Jezus in de niet-Christelijke Joodse bronnen
Natuurlijk heeft het optreden van Jezus zijn sporen ook achtergelaten in het denken van Zijn Joodse tegenstanders — die immers geconfronteerd waren met de leer en aanspraken van Jezus, en die vervolgens verworpen hadden. Hun houding jegens Hem, en hun rechtvaardiging voor het verwerpen van Zijn claims is terug te vinden in twee soorten documenten, de Talmoeds en de Toledoth Jeschu.
- De Talmoedsꜛ
- Schriftelijke weergaven van de Mondelinge Wetꜛ die naar Rabbinische overtuiging de Thoraꜛ, de schriftelijke Wet die in de boeken van Mozesꜛ staat opgetekend, aanvult. Oorspronkelijk was het verboden deze Mondelinge Wet op te schrijven, maar na de verwoesting van Jeruzalemꜛ en de Tempelꜛ in 70 na Christus begon men de vrezen dat deze immense collectie religieuze en juridische voorschriften verloren zou gaan, en werd ze, min of meer onafhankelijk van elkaar, zowel in Palestinaꜛ als in Babylonꜛ op schrift gesteld.
- De Toledoth Jeschuꜛ
- Meer populaire weergaven van het leven van Jezus volgens de Rabbijnenꜛ. Deze verhalen circuleerden eerst mondeling — de vroegste aanwijzingen stammen uit de tweede eeuw — en werden later — wellicht in de vierde eeuw — opgeschreven. We kennen handschriften in het oorspronkelijke Aramees, en vertalingen in het Arabisch en in de Joodse talen Jiddisch (Duits) en Ladino (Spaans) en Joods-Perzisch. Bij het opschrijven moest uit de vele, vaak confligerende, legenden een keuze worden gemaakt, en zo zijn verschillende varianten ontstaan.
Daarnaast hebben we de geschiedkundige werken van Flavius Josephusꜛ, een Romeinse Jood die poogde de Joden zo onschuldig mogelijk voor te stellen. Om die reden negeert hij in het algemeen alle messiaanse zaken (in zijn beschrijving van de profetieën van Daniëlꜛ laat hij bijvoorbeeld Daniël 7 achterwege), en besteedt hij ook weinig aandacht aan Jezus. Overigens kan men hieruit afleiden dat hij de Christenen niet onwelgezind was, want keizer Domitianusꜛ vervolgde niet alleen de Christenen, maar ook de Joden, en het moet verleidelijk zijn geweest voor een Jood, de Christenen aan de wijzen als de ware bron van alle ellende.
Tenslotte hebben we volgens sommigen een verwijzing naar Jezus in de Qumran-geschriftenꜛ als die spreken over de Leraar der gerechtigheidꜛ. Deze identificatie is echter zeer omstreden.
De „Openbaring van Gabriël”ꜛ (in het Hebreeuws „Hazon Gabriel”ꜛ, „Visioen van Gabriël”ꜛ), geschreven (niet gegraveerd) op steen en daterend uit de tijd rond Jezus' geboorte, laat mogelijk zien dat het concept van een stervende en na drie dagen herrijzende Messias niet vreemd was aan het Jodendom. De tekst in corrupt, en de preciese lezing is onzeker.