Is het Christendom onethisch of immoreel?
De niet-Christen die poogt aan te tonen dat het Christendom, of de Christelijke God, onzedelijkꜛ of immoreelꜛ zijn, of dat de leer van Jezus niet het ethisch hoogst mogelijke behelst, baseert zich voluit op het (meestal onuitgesproken) postulaat dat zijn eigen ethische maatstaven ook voor de ander dwingend zijn — met andere woorden absoluut zijn. Welnu, de Christen heeft een reden voor zijn geloof in een absolute ethiek: er is immers een God die deze wereld een zedepijl heeft gegeven die overeenkomt met Zijn wil. De niet-Christen echter heeft geen basis voor zijn geloof in absolute ethische maatstaven, en door zich daar toch op te beroepen toont hij ten diepste de kant van de Christen te geloven.
- Tegenwerping (God onethischꜛ):
- De morele regels die God oplegt soms regelrecht zedelijk verwerpelijkꜛ. Slechts een Onethisch Christendomꜛ kan die regels kritiekloos overnemen.
- Antwoord:
- Sinds God bepaalt wat ethisch is ((dit moet uitgewerkt worden)) is het niet aan ons die maatstaven te meten. Aan de hand waarvan zouden we dat doen, als het niet de zedepijl is die God in deze wereld heeft gelegd, en waar Zijn regels een uitdrukking van zijn?
- ((Natuurlijk zijn vele vroege Wetsversies geaccommodeerd aan ons, en pas in de bergrede komt die ethiek voluit tot expressie.))
- Tegenwerping (Onzedelijke predestinatieleerꜛ):
- Vanwege de predestinatieleer is het Christendom immoreelꜛ.
- Antwoord:
- De predestinatieleer is een stuk subtieler dan de versies die onder niet-Christenen de ronde doen, ((Nog af te maken))
- Tegenwerping (Abrahams offer onzedelijkꜛ):
- Abrahamsꜛ bereidheid Izaäkꜛ te offeren was pervers. Een godsdienst die de bereidheid tot kinderoffers verheerlijkt is immoreel.
- Antwoord:
- ((Nog te doen.)) De eigen diepste overtuigingen gaan altijd boven de conventionele moraal, maar die overtuigingen moeten wel zuiver, ongemanipuleerd, en niet door verlangens en emoties gekleurd zijn. Wij moeten onze Godgegeven ethiek volgen, maar die ethiek biedt wel ruimte voor conventionele ethiek: „Gehoorzaam de overheid” (Romeinen 13:1, Titus 3:1, 1 Petrus 2:13-17), houdt vrede met elkaar (Marcus 9:50, Romeinen 12:18, 2 Korinthiërs 13:11, 1 Thessalonicenzen 5:13), en zo voort. Dit laatste is weer een transcendent argument voor God, want andere ethische opties lopen vast.