Is de rede door evolutie ontstaan?

Volgens de evolutietheorie is ieder wezen noodzakelijk gericht op genverbreiding — niet op waarheid, morele juistheid, of noem maar op. Het is dus zeer onwaarschijnlijk dat een juist besef van die zaken ontstaat (als die onderliggende zaken zelf al bestaan). Dat ondermijnt ons redeneervermogen, inclusief deze conclusie‥

((Te doen: we zien dagelijks om ons heen hoe onredelijkheid leidt tot evolutievoordeel: dissidenten worden gedood of opgesloten, er is veiligheid in de kudde.))

Als evolutionair naturalist moet ik aannemen dat de waarschijnlijkheid dat mijn denken correct is laag is, of op zijn best totaal onkenbaar. Beide opties zijn fataal, en maken dat ik geen enkel argument meer kan vertrouwen, en geen enkele rationele overtuiging — inclusief de overtuigingen van het naturalisme en de evolutietheorie. ((Alvin Plantinga.))

Wij hebben een God-cel, die God of een god meent te zien in bepaalde situaties. Welnu: ofwel die cel levert waarheid — in welk geval God of een god bestaat en het naturalisme onwaar is —, ofwel die cel levert onwaarheid — in welk geval ons brein onbetrouwbaar is.

Charles Darwin zelf drukte het tegen William Graham als volgt uit, zij het om juist zijn overtuiging dat het heelal een doel, een bedoeling, heeft te relativeren: „But then with me the horrid doubt always arises whether the convictions of man's mind, which has been developed from the mind of the lower animals, are of any value or at all trustworthy. Would any one trust in the convictions of a monkey's mind, if there are any convictions in such a mind?” — Letter to William Graham, 3 juli 1881.

Conclusie: een naturalist kan niet rationeel evolutie als verklaring van ons denken geloven, want naturalistische evolutie is sterk zelfweerleggend.

Tegenwerping (Rede evolutionair voordelig):
Maar een redelijk wezen heeft meer kans zijn genen te verbreiden dan een onredelijk wezen.
Antwoord:
Rede gaat samen met een zeer langzame voortplanting en een kleine populatiegrootte. Verder is het recent: die paar miljoen jaar tellen bij zich langzaam voortplantende soorten als mens(ap)en niet zo hard aan. De hoeveelheid rede die nodig is om een dier te leren een bron van bacteriële besmetting te vermijden is zo groot, dat het dier al uitgestorven is voordat het dat niveau bereikt heeft, en investeren in instincten en verdedigingsmechanismen is veel beter — het apparaat voor instincten is immers al ontwikkeld sinds het stadium van ééncelligheid. Hetzelfde gaat voor andere situaties, zoals het vluchten voor een tijger: instincten zullen sneller ontstaan dan de rede, en daarna is die rede pas zinvol als die sterker wordt dan het instinct — tot die tijd is ze zinloos en zelfs gevaarlijk (want traag en interfererend met instinctmatig gedrag).
Dit zien we ook in de praktijk: wij springen niet van een klif af, maar dat is niet doordat we de consequenties doordacht hebben. Redeloze dieren springen ook niet zo maar van een klif af, en de bungee-jumper of parachutist moet dat instinct overwinnen om wel te springen, ondanks zijn rede. Een vermogen tot hogere wiskunde heeft nog niet lang genoeg bestaan om een selectievoordeel te hebben gegeven, maar toch vertrouwen wij op die hogere wiskunde.
Tegenwerping (Rede overtuigt):
Een welbegrepen correcte redenering overtuigt volkomen, meer dan een instinctieve overuiging.
Antwoord:
Dat „correcte” is natuurlijk een petitio principii: je noemt die redenering correct omdat ze je zo sterk overtuigt. Misschien was of is het wel evolutionair voordelig dat bepaalde redeneringen volledig overtuigen: een kuddedier met spraak kan op die manier alle leden tot dezelfde overtuiging brengen, en daardoor krachten bundelen en innerlijke strijd over het te volgen beleid voorkomen. Die en vergelijkbare voordelen kunnen voldoende zijn om zo'n overtuiging te doen ontstaan, en dat zegt dan niets over feitelijke correctheid. Haatpredikers bereiken hetzelfde effect middels massapsychose — maakt dat hun haatboodschappen waar?

((Te doen.))

De weerleggingen in Suzanne K.­Langer: Philosophy in a new key, pp. 45vv. Haar eigen oplossing, dat de mens een extra primaire behoefte heeft, voldoet ook niet, want die behoefte zelf is evolutionair nadelig en zou dus weggeselecteerd worden — het niet voldoen aan die behoefte is geen hindernis (in tegendeel!) voor genverbreiding, zoals het niet voldoen aan voortplanting, voeding, veiligheid, dat wel is. En mensen zonder die behoefte bestaan, dus evolutie zou materiaal hebben gehad om mee te werken.

De hypothese dat sociaal leven, of het hebben van werktuigelijk geavanceerde handen, doet selecteren voor intelligentie wordt niet gestaafd door de feiten. Dat artikel toont wel dat relatief grotere breinen, maar ook absoluut kleinere lichamen, positief correleren met probleemoplossend vermogen.