Gods Woord als zwaard

Gods Woord wordt regelmatig als zwaard verbeeld. Hierbij worden in het Nieuwe Testament μαχαιρα (aangegeven met {M}) en ρομφαια (aangegeven met {R}) schijnbaar dooreen gebruikt. Ρομφαια komt, behalve in Lukas 2:35, enkel voor in de Openbaring aan Johannes.

Jesaja 49:2a
En Hij maakte mijn mond als een scherp zwaard; in de schaduw zijner hand verborg Hij mij.
Efeziërs 6:14-17
Stelt u dan op, uw lendenen omgord met de waarheid, bekleed met het pantser der gerechtigheid, de voeten geschoeid met de bereidvaardigheid van het evangelie des vredes; neemt bij dit alles het schild des geloofs ter hand, waarmede gij al de brandende pijlen van de boze zult kunnen doven; en neemt de helm des heils aan en het zwaard {M} des Geestes, dat is het woord van God.
Openbaring 1:16
En Hij had zeven sterren in zijn rechterhand en uit zijn mond kwam een tweesnijdend scherp zwaard {R}; en zijn aanzien was gelijk de zon schijnt in haar kracht.
Openbaring 2:12
En schrijf aan de engel der gemeente te Pergamum: Dit zegt Hij, die het tweesnijdende scherpe zwaard {R} heeft:
Openbaring 2:16
Bekeer u dan; maar zo niet, dan kom Ik spoedig tot u en Ik zal strijd tegen hen voeren met het zwaard {R} mijns monds.
Openbaring 13:10a
Indien iemand in gevangenschap voert, dan gaat hij in gevangenschap; indien iemand met het zwaard {M} zal doden, dan moet hij zelf met het zwaard {M} gedood worden.
(Mogelijk zijn beide voorkomens overdrachtelijk: valse leer moet op grond van het Woord onschadelijk worden gemaakt.)
Openbaring 19:15a
En uit zijn mond komt een scherp zwaard {R}, om daarmede de heidenen te slaan.
Openbaring 19:21
En de overigen werden gedood met het zwaard {R}, dat kwam uit de mond van Hem, die op het paard zat; en al de vogels werden verzadigd van hun vlees.

Μαχαιρα wordt echter ook regelmatig gebruikt om een letterlijk zwaard aan te duiden. Dit veroorzaakt misverstand bij de discipelen: Jezus spreekt overdrachtelijk (als Jezus dood is zullen zijzelf het woord moeten bewaren), maar zijn discipelen nemen het letterlijk. Vandaar Jezus' getergde uitdrukking: „Hou maar op, genoeg!” (vergelijk Deuteronomium 3:26).

Lukas 22:35-38
En Hij zeide tot hen: Toen Ik u uitzond zonder beurs of reiszak of sandalen hebt gij toen aan iets gebrek gehad? Zij zeiden: Aan niets. Hij zeide tot hen: Maar nu, wie een beurs heeft, hij neme die, zo ook een reiszak; en wie er geen heeft, hij verkope zijn mantel en kope een zwaard {M}. Want Ik zeg u, dat dit woord, dat geschreven is, aan Mij in vervulling moet gaan: En Hij is onder de misdadigers gerekend. Want wat over Mij geschreven is, komt tot een einde. Zij zeiden: Here, zie, hier zijn twee zwaarden {M}! Hij zeide tot hen: Het is voldoende.

Intussen hebben de discipelen echter wel twee fysieke zwaarden bij zich gestoken, en zijn bereid te vechten.

Marcus 14:47
Een van de omstanders trok zijn zwaard {M} en hij trof de slaaf van de hogepriester en sloeg hem het oor af.
Mattheüs 26:51
En zie, een van die bij Jezus waren, strekte zijn hand uit, trok zijn zwaard {M} en hij trof de slaaf van de hogepriester en sloeg hem het oor af.
Lukas 22:49-50
Toen zij, die bij Hem waren, zagen wat er ging gebeuren, zeiden zij, Here, willen wij met het zwaard {M} erop slaan? En iemand van hen trof de slaaf van de hogepriester en sloeg hem het rechteroor af.
Johannes 18:10
Simon Petrus dan, die een zwaard {M} had, trok het, en hij trof de slaaf van de hogepriester en sloeg hem het rechteroor af; de naam van nu van de slaaf was Malchus.

Maar Jezus wijst hen terecht.

Mattheüs 26:52
Toen zeide Jezus tot hem: Breng uw zwaard {M} weder op zijn plaats, want allen, die naar het zwaard {M} grijpen, zullen door het zwaard {M} omkomen.
(Deze profetie loopt parallel aan die in Openbaring 13:10a, met haar vervulling in Openbaring 19:21. Tegen de letterlijke interpretatie van dat laatste zwaard pleit dat in dat geval de profetie overduidelijk onwaar zou zijn: veel geweldenaars sterven in uitwendige vrede.)
Lukas 22:51
Maar Jezus antwoordde en zeide: Laat het hierbij. En Hij raakte het oor aan en genas hem.
Johannes 18:11
Jezus dan zeide tot Petrus: Steek het zwaard {M} in de schede; de beker, die de Vader Mij gegeven heeft, zou Ik die niet drinken?

(Hier zit ook een geestelijke les in: wie geweld gebruikt maakt dat de ander de boodschap niet meer hoort, zijn oor verliest. Jezus' afwijzing van het geweld gaf het slachtoffer zijn oor weer terug. Later (Johannes 18:33-37) komt Jezus terug op dit onderscheid tussen geweld en getuigen.)

Het geestelijk tweesnijdend zwaard heeft tot taak onze eigen gedachten te onderscheiden van die van God.

Hebreeën 4:12-13
Want het woord Gods is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard {M} en het dringt door, zo diep, dat het vaneenscheidt ziel en geest, gewrichten en merg, en het schift overleggingen en gedachten des harten; en geen schepsel is voor Hem verborgen, want alle dingen liggen open en ontbloot voor de ogen van Hem, voor wie wij rekenschap hebben af te leggen.

Hoe dit werkt kunnen we zien aan de ervaringen van Maria.

Onzeker is de betekenis van het zwaard waarmee het beest gewond is.

Openbaring 13:14z
En het zegt tot hen, die op de aarde wonen, dat zij een beeld moeten maken voor het beest, dat de wond van het zwaard {M} had en (weer) levend geworden is.

(Het zwaard moet dus onderscheiden worden van de roede — soms ook Gods Woord, maar nu om de ongelovigen mee te tuchtigen: Jesaja 11:4, Hosea 6:5, Openbaring 12:5, Openbaring 19:15. Vergelijk ook Spreuken 10:13, Spreuken 14:3)