Vormꜛ en inhoudꜛ
De Bijbel gebruikt vaak bestaande vormen en vult die met een nieuwe inhoud. Dit helpt begrip en acceptatie. Zeker in de tijd van Abaraham en Mozes worden voor de cultus bestaande en bekende vormen genomen, die herkenbaar, begrijpelijk en aanvaardbaar zijn voor de gewone man, die die vormen kan overnemen en dan geleidelijk de nieuwe inhoud ervan kan gaan begrijpen en accepteren.
Dit is te vergelijken met de wijze waarop God zich aanpast aan ons begripsvermogen. Aan Abrahamꜛ verschijnt God nog fysiek (Genesis 18:1-2a) en gaat in die vorm informatie inwinnen (Genesis 18:20-21); aan de profeten kan Hij zich veel abstracter bekendmaken, en pas als dat algemeen aanvaard is kunnen wij de vleeswordingꜛ begrijpen zonder die te verwarren met een verschijning als aan Abraham.
- Mythologie
- Openbaringen heeft een mythologische vorm, maar bepaald geen mythologische inhoud.
- Eredienst
- Offers, reinheid, enz.
- Zo blijkt het taalgebruik uit Leviticus zeer sterk overeen te komen met dat uit Oegaritischeꜛ cultische teksten. Zowel de termen als de beschrijvingen van bijvoorbeeld het dierenoffer ‚zonder gebrek’ (Leviticus 22:20-25), het ‚brandoffer’ (Leviticus 1:3-17), het ‚vredeoffer’ (Leviticus 3) komen sterk overeen. God heeft bestaande cultische vormen genomen om Zijn Verbond mee uit te drukken.
- Taal
- Genres, enz.
- God gebruikt bestaande talen (Hebreeuws, Grieks) om Zijn Verbond in uit te drukken, en Hij gebruikt ook de bestaande genres en stijlfiguren. Het Mozaïsch Verbond werd gegoten in de vorm van een Hetitisch vazalsverdrag. Zoals uit Oegaritische teksten blijkt was de getalspreuk een populaire algemeen-Semitische stijlfiguur.
- Elꜛ
- Zelfs de Godsnaam El is een Kanaänitische godennaam (en wordt ook in de Bijbel nog wel als algemeen woord voor ‚God’ gebruikt, bijvoorbeeld in Daniël 11:36).
Paulus doet ditzelfde als hij heidense dichters aanhaalt.