Argumenten tegen de presuppositionele positie
- Tegenwerping (Vergezochte theorieꜛ):
- Dit is wel een heel vergezocht verhaal. Toen het Christendom ontstond was het een eenvoudig geloof, „God zelf betaalt onze schuld”. Blijkbaar zijn naarmate de wetenschap en de logica verder komen steeds meer toeters en bellen nodig om dit geloof verdedigbaar te houden, met dan nu als voorlopig dieptepunt die zelfmisleiding, „je gelooft niet wat je denkt dat je gelooft”. Wat zullen we in de toekomst nog nodig hebben? Een ware godsdienst moet zich volgens mij juist kenmerken door een robuustheid: de oorspronkelijke leer heeft eeuwigheidswaarde en behoeft geen aanvullingen of aanpassingen in de loop van de tijd. Die leer is toch onfeilbaar?
- Antwoord:
- Dat laatste is heel juist: tijdloze waarheid behoeft nooit revisie. (Wel kan die waarheid beetje bij beetje geopenbaard worden, zoals onder meer bleek toen Jezus verscheen.) Het verschijnsel van de zelfmisleiding is dan ook geen moderne toevoeging, maar een Bijbels gegeven. Het is zelfs het uitgangspunt van Paulus brief aan de Romeinen: al die afgodendienaars kennen ten diepste God (Romeinen 1:22-23), en diens Wet (Romeinen 2:14-15), maar zullen hun zelfmisleiding slechts te boven kunnen komen door serieus het evangelie te onderzoeken — ons verstand kan ons de waarheid tonen (Romeinen 1:20).
- In feite zijn er drie kenbronnen voor de Christelijke leer (inclusief presuppositie): de rede, de Bijbel en de ervaring. Deze meervoudigheid maakt de theorie een stuk coherenter en daarmee robuuster.
- Tegenwerping (God onrechtvaardigꜛ):
- Slechts een verkeerdꜛ God straft mensen die Hem niet eens kennen — en dat is de meerderheid van de wereldbevolking.
- Antwoord:
- Presuppositie betekent juist dat al die mensen God wèl kennen (Romeinen 1:18-19), maar schuldig zijn aan het onderdrukken van die waarheid.
- Tegenwerping (Wereldbeelden botsenꜛ):
- Vanuit jouw positie geeft jouw wereldbeschouwing de grond waarop je de mijne mag beoordelen? Best. Vanuit de mijne geeft mijn overtuiging me juist de grond om de jouwe te beoordelen.
- Antwoord:
- Daarom gaat de Christen ook eerst mee met de niet-Christen, om te laten zien dat die zichzelf weerlegt — niet het Christelijke wereldbeeld doet dat, maar zijn eigen.
- Tegenwerping (Redelijkheid impliceert geen waarheidꜛ):
- Goed, blijkbaar is geloof in de Christelijke leer noodzakelijk om rationeel te zijn. Maar dat maakt die leer nog niet waar. Om rationeel te zijn mag ik de zin „Ik kan deze zin niet rationeel aanvaarden” niet aanvaarden — maar dat maakt hem ook niet onwaar. En om de wereld te begrijpen moet ik causaliteit aanvaarden — maar dat maakt de wereld op zich, de wereld buiten mijn begrijpen ervan, nog niet causaal. Immanuel Kantꜛ wist al dat een transcendent argument enkel iets zegt over hoe de wereld zich aan ons voordoet, niet over hoe die wereld in zichzelf is.
- Antwoord:
- ((Nog te doen.))
- Tegenwerping (Presuppositie fnuikt godsbewijzenꜛ):
- Als wij onze kennis danken aan het kennen van God is ieder godsbewijs, dus een bewijs dat vanuit kennis tot het bestaan van God voert, een cirkelredeneringꜛ, en daarmee waardeloos.
- Antwoord:
- Inderdaad zijn alle juiste Godsbewijzen circulair. Ze hebben daarmee echter nog wel waarde. Alexander Prussꜛ geeft onder verwijzing naar Daniel Johnsonꜛ het voorbeeld van het onthouden van hotelkamernummer 314. Ik herken in dat nummer de eerste drie cijfers van π, en later reconstrueer ik het kamernummer vanuit mijn weten dat het bestaat uit de eerste drie cijfers van π. Circulair en nuttig. Er zijn dan twee mogelijkheden. Hetzij ik zeg: „Ach ja, dat is ook zo: mijn kamernummer is 314!” — in dat geval heb ik de oorspronkelijke kennis teruggevonden. Hetzij ik zeg: „Oh, blijkbaar was mijn kamernummer 314. Laat ik die kamer dan maar binnengaan.” — in dat geval heb ik mijn oorspronkelijke kennis niet terug, maar kan ik nieuwe kennis opdoen door ervaring (het vinden van mijn spullen in die kamer).
- Op gelijke wijze kan een Godsbewijs de onderdrukte wetenschap dat God bestaat reconstrueren, en leiden tot hetzij het terugvinden van die onderdrukte kennis, hetzij het opdoen van nieuwe ervaringskennis.
- (In beide gevallen is er natuurlijk ook een derde optie, namelijk het negeren van de informatie: de kamer niet binnengaan, of God niet zoeken.)
- Op gelijke wijze kan een Godsbewijs de onderdrukte wetenschap dat God bestaat reconstrueren, en leiden tot hetzij het terugvinden van die onderdrukte kennis, hetzij het opdoen van nieuwe ervaringskennis.
- Tegenwerping (Bijbelse onfeilbaarheid geen presuppositieꜛ):
- Het standpunt dat de onfeilbaarheid van de Bijbel presuppositioneelꜛ zou zijn is onhoudbaar. Hoe weten wij welke boeken canoniek zijn? Hoe kunnen wij kiezen tussen tekstvarianten? Tussen interpretatiewijzen? Tenzij we al betroubare kennis hebben voordat we de betekenis van de Schrift bereiken zijn die problemen onoplosbaar. Ik ben niet de bron van de informatie in de Bijbel, en het pad van die informatie heeft ook geen lengte 0.
- Antwooord:
- Dat is juist. Het is dan ook niet de Bijbelse waarheid die presuppositioneel is, maar Gods verzekering in ons. Die verzekering leidt ons onder andere tot het erkennen van de Bijbel als bron van waarheid.
De Christelijke leer is geen abstractum, maar biedt een persoonlijke God als schepper, die Zich aan ons wil openbaren. Uiteindelijk ligt het bewijs van de Christelijke waarheid in de openbaring.