Jezus' verschijningen

Wat de verschijningen betreft, hetzij Hij verscheen wel aan de mensen, hetzij Hij verscheen niet. Als Hij niet verscheen, dan verscheen er iemand anders (een dubbelganger), of er verscheen niemand, en er was sprake van hallucinaties. Die verschijningen hadden een enorme invloed op de discipelen, dus een halfdode Jezus, een vage verschijning, of iets dergelijks is onvoldoende.

Tegenwerping (Misbegrepen opstandingsberichten):
Degenen die berichtten dat ze de opgestane Heer gezien hadden bedoelden gewoon dat ze visioenen, illusies, of andere beelden van Hem hadden ervaren. Mensen in de rouw hebben vaak zulke ervaringen.
Antwoord:
Als ze dat bedoeld hadden zouden ze dat wel gezegd hebben. Dat verschijnsel was toen ook welbekend, is vele malen beschreven in klassieke literatuur, en had een eigen vocabulaire (zie bijvoorbeeld Handelingen 12:15). Door de juiste taal te bezigen hadden ze wrede vervolging kunnen voorkomen, dus het feit dat ze voor hun opstandingsclaim die vervolging doorstonden betekent dat ze bedoelden wat ze zeiden.
Tegenwerping (Misleidend visioen):
Mensen hadden visioenen van Jezus, en zagen die als bewijs dat Hij leefde.
Antwoord:
In de oudheid was een visioen van iemand geen bewijs dat die persoon leefde — eerder een aanwijzing dat die persoon overleden was. En de discipelen waren door de cultuur geconditioneerd — psychologische visioenen zouden veeleer de vorm van het verhaal van Lazarus en de rijke man hebben aangenomen, of eventueel — gezien de claims van Jezus — als het visioen van Stefanos.
Tegenwerping (Misleiding door illusie):
Mensen hadden een illusie (ze zagen iemand die op Jezus leek, en meenden Hem te zien), en werden daardoor misleid.
Antwoord:
Dat mensen soms menen een glimp van een recent overleden dierbare op te vangen wist men in de oudheid ook, en dat zal zeker als eerste voorgesteld zijn aan diegenen die claimden Jezus gezien te hebben. En waar in zulke gevallen de herkenning er wel, maar de persoon er niet is, was het hier andersom: Jezus was er, maar werd niet herkend.
Tegenwerping (Duivels visioen):
Misschien waren die verschijnselen wel bovennatuurlijk, maar toch niet wat de Christenen er van maken. Ook de duivel kan verschijningen teweegbrengen.
Antwoord:
Wellicht — maar met welk doel? Naar we dan mogen aannemen om een onjuist geloof in Jezus als Zoon van God te verbreiden. Dan is het redelijk te veronderstellen dat hij ook verantwoordelijk is voor de eerdere wonderen van Jezus, en zo voort. Blijkbaar wil de duivel dan dat we in de leer van Jezus geloven, met al de bijbehorende hoogstaande ethiek. In hoeverre is de duivel dan nog de duivel? ((Vergelijk Marcions geloof, en de hypothese van de wrede god die ons valselijk laat geloven in een goede God.))

((Te doen.))

Jezus verschijnt ook aan niet-gelovigen: Jacobus de broeder van Jezus (Johannes 7:3-5, Galaten 1:18-19, Flavius Josephus Joodse Oudheden 20:9 — verwijzing en ref toevoegen — 1 Korinthiërs 15:3-8) en Paulus. In beide gevallen was geloof het gevolg. In Mattheüs 28:17 kan het twijfelen ook op ongeloof slaan: het „maar” is „δε”

Vrouwelijke getuigen werden niet erg geacht. Flavius Josephus schrijft in Joodse oudheden 4:219: Laat van vrouwen geen bewijs worden aanvaard, vanwege de lichtzinnigheid en onbezonnenheid van hun sekse. Misjna Sjaboeot 4:1 leert: De wet die gaat over een eed van getuigenis geldt voor mannen en niet voor vrouwen, voor hen die geschikt zijn getuigenis af te leggen en niet voor hen die ongeschikt zijn getuigenis af te leggen. Celsus schrijft (in Origenes' Contra Celsum: Na zijn dood stond hij weer op en liet de tekenen van zijn straf zien en hoe zijn handen doorboord waren. Maar wie zag dat? Een hysterische vrouw!