Urticales, brandnetelorde

Urticaceae, brandnetelfamilie

Urtica, brandnetel

De holle brandharen bevatten een bijtend vocht, dat vrijkomt als de top afbreekt in de gemaakte wond.
Naamgeving
Latijn „urtica”, ‚netel’ (brand- of zee-) < „urere”, ‚branden’. Engels: nettle.
Gebruik
De verwelkte planten zijn goed eetbaar voor vee en mensen. De bast levert de vezels voor neteldoek.
Urtica dioica, grote brandnetel
Naamgeving
Engels: common nettle.
Urtica urens, kleine brandnetel
Naamgeving
Engels: small nettle.

Parietaria, glaskruid

Groeit op zeer kalkrijke plaatsen, vooral op oude muren en ruïnes.
Naamgeving
Van Latijn „herba parietaria”, ‚muurkruid’ < „parietarius”, ‚muur-’ < „paries”, ‚muur’, naar de standplaats. Engels: pellitory.
Geschiedenis
Keizer Trajanus (98 — 117) liet zoveel opschriften met zijn naam op openbare gebouwen aanbrengen, dat hij de bijnaam „herba parietaria”, ‚muurkruid’ kreeg.
Parietaria officinalis, glaskruid

Morus, moerbei

Naamgeving
Latijn „morus”, ‚moerbeiboom’ < „morum”, ‚moerbei’ < Grieks „moron” of „mòron”, ‚moerbei’. Engels: mulberry.
Morus nigra, zwarte moerbei
Legende
Pyramus en Thisbe.

Ficus, vijg

Naamgeving
Latijn „ficus”, ‚vijg’, ‚vijgenboom’. Engels: fig.
Ficus carica, vijg

Cannabis, hennep

Naamgeving
Latijn „cannabis”, ‚hennep’ (niet gevonden) < Grieks „kannabis”, ‚hennep’ < Skythisch / Tracisch „kannabis”, ‚hennep’. De Nederlandse naam is een onafhankelijke Germaanse ontlening aan de taal der Scythen en Thraciërs. Engels: hemp.
Cannabis sativa, hennep
Naamgeving
De mannelijke plant heet ‚gelling’, en de vrouwelijke ‚zaailing’
Gebruik
De vezel levert touw (vandaar: ‚hennepen halsband’ = galgenstrop); het zaad is goed vogelvoer.

Humulus, hop

Naamgeving
Laat-Latijn „humulus”, ‚hop’ < Middelnederlands „hommel”, ‚hop’. De Nederlandse naam is wellicht verwant met „hoop”, ‚stapel’, en verwijst dan naar de manier waarop de takken als een hoop dooreengroeien. Engels: hop.
Humulus lupulus, hop

Ulmaceae, olmenfamilie

Ulmus, iep

Naamgeving
Latijn „ulmus”, ‚olm’. Heet ook ‚olm’, en in ouder Nederlands ‚ijp’. Engels: elm.
Gebruik
De Romeinen gebruikten de olm als draagboom om de wijnstok tegenop te laten klimmen. Ook maakten zij roeden van het hout.
Ulmus minor, gladde iep

Ceratophyllaceae, hoornbladfamilie