De speciale relativiteitstheorieꜛ
In 1905 publiceerde Albert Einsteinꜛ een theorie die later de „speciale relativiteitstheorie” is gaan heten, omdat hij jaren later nog een veel meer omvattende relativiteitstheorie publiceerde, de „algemene relativiteitstheorie”.
Einstein loste het probleem van Michaelson en Morley op door het om te draaien, en het feit dat het licht in vacuüm een vaste snelheid had tot grondprincipe te nemen. Dat betekende wel dat allerlei andere principes opgegeven moesten worden. Op deelpagina's zullen we beschouwen hoe die theorie de wereld ziet.
Fundamenteel in de relativiteitstheorie is dat informatie niet sneller dan het licht kan reizen. Dit betekent dat computers niet willekeurig snel kunnen worden zonder evenredig kleiner te worden, en nooit oneindig snel kunnen zijn zonder ook oneindig klein te zijn. Dit is de basis onder onze limietbeperking, en wordt niet weerlegd door Aspects experiment.
((Informatieloze zaken kunnen wel sneller dan het licht: quantentunnelingꜛ, of heel eenvoudig het lichtstipje van een laser die ik vanaf de aarde op de maan richt en een beetje heen en weer beweeg.))