Speculaties omtrent de omwandeling van Jezus

De eerste levensjaren.

Er is wat gependel tussen Nazareth en Bethlehem. De aankondiging is in Nazareth (Lukas 1:26), de geboorte in Bethlehem (Lukas 2:4-7), daarna terugkeer naar Nazareth (Lukas 2:39), zo'n twee jaar later (zie Mattheüs 2:16z) als de wijzen komen waarschijnlijk weer in Bethlehem (Mattheüs 2:9), en uiteindelijk vestiging in Nazareth (Mattheüs 2:23). Dit is heel begrijpelijk als Jozef, officieel wonend in Bethlehem, als seizoenarbeider werkt bij de vele bouwactiviteiten van de Herodessen (zoals Caesarea onder Herodes de Grote, Sepphoris en Tiberias onder Herodes Antipas. Jezus en zijn vader zijn τεκτων (Mattheüs 13:55, Marcus 6:3), dat is bouwer of timmerman.

De berechting.

Waarschijnlijk is er na het verraad van Judas heel wat communicatie geweest van de Joden met elkaar en met Pilatus, voordat de gevangenneming plaatsvond. Aanwijzingen hiervoor zijn intrinsiek: de noodzaak Jezus snel te veroordelen en te doden — het woord van Judas kwam erg laat, en het was de vraag of er een legaal Joods en Romeins proces kon zijn vóór de verplichte zeven dagen rust. Vrijlating of ontsnapping zouden desastreus zijn. Dan de urenlange wachttijd in de hof: verschillende malen vallen de discipelen in slaap. Dan het feit dat er een Romeinse zitting is — een speciale voor de gelegenheid, want niemand zou een gewone zitting plannen waar de Joden, die zich al gereinigd hebben, toch geen deel aan zouden kunnen hebben (daarom komt Pilatus ook naar buiten: Johannes 18:29a). De vrouw van Pilatus had zich het geval zo aangetrokken dat ze over Hem gedroomd had (Mattheüs 27:19), en ook dat wijst op discussies in de vooravond. Dan geven de Joden in eerste instantie een vreemde beschuldiging, waarmee Pilatus als hij geen voorinformatie gehad zou hebben niets aangekund zou hebben (Johannes 18:30). Als uiting van ergernis omdat Pilatus zich blijkbaar niet aan de afspraak van een snelle veroordeling wil houden is zij echter heel begrijpelijk.

We weten niet wat er gebeurd is met het lijk van Judas, maar een bedachtzame speculatie toont aan dat de verschillende verzen daarover elkaar in ieder geval niet tegenspreken.

Mattheüs 27:3-8
Toen kreeg Judas, die Hem verraden had, berouw, daar hij zag, dat Hij veroordeeld was, en hij bracht de dertig zilverlingen aan de overpriesters en oudsten terug, en hij sprak: Ik heb gezondigd, onschuldig bloed verraden! Maar zij zeiden: Wat gaat ons dit aan? Gij moet zelf maar zien wat ervan komt! En de zilverlingen in de tempel werpende, verwijderde hij zich; daarop ging hij heen en verhing zich. De overpriesters namen de zilverlingen en zeiden: Wij mogen die niet in de offerkist doen, want het is bloedgeld. En zij namen het besluit daarvoor het land van de pottenbakker te kopen als begraafplaats voor de vreemdelingen. Daarom heet dat land Bloedakker, tot heden toe.
Handelingen 1:16-19
Mannen broeders, het schriftwoord moest in vervulling gaan, dat de Heilige Geest voorheen bij monde van David gesproken heeft aangaande Judas die de gids is geweest van hen, die Jezus gevangen namen; want hij werd tot ons getal gerekend en had aandeel aan deze bediening gekregen. Deze nu heeft een stuk grond verkregen voor het loon zijner ongerechtigheid en voorovergestort, is hij midden opengereten en al zijn ingewanden zijn naar buiten gekomen; en het is bekend geworden aan allen, die te Jeruzalem wonen, zodat dat stuk land in hun eigen taal Akeldama, dat wil zeggen, bloedgrond, heet.

De samenvatting „hij heeft een stuk grond gekregen” voor „hij heeft geld gekregen waarvoor een stuk grond is gekocht” levert natuurlijk geen problemen op, evenmin als het feit dat de naam van die akker een gevolg is van de gehele gebeurtenis. Ook kan men zich goed voorstellen dat het lijk van iemand die zich in een warm land verhangt na enige tijd begint te rotten en op te zwellen, en dat als de hals het begeeft het vooroverstortende lijk openbarst en de ingewanden onder de gasdruk naar buiten barsten — en dat juist dat, als het meest infame deel van zijn einde, onthouden werd.