook Lukas 6:19, Marcus 5:30, Lukas 8:46, en zo voort. Algemener: Mattheüs 11:20-21, Mattheüs 13:54, en zo voort.
Lukas 7:3
Lukas schrijft voor heidenen, die het principe van de sjaliach, de gezant wiens woord geldt als het woord van de zender zelf, niet kennen. Hij noemt dus de ouderlingen expliciet, ook al omdat de Romeinen dit onderdeel zouden kunnen willen controleren.
Lukas 7:15; Lukas 8:55
Wat zouden de reinheidsvoorschriften zijn voor iemand die dood (en dus een onrein lijk) is geweest? Er zijn herrijzingen uit de dood in beide Testamenten (zie ook 1 Koningen 17:22; 2 Koningen 13:21; Johannes 1:44; Handelingen 9:40; Handelingen 20:12; Hebreeën 11:35a), dus er zal vast een regel voor zijn geweest.
Lukas 10:29
De Schriftgeleerde wist het traditionele antwoord natuurlijk: de Joodse volksgenoot Leviticus 19:18. Jezus geeft juist een voorbeeld waarin dat naaste-schap het volksgenootschap overstijgt.
Lukas 10:31-32
Die priester gedroeg zich geheel volgens de Wet, want hij mocht zich niet aan een dode verontreinigen (Leviticus 21:1-3). Evenzo de leviet: als de man dood was gebleken zou die zich verontreinigd hebben en dus de tempeldienst niet hebben kunnen verrichten — hij koos ten onrechte de barmhartigheid te verzaken terwille van de offerande. Beide hadden echter moeten weten wat Jezus juist daarvoor onderwezen had, namelijk dat het liefdesgebod het grootste gebod uit de Wet was (Lukas 10:27-28).
Lukas 11:17z
Het woord „huis” refereert hier aan families, clans, die elkaar bevechten en zo ten onder gaan.
Lukas 11:51a
„Van Abel tot Zacharia” — dit zijn tekstueel, niet chronologisch, de eerste en de laatste moord uit de Joodse canonieke Bijbel. Daarmee vormt deze uitspraak een sterke aanwijzing dat de Tenach zijn vorm al had gevonden in Jezus' tijd, en dat Jezus die vorm goedkeurde.
Lukas 13:9
Waarschijnlijk eindigen de woorden van de wijngaardenier met „vrucht draagt‥”, en neemt de eigenaar het weer over met „maar anders”. Het „gij” slaat dus op de wijngaardenier.
Lukas 22:18
Dit betekent dat Jezus de beker uit Lukas 22:20 niet drinkt. Ook weigert Hij de bij de kruisiging aangeboden wijn (Mattheüs 27:34, Marcus 15:23). Pas in Johannes 19:28-30, wetende dat alles volbracht is, drinkt Hij weer wijn, en sluit daarmee voor Hemzelf het Sedermaal af.
Lukas 24:51
Enkele handschriften voegen aan dit vers toe „en werd opgenomen in de hemel”, op grond van de onjuiste gedachte dat het einde van het evangelie samen moet vallen met het begin van Handelingen, en het hier dus om de hemelvaart moet gaan. Zowel chronologie als de omstandigheden weerleggen dit.