Problemen van immanente wereldbeelden

Tegenwerping (Onwaarschijnlijk theïsme):
Paul Draper argumenteert dat atheïsme a priori veel waarschijnlijker is dan theïsme, als volgt:
  1. De claims van supernaturalisme (geest komt voor materie) en naturalisme (materie komt voor geest) zijn a priori even waarschijnlijk.
  2. Theïsme is een (zeer) speciaal geval van supernaturalisme, maar atheïsme is (veel) ruimer dan naturalisme.
  3. Daarom is atheïsme veel waarschijnlijker dan theïsme.
Antwoord:
Dat is waar — als „a priori” Kantiaans wordt opgevat. Dan is ook een mechanica à la Newton of Einstein extreem onwaarschijnlijk. Iedere enigszins gedetailleerde beschrijving van de werkelijkheid is a priori onwaarschijnlijk. Gegeven de wereld zoals wij die kennen geldt dit argument niet — sterker nog, als we louter het eenvormigheidsbeginsel toelaten wordt theïsme al veel waarschijnlijker dan atheïsme:
  • Allewerelden die wij kennen hebben een transcendente geest — slechts van onze leefwereld kunnen wij het niet nagaan. Wij kennen miljoenen werelden uit eigen ervaring, en nog veel meer van horen zeggen. Het is dus op voorhand onwaarschijnlijk dat onze leefwereld de enige uitzondering zou zijn.
  • Die transcendente geest biedt een volledige verklaring voor het bestaan en de eigenschappen van die wereld. Zonder zo'n geest is het bestaan van onze leefwereld onverklaarbaar, evenals de aard ervan. ((Pagina met lijst van immanent onverklaarbare zaken maken — momenteel zijn die verspreid onder de antwoordpaginae.))
Feitelijk is ook ons besef van het eenvormigheidbeginsela priori, dus Drapers premisse is zelfs in die strenge vorm al onjuist.

Immanente wereldbeelden kennen in termen van het boomargument een verdubbeling: alle werelden op lagere niveaus in de boom worden op één bepaalde manier verklaard, maar de hoogste wereld heeft een volstrekt andere verklaring nodig. Daarmee heeft immanentie een aanzienlijke bewijslast; immanentisten beweren immers nogal wat, met hun wereld die — zonder dat dit zelfs maar in theorie waarneembaar is — volslagen afwijkt van alle andere werelden, en zij zullen dus met stevige argumenten moeten komen om die beweringen waar te maken. En daarnaast heeft het een grondslagenprobleem: hoe kunnen objectieve zaken bestaan, en hoe kunnen wij dat weten.

De twee problemen zijn niet onafhankelijk. Er is een verschijnsel, en de objectiviteit daarvan kan hetzij ontkend, hetzij (soms) centaurisch verklaard, hetzij transcendent verklaard worden. Dat zijn de drie opties. Echter‥

De immanentist heeft geen betrouwbare verklaring voor het bestaan en/of de aard van de wereld — wie of wat zou die moeten geven: een hogere eenheid heeft hij immers weggedefinieerd? Dat maakt het hem onmogelijk een terecht vertrouwen te hebben in zaken als de orde in de wereld.

Anders gezegd: een immanent wereldbeeld bevat noodzakelijkerwijs niet zijn eigen verklaring. Veel van de klassieke godsbewijzen zijn op dat feit gebaseerd, en pogen bijvoorbeeld aan te tonen dat bepaalde reeksen hun limiet buiten de immanente wereld hebben, zoals in de wiskunde de reële getallen bestaan als limieten van reeksen van rationele getallen die hun limiet buiten die rationele getallen hebben.

Al zou een immanente topwereld mogelijk, en zelfs werkelijk, zijn — waarom zou dan juist onze wereld die topwereld zijn? Als wij in een wereld enkele niveaus onder die topwereld bestaan is voor ons nog steeds het transcendentisme waar.

((Te doen.))

Kennis van transcendente begrippen. Wij hebben begrippen als „oneindigheid”, „God”, „identiteit”, ieder universale, en zo voort — begrippen die we vanuit een immanente grondslag nooit zouden kunnen hebben (zelfs al zou het kenprobleem op zich opgelost zijn). Sommige vormen van empirisme, speciaal het logisch positivisme vinden het dan ook nodig deze begrippen zinledig te verklaren om hun theorie te kunnen handhaven.