Materieꜛ
Een ieder, solipsist, transcendentist en immanentist, moet de geest verklaren. De immanentist moet daarnaast ook nog de materie verklaren.
- Voor de solipsist is materie iets wat hij zelf verzonnen heeft.
- Voor de transcendentist is materie iets wat de hogere geest verzonnen heeft.
- De immanentist moet een onafhankelijk principe invoeren, of de materie ontkennen — maar dan de phanerische materie nog steeds verklaren.
En als die materie verklaard is blijft het probleem van de verhouding tussen geest en lichaam.
- Idealisme
- Materie bestaat slechts als intersubjectief gegeven, dat afhankelijk is van onze geest.
((Te doen.))
Materie is een analoog begrip, en dus niet eenvoudig te definiëren. René Descartesꜛ maakte het onderscheid: materie is uitgebreid maar denkt niet; geest is niet uitgebreid en denkt wel. Maar wat betekent „uitgebreid” hier? Een geestelijk wezen dat geruime tijd bestaat is uitgebreid in de tijd, dus we zullen het begrip moeten verfijnen tot „uitgebreid in de ruimte”. Maar dan dreigt een cirkelredenering, tenzij ruimte gedefinieerd kan worden zonder te verwijzen naar materie.
Verwijzing naar natuurwetten („materie volgt wetten, geest is vrij”) levert een geheel ander materiebegrip op. De ontkenning van geest (vergelijk materialisme) levert dan het fysicalisme op.
- Tegenwerping (Vooroordeel in wijsbegeerteꜛ):
- Als denkoefening, een poging te komen tot weten, is wijsbegeerte bevooroordeeldꜛ. Geen wonder dat dan geest, en niet materie, als prieur wordt bevonden — dat antwoord zit al in de vraagstelling ingebouwd. Doe eens een doeexercitie, dan zullen materie en ruimte prieur zijn.
- Antwoord:
- ((Nog te doen.))