De relativiteits­theorie

((Nog te doen.))

Michaelson en Morley ontdekten dat het licht, in welke richting ook gemeten, altijd dezelfde snelheid had. Dat leek de deeltjestheorie te weerleggen (als de aarde naar een ster toebewoog zou dat licht ons sneller moeten passeren dan als de aarde van die ster afbewoog), maar ook de golftheorie (als het licht een constante snelheid had ten opzichte van de veronderstelde ether waar het een golf in was, zou de snelheid van het licht ten opzichte van de aarde afhangen van de variabele snelheid waarmee die rondjes-om-de-zon-draaiende aarde door de ether bewoog).

Dit was één van de twee grote schokken die de natuurkunde rond die eeuwwisseling op zijn grondvesten deed schudden (de andere leidde tot de quantentheorie). Feitelijk had men gemeend dat de natuurkunde wel zo'n beetje „af” was, en dat er niet veel meer te ontdekken viel — en nu bleken heel basale dingen niet met de bestaande theorieën overeen te komen. Albert Einstein werkte in twee stappen de theorie uit die de verschijnselen rond de lichtsnelheid kon verklaren, nadat Hendrik Antoon Lorentz de formules die de verschijnselen beschreven had geformuleerd.

((Te doen.))

De onderliggende pagina's herschrijven naar twee figuren die het oneens zijn over lengten, tijden, massa's, en zo voort.

Enige voorlopers van relativistische ideeën.

Huai Nan Tzu
„Alle tijd die sinds de oudheid tot nu verstreken is heet chou; alle ruimte in iedere richting, boven en beneden, heet . De Tao is in hen, maar geen mens kan zeggen waar die verblijft.” De term yü-chou werd algemeen gebruikt in een compilatie uit de tweede eeuw van Chinese wijsbegeerte.
Johannes Scotus Eriugena: De Divisione Naturae (Periphyseon)
„omne temporale locale sit et conversim omne locale temporale”, „omnium [‥] existentium essentia localis atque temporalis est”
Thomas van Aquino: Summa Theologia
Bevat verschillende ideeën die lijken te wijzen op een intieme relatie tussen zwaartekracht en ruimte.
Johann Kepler
„Ubi materia ibi geometria”.