Stijlstructuren
Een stijlstructuurꜛ is een kenmerkende opeenvolging van tekstelementen die tezamen een bepaalde boodschap over te brengen.
Een voorbeeld van een stijlstructuurꜛ is het verslagꜛ, waarbij de tekstuele volgorde overeenkomt met de tijdsvolgorde van de beschreven gebeurtenissen. Een belangrijk speciaal geval van een verslag is de dialoogꜛ, een verslag van op elkaar betrekking hebbende taaluitingen.
Het raadsel.
- Richteren 14:12-14a
- En Simson zeide tot hen: Ik wil u een raadsel opgeven. Indien gij mij de oplossing geeft binnen de zeven dagen van het feestmaal en het raadt, dan zal ik u dertig onderklederen en dertig bovenklederen geven. Maar indien gij mij de oplossing niet kunt geven, dan zult gij mij dertig onderklederen en dertig bovenklederen geven. En zij zeiden tot hem: Geef uw raadsel op, dat wij het horen. Toen zeide hij tot hen: Spijze ging uit van de eter, en zoetigheid van de sterke.
- Zie ook
- 1 Koningen 10:1-3, 2 Kronieken 9:1-2, Spreuken 1:5-6, Habakuk 2:6.
Een raadsel behoeft geen spreuk te zijn, het kan bijvoorbeeld ook een fabel zijn, zoals het raadsel aangekondigd in Ezechiël 17:2. Dat het vertalen van dergelijke boomfabels lastig kon zijn blijkt uit Ezechiëls klacht in Ezechiël 20:49 als God hem weer een dergelijke tekst in de mond legt.
Een raadsel behoeft zelfs niet eens talig te zijn — de wereld om ons heen legt ons genoeg niet-talige raadsels op: 1 Korinthiërs 13:12.
((Te doen.))
Net zoals de schepping eindigt met Genesis 1:31: „En God zag alles wat Hij gemaakt had, en zie, het was zeer goed”, zo begint de antischeppingꜛ, de zondvloedꜛ met Genesis 6:12: „En God zag de aarde aan, en zie, zij was verdorven”. De afgeleide status van het aardse heiligdom blijkt uit Exodus 39:43: „En Mozes zag al het werk, en zie, zij hadden het gemaakt zoals de HERE het geboden had”.