God is almachtig

God is de almachtige.

Genesis 17:1
Toen Abram negenennegentig jaar oud was, verscheen de Here aan Abram en zeide tot hem: Ik ben God, de Almachtige, wandel voor mijn aangezicht, en wees onberispelijk;
Genesis 28:3
En God, de Almachtige, zegene u, Hij make u vruchtbaar en vermenigvuldige u zodat gij tot een menigte van volken wordt.
Genesis 35:11a
En God zeide tot hem: Ik ben God, de Almachtige,
Genesis 43:14a
En God, de Almachtige, geve u barmhartigheid voor het aangezicht van die man, opdat hij uw andere broeder late gaan, alsook Benjamin.
Genesis 48:3
En Jakob zeide tot Jozef: God, de Almachtige, is mij verschenen te Luz in het land Kanaän en heeft mij gezegend en tot mij gezegd: zie, Ik zal u vruchtbaar maken, u vermenigvuldigen en u maken tot een menigte van volken; Ik zal dit land aan uw nageslacht geven tot een altoosdurende bezitting.
Genesis 49:25
door de God uws vaders, die u zal helpen, en de Almachtige, die u zal zegenen met zegeningen des hemels van boven, met zegeningen van de watervloed, die beneden ligt, met zegeningen van de borsten en de moederschoot.
Exodus 6:3
Ik ben aan Abraham, Isaak en Jakob verschenen als God de Almachtige, maar met mijn naam Here ben Ik hun niet bekend geweest.
Numeri 24:3-4
Toen hief hij zijn spreuk aan en zeide: De spreuk van Bileam, de zoon van Beor, en de spreuk van de man met het geopend oog; de spreuk van hem, die de woorden Gods hoort, die het gezicht des Almachtigen schouwt, nederliggende met ontsloten ogen.
Numeri 24:15-16
Toen hief hij zijn spreuk aan en zeide: De spreuk van Bileam, de zoon van Beor, en de spreuk van de man met het geopend oog; de spreuk van hem, die de woorden Gods hoort, en die de wetenschap des Allerhoogsten kent, die het gezicht des Almachtigen schouwt, nederliggende met ontsloten ogen.
Ruth 1:20-21
Maar zij zeide tot haar: Noemt mij niet Naomi; noemt mij Mara, want de Almachtige heeft mij veel bitterheid aangedaan. Vol ben ik heengegaan, maar leeg heeft mij de Here doen terugkeren. Waarom zoudt gij mij Naomi noemen, daar de Here tegen mij heeft getuigd en de Almachtige mij kwaad heeft aangedaan?
Job 5:17
Zie, welzalig de mens, die God kastijdt; versmaad daarom de tucht des Almachtigen niet.
Job 6:4
Want de pijlen des Almachtigen steken in mij, welker gif mijn geest inzuigt; Gods verschrikkingen stellen zich in slagorde tegen mij op.
Job 6:14
Wie zijn vriend medelijden onthoudt, die verzaakt de vreze des Almachtigen.
Job 8:3
Zou God het recht buigen, of zou de Almachtige de gerechtigheid buigen?
Job 8:5-6
Maar indien gij God zoekt, en de Almachtige om genade smeekt, indien gij rein en oprecht zijt, dan zal Hij gewis over u opwaken en uw rechtmatige woning herstellen.
Job 11:7
Kunt gij de geheimen Gods doorgronden, de Almachtige doorgronden ten einde toe?
Job 13:3
Maar toch, ik wil tot de Almachtige spreken, ik wens mijn zaak te bepleiten bij God.
Job 15:25
Want hij heeft zijn hand uitgestrekt tegen God en de Almachtige getrotseerd;
Job 21:15
Wat is de Almachtige, dat wij Hem zouden dienen, en wat baat het ons, dat wij bij Hem zouden aandringen?
Job 21:20
zijn eigen ogen moesten zijn verderf aanschouwen, en zelf moest hij drinken van de grimmigheid des Almachtigen.
Job 22:3
Geeft het de Almachtige voordeel, dat gij rechtvaardig zijt, of gewin, wanneer gij uw weg zuiver houdt?
Job 22:17
Die tot God zeiden: Wijk van ons! en: Wat kan de Almachtige ons maken?
Job 22:23-26
Wanneer gij u tot de Almachtige bekeert, zult gij gebouwd worden; wanneer gij het onrecht uit uw tent verwijdert, het gouderts wegwerpt in het stof, het goud van Ofir op de rotsgrond der beken, en de Almachtige uw voorraad gouderts en uw zilverschat zal zijn, voorwaar, dan zult gij u verlustigen in de Almachtige en uw aangezicht opheffen tot God.
Job 23:16
Want God heeft mijn hart doen versagen, de Almachtige heeft mij verschrikt;
Job 24:1
Waarom zijn vanwege de Almachtige geen oordeelstijden voorbehouden, en zien zij die Hem kennen, zijn gerichtsdagen niet?
Job 27:2
Zo waar God leeft, die mij mijn recht onthoudt, en de Almachtige, die mijn ziel met bitterheid heeft vervuld;
Job 27:10
Kan hij zich in de Almachtige verlustigen, God aanroepen te allen tijde?
Job 27:11
Ik zal u onderrichten aangaande de hand Gods, wat de Almachtige voorheeft, zal ik niet verbergen.
Job 27:13
Dit is van Godswege het deel van de goddeloze mens, het erfdeel van de geweldenaars, dat zij van de Almachtige ontvangen:
Job 29:2-5
O, dat ik was als in vroegere maanden, als in de dagen, toen God mij behoedde; toen Hij zijn lamp boven mijn hoofd deed schijnen, ik in de duisternis wandelde bij zijn licht; zoals ik was in de bloeitijd van mijn leven, toen Gods vertrouwelijke omgang in mijn tent toefde; toen de Almachtige nog met mij was, en mijn kinderen rondom mij waren;
Job 31:2
Want wat is het deel, door God van omhoog beschikt, het erfdeel, door de Almachtige uit den hoge bepaald?
Job 31:35
Ach, dat toch iemand naar mij luisterde! Ziehier mijn ondertekening (de Almachtige antwoorde mij) ook het stuk, dat mijn tegenpartij heeft geschreven.
Job 32:8
Voorwaar, het is de geest in de stervelingen en de adem des Almachtigen, die hun inzicht geeft.
Job 33:4
De Geest Gods heeft mij gemaakt, en de adem des Almachtigen doet mij leven.
Job 34:10
Daarom, gij verstandige lieden, luistert naar mij: God is verre van goddeloosheid, de Almachtige van onrecht.
Job 34:12
ja waarlijk, God handelt niet onrechtvaardig, de Almachtige buigt het recht niet.
Job 35:13
Waarlijk, God hoort niet het ijdel geroep, de Almachtige ziet er niet naar om.
Job 37:23
De Almachtige, die wij niet begrijpen, is groot van kracht en recht; Hij, die groot is in gerechtigheid, buigt haar niet.
Job 40:2
Wil de bediller twisten met de Almachtige? De aanklager van God antwoorde daarop!
Psalmen 68:12-14
De koningen der legerscharen vluchtten, zij vluchtten, en de vrouwe des huizes verdeelde de buit. Laagt gij niet neer tussen de kooien? (de vleugelen der duiven waren overtogen met zilver, haar slagpennen met glanzend goud) toen de Almachtige de koningen uiteendreef, sneeuwde het door haar op de Salmon.
Psalmen 91:1
Wie in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, vernacht in de schaduw des Almachtigen.
Jesaja 13:6
Jammert, want de dag des Heren is nabij; hij komt als een verwoesting van de Almachtige.
Ezechiël 1:24
Als zij gingen, hoorde ik het geruis hunner vleugels als het gebruis van vele wateren, als de stem des Almachtigen: een dreunend geluid als van een leger; als zij stilstonden, lieten zij hun vleugels hangen.
Ezechiël 10:5
Het geruis van de vleugels der cherubs werd gehoord tot aan de buitenste voorhof, als de stem van God, de Almachtige, wanneer Hij spreekt.
Joël 1:15
Wee die dag, want nabij is de dag des Heren; als een verwoesting komt hij van de Almachtige.
2 Korinthiërs 6:18
en Ik zal u aannemen, en Ik zal u tot Vader zijnen gij zult Mij tot zonen en dochteren zijn, zegt de Here, de Almachtige.
Openbaring 1:8
Ik ben de alfa en de omega, zegt de Here God, die is en die was en die komt, de Almachtige.
Openbaring 4:8
En de vier dieren hadden elk voor zich zes vleugels en waren rondom en van binnen vol ogen en zij hadden dag noch nacht rust, zeggende: Heilig, heilig, heilig is de Here God, de Almachtige, die was en die is en die komt.
Openbaring 11:17
zeggende: Wij danken U, Here God, Almachtige, die is en die was, dat Gij uw grote macht hebt opgenomen en het koningschap hebt aanvaard;
Openbaring 15:3
En zij zingen het lied van Mozes, de knecht Gods, en het lied van het Lam, zeggende: Groot en wonderbaar zijn uw werken, Here God, Almachtige; rechtvaardig en waarachtig zijn uw wegen, Gij, Koning der volkeren!
Openbaring 16:7
En ik hoorde het altaar zeggen: Ja, Here God, Almachtige, uw oordelen zijn waarachtig en rechtvaardig.
Openbaring 16:14
want het zijn geesten van duivelen, die tekenen doen, welke uitgaan naar de koningen der gehele wereld, om hen te verzamelen tot de oorlog op de grote dag van de almachtige God.
Openbaring 19:6
En ik hoorde als een stem van een grote schare en als een stem van vele wateren en als een stem van zware donderslagen, zeggende: Halleluja! Want de Here, onze God, de Almachtige, heeft het koningschap aanvaard.
Openbaring 19:15
En uit zijn mond komt een scherp zwaard, om daarmede de heidenen te slaan. En Hijzelf zal hen hoeden met een ijzeren staf en Hijzelf treedt de persbak van de wijn der gramschap van de toorn Gods, des Almachtigen.
Openbaring 21:22
En een tempel zag ik in haar niet, want de Here God, de Almachtige, is haar tempel, en het Lam.

God kan alles.

Lukas 1:37
Want geen woord, dat van God komt, zal krachteloos wezen.
Job 42:2
Ik weet, dat Gij alles vermoogt, en dat geen uwer plannen wordt verijdeld.
Jeremia 32:17
Ach, Here Here, zie, Gij hebt de hemel en de aarde gemaakt door uw grote kracht en uw uitgestrekte arm; niets zou te wonderlijk zijn voor U,
Daniël 4:35
Ja, alle bewoners der aarde worden als niets geacht; Hij doet naar zijn wil met het heer des hemels en de bewoners der aarde: en niemand is er, die zijn hand kan weerhouden of tot Hem kan zeggen: wat doet Gij?

Voorbeelden van zijn macht.

Psalmen 33:9
Want Hij sprak en het was er, Hij gebood en het stond er.

God heeft zijn almacht getoond.

Genesis 18:14
Zou voor de Here iets te wonderlijk zijn? Te bestemder tijd, over een jaar, zal Ik tot u wederkeren, en Sara zal een zoon hebben.
Zacharia 8:6
Zo zegt de Here der heerscharen: Al zal dit in de ogen van het overblijfsel van dit volk in die dagen te wonderlijk zijn, zou het dan ook in mijn ogen te wonderlijk zijn? luidt het woord van de Here der heerscharen.

Derhalve moeten wij op Gods almacht vertrouwen.

(Dit is nog maar een eerste aanzetje, dat verdere uitwerking behoeft.)