Tegenargumenten

Tegenwerping (Zekerheid onmogelijk):
We hebben geen mogelijkheid de grondslagen van ons denken zeker te stellen.
Antwoord:
Die zekerheid is een kwestie van geloof. Als ik terecht geloof dat ik redelijk kan denken volgen daaruit allerlei zaken, maar ik kan nooit bewijzen dat ik dat terecht geloof — maar ik ga er van uit dat ik ook dat terecht geloof, en zo voort.
Daarmee zijn er twee verschillen met de klassieke logica.
  • We beschouwen hier de coherentie van een geheel aan overtuigingen, en waarheid veronderstelt coherentie. Een programma dat kijkt of programma's correct zijn kan ook naar zichzelf kijken. Als het zichzelf correct vindt bewijst dat niets, maar het is wel coherent. Als het zichzelf incorrect vindt bewijst dat wel iets, in negatieve zin. (Dit is een vorm van het argumentum ad hominem.)
  • We kijken naar redelijkheid, en niet naar zekerheid. Nieuwe informatie kan ons oordeel wijzigen. Als Helen in de Verenigde Staten opgroeide is het redelijk te geloven dat zij vloeiend Engels spreekt. Als we leren dat ze van kindsbeen af volslagen doof en blind is, is het redelijk te geloven dat zij dat niet doet. Als we vervolgens leren dat ze een zeer bijzondere, intensieve opvoeding heeft gehad en een beroemde uitzondering is, wordt het weer redelijk te geloven dat ze toch wel vloeiend Engels spreekt.
Ons gehele leven is gebaseerd op ons geloof in rede, alleen maken we dat meestal niet expliciet. Het lijkt me daarom niet overdreven dat geloof ook aan te nemen bij onze speurtocht naar de uiteindelijke werkelijkheid. Wat hier toegevoegd wordt is ten eerste dat we dat geloof expliciet maken, en ten tweede dat we van ons wereldbeeld eisen dat het dat geloof aannemelijk maakt.
Tegenwerping (Methodologisch tekort):
Maar die manier laat allerlei absurde wereldbeelden passeren, zoals „Ik heb altijd gelijk”. Dat is een uiterst eenvoudig en samenhangend wereldbeeld, en het geeft me een basis alles te verklaren en iedere tegenstander te verslaan.
Antwoord:
Er zijn inderdaad onredelijke posities die in een debat te handhaven zijn. In het leven zijn ze dat echter niet, en het gaat hier niet om een academische discussie. De positie „Ik heb altijd gelijk” ligt dicht bij het solipsisme. Het komt daar niet mee overeen als ik vervolgens beweer dat het niet solipsistisch is, want ik heb immers altijd gelijk. Toch is de daar geschetste oplossing ook hier van toepassing.