Zinꜛ
De zin van de wereld en alles wat daarin plaats vindt en heeft volgt uit het doel waarmee die wereld geschapen is. Doordat wij dat doel (deels) mogen weten, wordt die absolute zin ook zinvol voor ons. Welk doel de wereld heeft zullen we uitzoeken als we die transcendente geest wat beter hebben leren kennen.
Ook hier geldt: wil dat vertrouwen zelf redelijk zijn, dan moet hij ons ook de mogelijkheid geven te weten te komen dat hij bestaat en dat gedaan heeft, zodat we een coherent wereldbeeld kunnen hebben waarin ons vertrouwen gerechtvaardigd is. Dat betekent ook dat die geest zelf betrouwbaar moet zijn.
Daarmee heeft de schepping een zedepijlꜛ; ze wijst in een bepaalde welgedefinieerde richting boven zichzelf uit naar haar doel.
((Immanente zin uitwerken in het naturalisme.))
- Tegenwerping (zinloos transcendentismeꜛ):
- Doordat deze wereld een tijdspijl heeft en uitloopt op vernietiging is alles zinloos.
- Antwoord:
- Die conclusie is onjuist, omdat de zin van de wereld niet binnen die wereld gezocht hoeft te worden. Vergelijk het met een tragisch boek. Zelfs een verhaal dat slecht en droevig afloopt kan zinvol zijn, omdat die zin bij de lezer ligt en niet noodzakelijk binnen het verhaal. Daarmee zit die zin ook niet vast aan de tijd zoals die binnen het verhaal geldt, zoals met immanente zin noodzakelijk het geval is.
- (Overigens zullen we zien dat het verhaal van deze schepping niet slecht afloopt.)
- Tegenwerping (Zin erft niet overꜛ):
- Al heeft de wereld zin voor de transcendente geest, dan hoeft die zin nog niet voor ons te bestaan. Als God ons geschapen heeft om te genieten van onze onhandigheid, betekent dat dan vanzelf dat die onhandigheid waardevol voor ons is?
- Antwoord:
- ((Te doen: indien de zin geen goed is, zoals in dit voorbeeld, hebben we te maken met een onaanvaardbare geest. Indien de zin wel goed is, en overeenkomt met de zedepijl van de wereld (en wellicht andere pijlen, zoals een esthetische) erft die zin langs die weg over.))