Begripsfouten

((Elders te doen, met een andere titel, en met andere namen voor de tegenwerpingen.))

Tegenwerping (Misgeloof):
Wanneer heeft iemand een reddend geloof? Misschien gelooft iemand in Michaël, de Zoon van God, die voor hem gekruisigd is en opgestaan. Misschien in Michaël, die voor hem gestenigd is in de derde eeuw in Syrië, en een eeuw later herrees. Misschien in Martha en Maria, dochters van Allah, die voor hem verdronken zijn in Mecca — en enkel Martha verrees. Hoeveel mag men verkeerd hebben zonder dat dat iemand ongered maakt?
Antwoord:
Het gaat om de hartshouding: het besef dat wij het zelf niet kunnen, en afhankelijk zijn van Gods genade — en ons ons toevertrouwen aan die genade.
Tegenwerping (Wangeloof):
Goed, stel dat ik mij toevertrouw aan de genade van het godenpaar dat naar mijn geloof deze wereld geschapen heeft. Of dat tezamen met deze wereld uit de chaos voortgekomen is. De vraag blijft.
Antwoord:
((Te doen.))
  1. Het gaat niet om het vinden van de preciese grenzen, maar om onze plicht de waarheid uit te zoeken en te verkondigen. Als wij zelf zo'n geloof hebben, of dat bij anderen vinden, moeten we dat zo mogelijk corrigeren. Hooguit bestaat de logistieke vraag of we, bij voorbeeld, Jehova's Getuigen in hun waan moeten laten om ons te concentreren op de heidenen.
  2. Het gaat niet om γνωσις, maar om επιγνωσις: het kennen van Jezus. Wie Jezus kent heeft de juiste referent, ook al is de descriptor mogelijk incorrect. En die relatie zal vanzelf leiden tot een correctere descriptor — Johannes 10:3-5.